Читать книгу Opstandeling, Pion, Koning - Морган Райс, Morgan Rice - Страница 12

HOOFDSTUK DRIE

Оглавление

Ceres vocht zich wanhopig een weg naar haar bewustzijn. Ze duwde de sluiers van duisternis die haar omsingelden weg, als een vrouw die verdronk in het water. Zelfs nu nog kon ze het geschreeuw van de stervenden horen. De hinderlaag. De strijd. Ze moest zichzelf dwingen om te ontwaken, of alles was verloren…

Haar ogen vlogen open en ze schoot overeind, klaar om verder te vechten. Dat probeerde ze in elk geval. Er zat iets om haar polsen en enkels dat haar tegenhield. Eindelijk verliet de slaap haar, en zag Ceres waar ze was.

Ze werd omgeven door stenen muren, die een ruimte vormden die nauwelijks groot genoeg voor haar was om te gaan liggen. Er was geen bed, alleen een harde stenen vloer. Licht scheen naar binnen door een klein raampje met tralies. Ceres voelde het restrictieve gewicht van staal rond haar polsen en enkels, en ze zag de zware beugel waar kettingen haar met de muur verbonden. De dikke deur, voorzien van ijzeren banden, verklaarde haar een gevangene. De ketting verdween door een sleuf in de deur en suggereerde dat ze vanaf buiten terug naar achteren getrokken kon worden, recht tot aan de beugel, om haar tegen de muur te pinnen.

Ceres werd overspoeld door woede. Ze trok aan de beugel en probeerde hem uit de muur te trekken met haar kracht. Er gebeurde niets.

Het was alsof haar hoofd vol zat met mist en ze erdoor heen probeerde te kijken naar het landschap dat erachter lag. Hier en daar leek het licht van herinnering door de mist heen te breken, maar het was gefragmenteerd.

Ze herinnerde zich dat de poorten van de stad open waren gegaan, dat de “rebellen” hen binnen hadden gelaten. Ze waren naar binnen gereden en hadden alles gegeven in wat ze dachten dat de slag om de stad zou zijn.

Ceres zakte terug in elkaar. Ze had pijn, en sommige wonden waren dieper dan haar fysieke.

“Iemand heeft ons verraden,” zei Ceres zachtjes.

Ze hadden op het randje van de overwinning gestaan, en iemand had hen verraden. Vanwege geld, of angst, of de behoefte aan macht, had iemand alles waar ze voor hadden gewerkt weggegeven en hen de val in laten rijden.

Toen herinnerde Ceres het zich. Ze herinnerde zich de aanblik van het neefje van Heer West, met een pijl door zijn keel. Ze herinnerde zich de blik van hulpeloosheid en ongeloof in zijn ogen, vlak voor hij uit het zadel was gevallen.

Ze herinnerde zich pijlen die de zon hadden verduisterd, en barricades, en vuur.

De mannen van Heer West hadden getracht om terug te vuren naar de boogschutters. Tijdens de rit naar Delos had Ceres hun vaardigheden als boogschutters te paard aanschouwd; ze waren in staat met kleine bogen en vuurpijlen te jagen, zelfs in volle galop als het nodig was. Toen ze hun eerste pijlen hadden afgevuurd, had Ceres zelfs durven hopen. Het had geleken alsof deze mannen alles aankonden.

Maar dat was niet het geval geweest. Lucious’ boogschutters hadden zich op de daken verborgen, en zij waren te sterk in het nadeel geweest. Ergens in de chaos waren de pijlen aangevuld door vuurketels, en Ceres had de afschuw gevoeld toen ze mannen levend had zien verbranden. Alleen Lucious zou vuur als wapen in zijn eigen stad gebruiken. Het kon hem niet schelen als de vlammen naar de omliggende huizen oversloegen. Ceres had steigerende paarden gezien, mannen die door hun dieren werden afgeworpen.

Ceres had hen moeten redden. Ze had naar de kracht die in haar zat gereikt en niets gevonden dan leegte, een troosteloos gat waar eigenlijk kracht had moeten zitten.

Ze had ernaar gezocht toen haar paard begon te bokken en ze viel…

Ceres dwong haar geest weer naar het heden, want er waren plekken in haar geheugen waar ze niet wilde blijven hangen. Het heden was echter niet veel beter, want buiten hoorde Ceres het geschreeuw van een man die duidelijk stervende was.

Ceres baande zich een weg naar het raam, vechtend tegen haar kettingen. Zelfs dat kostte haar de grootste inspanning. Het voelde alsof iets haar vanbinnen had verbrand en het laatste beetje kracht had weggevaagd. Het voelde alsof ze nauwelijks op haar benen kon blijven staan, laat staan vechten tegen de kettingen die haar tegenhielden.

