Читать книгу Rebel, Gevangene, Prinses - Морган Райс, Morgan Rice - Страница 10
HOOFDSTUK EEN
Оглавление“Ceres! Ceres! Ceres!”
Ceres hoorde het geroep van de menigte zo duidelijk als haar eigen tekeergaande hartslag. Ze hief haar zwaard ter erkenning en klemde haar vingers steviger om het lederen heft heen. Het maakte haar niet uit dat ze haar naam waarschijnlijk pas net voor het eerst hadden gehoord. Het was genoeg dat ze wisten wie ze was, en dat het door haar heen pulseerde. Het voelde bijna als een fysieke kracht.
Aan de andere kant van het Stadion beende haar tegenstander, de gigantische krijgsheer, door het zand. Ceres slikte bij zijn aanblik. Hoe hard ze ook haar best deed, ze kon haar angst niet onderdrukken. Dit, wist ze, kon weleens het laatste gevecht van haar leven zijn.
De krijgsheer ijsbeerde als een gekooide leeuw heen en weer. Hij zwaaide zijn zwaard rond op een manier die ontworpen leek om zijn uitpuilende spieren te laten zien. Met zijn borstplaat en helm zag hij eruit alsof hij uit steen was gehouwen. Ceres kon nauwelijks geloven dat hij uit vlees en bloed bestond.
Ceres sloot haar ogen en zette zich schrap.
Je kunt dit, zei ze tegen zichzelf. Je zult misschien niet winnen, maar je moet onverschrokken de confrontatie met hem aan gaan. Als je sterft, moet je eervol sterven.
Een koor van trompetten galmde door Ceres’ oren en rees boven het gejuich van de menigte uit. Het vulde de arena, en ineens zette haar tegenstander de aanval in.
Hij was sneller dan zo’n grote man het recht had om te zijn, en hij was al bij haar voor ze de kans kreeg om te reageren. Ceres kon hem alleen maar ontwijken, en een stofwolk rees op terwijl ze uit zijn weg dook.
De krijgsheer haalde met twee handen uit en Ceres voelde de luchtstroom toen zijn zwaard langs haar heen ging. Hij hakte op haar in als een slager met een hakbijl, en toen ze om haar as draaide en zijn aanval blokkeerde, trilde de impact van metaal op metaal door in haar armen. Ze had nooit geweten dat een krijger zo sterk kon zijn.
Ze cirkelde weg, en haar tegenstander volgde met een sombere onvermijdelijkheid.
Tussen het gejuich en het boegeroep van de menigte hoorde Ceres haar naam. Ze dwong zichzelf om gefocust te blijven; ze hield haar ogen op haar tegenstander gericht en probeerde zich haar training te herinneren, denkend aan alle dingen die er zouden kunnen gebeuren. Ze haalde uit en draaide haar pols om te pareren.
Maar de krijgsheer gromde alleen toen haar zwaard een snee in zijn onderarm maakte.
Hij glimlachte, alsof hij het leuk vond.
“Daar zal je voor boeten,” waarschuwde hij. Zijn accent was zwaar, afkomstig uit één van de verre hoeken van het Rijk.
Hij zat weer boven op haar. Hij dwong haar te pareren en te ontwijken, en ze wist dat ze geen frontale aanval kon riskeren, niet met iemand die zo sterk was.
Ceres voelde de grond onder haar rechtervoet wegglijden. Er was een gevoel van leegte waar er stevige ondersteuning had moeten zijn. Ze wierp een blik naar beneden en zag zand weglopen. Even hing haar voet boven een lege ruimte, en ze haalde blindelings uit met haar zwaard terwijl ze worstelde om in evenwicht te blijven.
Het pareren van de krijgsheer was verachtelijk. Voor een seconde wist Ceres zeker dat ze zou sterven, want ze zou de tegenaanval met geen mogelijkheid kunnen tegenhouden. Ze voelde de vervelende impact van de aanval tegen haar zwaard. De aanval werd slechts vertraagd, en beukte tegen haar wapenrusting. Haar borstplaat drukte met een kneuzende kracht tegen haar vlees, en toen de punt van het zwaard zich door haar sleutelbeen voelde ze een withete pijn.
Ze struikelde naar achteren en zag meer kuilen in de arena ontstaan, als de monden van hongerige beesten. En toen, wanhopig, kreeg ze een idee: misschien kon ze die kuilen in haar voordeel gebruiken.
Ceres rende langs de afgronden van de kuilen, hopend om hem te vertragen.
“Ceres!” riep Paulo.
Ze draaide zich om, en haar wapenhouder wierp een korte speer naar haar toe. Het heft klapte tegen haar zweterige handpalm toen ze het opving. Het hout voelde ruw aan. De speer was korter dan je in een echte strijd zou gebruiken, maar nog altijd lang genoeg om het bladvormige mes over de kuilen te krijgen.
“Ik pak je stukje voor stukje,” beloofde de krijgsheer terwijl hij zich een weg tussen de kuilen door baande.
Met een tegenstander die zo sterk was, dacht Ceres, was haar beste kans proberen om hem moe te krijgen. Hoe lang kon iemand van dat formaat door blijven vechten? Ceres kon haar eigen spieren al voelen branden, en het zweet liep over haar gezicht. Hoe veel erger kon het zijn voor de krijgsheer waar ze tegen vocht?
Ze kon het onmogelijk zeker weten, maar het was haar enige hoop. Dus ze ontweek en stak, en gebruikte de lengte van de speer zo goed ze kon. Ze slaagde erin om door de verdediging van de enorme krijger heen te komen, maar de speer kletterde slechts van zijn wapenrusting af.
De krijgsheer schopte stof naar Ceres’ ogen, maar ze draaide op tijd weg. Ze draaide terug en haalde laag uit met de speer, richting zijn onbeschermde benen. Hij wist die uithaal te ontwijken, maar toen ze de speer terug trok slaagde ze erin om nog een wond op zijn onderarm aan te brengen.
Ceres stak laag en hoog nu, mikkend op de ledematen van haar tegenstander. De grote man pareerde en blokkeerde en probeerde langs de prikkende punt heen te komen, maar Ceres bleef hem bewegen. Ze mikte op zijn gezicht, in de hoop hem op zijn minst af te kunnen leiden.
De krijgsheer ving de speer op. Hij greep hem vast achter de punt en trok hem naar voren terwijl hij opzij stapte. Ceres moest loslaten, want ze wilde niet het risico lopen naar zijn zwaard getrokken te worden. Haar tegenstander brak de speer over zijn knie in tweeën alsof het een takje was.
De menigte brulde.
Het koude zweet brak haar uit. Een seconde lang zag ze het beeld van de grote man, die haar lichaam met hetzelfde gemak doormidden brak. Ze slikte bij de gedachte en pakte haar zwaard weer vast.
Ze greep het heft met beide handen terwijl de krijgsheer weer uithaalde, want dat was de enige manier om wat van de kracht van zijn aanvallen te absorberen. En nog steeds was het ongelofelijk moeilijk. Elke aanval voelde alsof ze een bel was die door een hamer werd geraakt. Elke aanval zond schokgolven door haar armen heen.
Ceres voelde dat ze vermoeid begon te raken. Haar ademhaling werd onregelmatig, en het voelde alsof ze heel veel moeite moest doen om zuurstof binnen te krijgen. Er was nu geen sprake van proberen om aan te vallen, of wat dan ook. Ze kon alleen maar naar achteren lopen en hopen.
En toen gebeurde het. Langzaam voelde Ceres de kracht in zich opwellen. Het ging gepaard met een warmte, als de eerste sintels van een bosbrand. Het bevond zich in haar buik, wachtend op haar, en Ceres liet het toe.
Energie stroomde door haar heen. De wereld vertraagde en bewoog kruipend, en ineens voelde ze dat ze alle tijd in de wereld had om op de volgende aanval te anticiperen.
En ze had ook de kracht. Ze wist hem met gemak te anticiperen, zwaaide haar zwaard rond en hakte in een waas van licht en snelheid op de arm van de krijgsheer in.
“Ceres! Ceres!” brulde de menigte.
Ze zag de woede van de krijgsheer groeien terwijl de menigte bleef roepen. Ze begreep wel waarom. Ze zouden voor hem moeten roepen, zijn overwinning moeten verkondigen, genietend van haar dood.
Hij gaf een brul en stormde naar voren. Ceres wachtte zo lang als ze durfde. Ze dwong zichzelf om stil te blijven staan tot hij bijna bij haar was.
Toen liet ze zich vallen. Ze voelde het suizen van zijn mes boven haar hoofd, toen het ruwe zand tegen haar knieën. Ze wierp zichzelf naar voren en zwaaide haar zwaard rond. Het sloeg tegen de benen van de krijgsheer aan toen hij passeerde.
Hij viel voorover, en zijn zwaard gleed uit zijn hand.
De menigte werd wild.