Toch slaagde ze erin om bij het raam te komen. Ze klemde haar handen rond de tralies alsof ze ze eruit wilde trekken. In werkelijkheid waren de tralies de enige dingen die haar overeind hielden. Ze keek neer op de binnenplaats die aan haar nieuwe cel grensde.

Ceres zag de mannen van Heer West staan, opgesteld tussen de soldaten. Ze droegen de restanten van hun wapenrusting, hoewel die bij velen was gebroken of gescheurd, en ze waren van hun wapens ontdaan. Hun handen waren vastgebonden, en veel mannen zaten op hun knieën. Er was iets verdrietigs aan het hele scenario. Niets anders had hun nederlaag zo duidelijk kunnen weergeven.

Ceres herkende ook andere mensen, rebellen, en hun gezichten maakten nog meer diepgewortelde gevoelens bij haar los. De mannen van Heer West waren uit vrije wil met haar meegegaan. Ze hadden hun levens voor haar geriskeerd, en Ceres voelde zich daar verantwoordelijk voor. Maar de mannen en vrouwen daarbeneden waren degenen die ze kende.

Ze zag Anka. Anka stond in het midden, haar armen achter zich aan een paal vastgebonden, zo hoog dat ze onmogelijk kon zitten of knielen om te rusten. Een touw rond haar keel dreigde haar te verstikken elke keer dat ze het waagde om te ontspannen. Ceres kon het bloed op haar gezicht zien dat daar nonchalant was achtergelaten, alsof ze totaal niet belangrijk was.

De aanblik van dit alles maakte Ceres misselijk. Dit waren haar vrienden, en er zaten er een aantal bij die Ceres al jaren kende. Sommige van hen waren gewond. Ceres werd overspoeld door een golf van woede. Niemand probeerde hen te helpen. Ze knielden of stonden, net als de soldaten.

En dan nog de dingen waar ze bij stonden. Ceres wist van de meeste dingen niet waar ze voor waren, maar gebaseerd op de rest kon ze daar wel naar raden. Er waren puntige palen en blokken voor onthoofdingen, galgen en vuurpotten met hete ijzers. En meer. Zo veel meer dat Ceres nauwelijks kon bevatten dat iemand kon bedenken om dit allemaal te gebruiken.

Toen ze Lucious zag wist ze het. Dit was allemaal zijn schuld, en op een bepaalde manier ook de hare. Had ze hem maar sneller benaderd toen hij haar had uitgedaagd. Had ze hem maar gedood voor hij dit kon doen.

Lucious stond naast de schreeuwende soldaat en draaide een zwaard door hem heen die een verse golf van doodsangst bij hem losmaakte. Ceres zag een kleine groep folteraars en beulen met zwarte kappen om hen heen staan. Ze keken toe alsof ze aantekeningen maakten, of misschien gewoon waardering hadden voor iemand met een ziek talent voor hun vak. Ceres wilde dat ze haar hand kon strekken en hen allemaal kon doden.

Lucious keek op, en Ceres voelde het moment waarop zijn ogen de hare ontmoetten. Het had een vreemde overeenkomst met hetgeen waar barden over zongen, over de ogen van twee geliefden die elkaar vanaf de andere kant van een kamer ontmoetten. Alleen hier was niets dan haat. Op dat moment zou Ceres Lucious op elke manier kunnen doden. Ze kon zien wat hij met haar van plan was.

Ze zag langzaam een glimlach op zijn gezicht verschijnen. Hij gaf het zwaard een laatste draai, zijn ogen nog altijd op Ceres gevestigd. Daarna rechtte hij zijn rug en veegde hij zijn bebloede handen afwezig af aan een doek. Hij stond daar als een acteur die op het punt stond een speech te geven aan een wachtend publiek. Voor Ceres zag hij eruit alsof hij niets meer was dan een slager.

“Alle mannen en vrouwen hier zijn verraders van het Rijk,” verklaarde Lucious. “Maar ik denk dat we allemaal weten dat het niet jullie schuld is. Jullie zijn misleid. Omgekocht door anderen. Gecorrumpeerd door één persoon in het bijzonder.”

Ceres zag dat hij weer een blik in haar richting wierp.

“Dus ik zal genade bieden aan de gewone mensen onder jullie. Kruip voor me. Smeek me om jullie tot slaven te maken, en jullie blijven leven. Het Rijk heeft altijd behoefte aan meer werkpaarden.”

Niemand bewoog. Ceres wist niet of ze trots moest zijn, of naar hen moest schreeuwen dat ze zijn aanbod moesten accepteren. Ze moesten wel weten wat hen te wachten stond.

“Niet?” zei Lucious, en er zat een hint van verbazing in zijn toon. Misschien, dacht Ceres, had hij oprecht verwacht dat iedereen daar bereid was om zichzelf aan de slavernij over te geven om te overleven. Misschien begreep hij echt niet waar het verzet om draaide, of dat er dingen bestonden die erger waren dan de dood. “Niemand?”

Toen zag Ceres de schijn van een kalme beheersing als een masker van hem afvallen, en kwam zijn ware aard naar boven.

“Dit is wat er gebeurt als jullie dwazen luisteren naar tuig dat jullie wil misleiden!” zei Lucious. “Jullie vergeten wat je plek is! Jullie vergeten dat er consequenties zijn voor wat jullie doen! Wel, ik zal jullie aan die consequenties herinneren. Jullie gaan sterven, één voor één, en dat gaat gebeuren op manieren waar mensen nog lang over zullen fluisteren elke keer dat ze overwegen om hun meerderen te verraden. En om te zorgen dat niemand het vergeet, laat ik jullie families hierheen komen om toe te kijken. Ik brand ze uit hun armzalige krotten, en ik zal zorgen dat ze opletten terwijl jullie het uitschreeuwen!”

Hij zou het nog doen ook; daar twijfelde Ceres niet aan. Ze zag hem naar één van de soldaten wijzen, en toen naar één van de instrumenten.

“Begin met deze. Eigenlijk maakt het niet uit. Het scheelt me niks. Zorg ervoor dat ze allemaal lijden voordat ze sterven.” Hij wees naar Ceres’ cel. “En zorg dat zij als laatste is. Laat haar zien hoe ze sterven. Ik wil dat ze gek wordt. Ik wil dat ze begrijpt hoe machteloos ze echt is, ongeacht hoeveel bloed van de Ouden ze zegt te hebben.”

Ceres duwde zichzelf weg van de tralies, maar blijkbaar stonden er mannen aan de andere kant van de deur te wachten. De kettingen rond haar polsen en enkels werden strakgetrokken en sleurden haar terug naar de muur. Ze kon niet meer dan vijf centimeter in elke richting bewegen. Ze kon ook niet wegkijken van het raam, waardoor ze één van de beulen de scherpte van een bijl zag controleren.

“Nee,” zei ze terwijl ze zichzelf probeerde te vullen met een zelfverzekerdheid die ze niet voelde. “Nee, dit laat ik niet gebeuren. Ik zal een manier vinden om het tegen te houden.”

Ze reikte niet alleen in zichzelf om haar kracht te vinden. Ze dook in de ruimte waar de energie normaal gesproken op haar wachtte. Ceres dwong zichzelf om de geestestoestand te bereiken die ze van de bosmensen had geleerd. Ze joeg op de kracht die ze had vergaard alsof ze achter een of ander wild dier aan zat.

Maar het bleef even ongrijpbaar. Ceres probeerde alles dat ze kon bedenken. Ze probeerde zichzelf te kalmeren. Ze probeerde zich de sensaties te herinneren die ze had gevoeld bij het gebruiken van haar kracht. Ze probeerde het te dwingen met haar wilskracht. Wanhopig probeerde ze zelfs te smeken, alsof haar kracht een afzonderlijk wezen was in plaats van een fragment van haarzelf.

Het werkte niet. Ceres gooide zichzelf in de kettingen die haar in bedwang hielden. Ze voelde hoe ze in haar polsen en enkels beten, maar ze kon nog geen armlengte aan ruimte winnen.

Ceres had het staal makkelijk moeten kunnen breken. Ze had in staat moeten zijn om zichzelf te bevrijden en de anderen te redden. Maar op dat moment lukte het niet, en het ergste was dat ze niet eens wist waarom. Waarom hadden de krachten die ze al zo vaak had gebruikt haar zo plotseling verlaten? Waarom was het zo ver gekomen?

Waarom kon ze haar kracht niet laten doen wat ze wilde? Ceres voelde de tranen in haar ogen prikken terwijl ze wanhopig zocht naar een manier om iets te doen. Om te helpen.

Buiten gingen de executies van start, en Ceres kon niets doen om ze tegen te houden. Bovendien wist ze dat wanneer Lucious klaar was met de anderen, zij zelf aan de beurt was.

Opstandeling, Pion, Koning

Подняться наверх