Ceres stond over hem heen gebogen, starend naar de afschuwelijke puinhoop die haar zwaard van zijn benen had gemaakt. Even vroeg ze zich af of hij in staat zou zijn om zo op te staan, maar hij viel weer. Hij draaide zich op zijn rug en stak een hand in de lucht terwijl hij smeekte om genade. Ceres hield afstand en keek om zich heen, zoekend naar de aristocraten die zouden beslissen of de man zou leven of sterven. Hoe dan ook, besloot ze, ze zou geen hulpeloze krijger doden.
Er werd weer op een trompet geblazen.
Er klonk gebrul toen de ijzeren poorten aan de zijkant van de arena opengingen, en alleen de toon al was genoeg om een rilling over Ceres’ rug te laten lopen. Op dat moment voelde ze zich niets meer dan een prooi, iets om op te jagen, iets dat moest rennen. Ze wierp een blik op de koninklijke ruimte, wetend dat dit een bewuste beslissing moest zijn geweest. Het gevecht was voorbij. Ze had gewonnen. Maar dat was niet goed genoeg. Ze zouden haar doden, besefte ze, hoe dan ook. Ze zouden haar niet levend het Stadion laten uitlopen.
Er slenterde een wezen naar binnen, groter dan een mens, bedekt met een ruigharige vacht. Er staken slagtanden uit zijn beerachtige gezicht, en stekelige punten uit zijn rug. Aan zijn poten zaten klauwen die net zo lang waren als dolken. Ceres wist niet wat het was, maar dat hoefde ook niet; ze wist dat het dodelijk was.
Het beerachtige wezen liet zich op vier poten zakken en stormde naar voren terwijl Ceres haar zwaard stevig vastgreep.
Het beest bereikte de gevallen krijgsheer het eerst, en Ceres zou haar blik hebben afgewend als ze het gedurfd had. De man schreeuwde het uit terwijl het beest hem besprong, maar hij kon met geen mogelijkheid op tijd uit de weg komen. Die gigantische poten kwamen naar beneden, en Ceres hoorde het gekraak van zijn brekende borstplaat. Het beest brulde terwijl het haar voormalige tegenstander aan stukken scheurde.
Toen het opkeek, dropen zijn slagtanden van het bloed. Het beest keek Ceres aan, ontblootte zijn tanden, en viel aan.
Ze kon nog maar nauwelijks op tijd uit de weg stappen, en haalde uit met haar zwaard toen hij passeerde. Het wezen brulde van de pijn.
Maar pure momentum sloeg het zwaard uit haar handen, en het voelde alsof haar arm eraf gerukt zou worden als ze niet losliet. Vol afschuw keek ze toe hoe haar zwaard over het zand gleed en in één van de kuilen verdween.
Het beest vervolgde zijn aanval, en Ceres keek wanhopig naar de plek waar de twee gebroken speerdelen op het zand lagen. Ze dook eropaf en greep één van de delen terwijl ze doorrolde.
Terwijl ze op één knie rees, kwam het wezen alweer op haar af. Ze kon niet rennen, zei ze tegen zichzelf. Dit was haar enige kans.
Het beest beukte tegen haar aan, en zijn gewicht en snelheid tilden Ceres van de grond. Er was geen tijd om na te denken, geen tijd om bang te zijn. Ze haalde uit met de gebroken speer, keer op keer, terwijl de beerachtige poten van het beest dichterbij kwamen.
Zijn kracht was afschuwelijk groot, te groot om te evenaren. Ceres had het gevoel dat haar ribben zouden breken onder de druk. De borstplaat die ze droeg kraakte onder het gewicht van het wezen. Ze voelde zijn klauwen uithalen naar haar rug en benen, en doodsangst gierde door haar heen.
Zijn huid was te dik. Ceres haalde keer op keer uit, maar ze voelde dat de speerpunt nauwelijks door zijn vlees heen kwam. Ondertussen bleef hij naar haar uithalen, zijn klauwen graaiend naar haar blote huid.
Ceres sloot haar ogen. Met alles dat ze had reikte ze naar de kracht die ze in zich had. Ze wist niet of het zou werken.
Ze voelde een bal van kracht in zich opwellen. Toen wierp ze al haar kracht in haar speer, en dreef hem in de plek waar ze hoopte dat het hart van het beest zat.
Het beest krijste het uit terwijl het achteruit deinsde.
De menigte brulde.
Ceres, schrijnend van de pijn van de krassen, krabbelde onder het beest vandaan en ging zwakjes staan. Ze keek op het beest neer terwijl het, met de speer in zijn hart, rolde en jankte. Het maakte een geluid dat veel te klein leek voor iets dat zo groot was.
Toen verstijfde het beest, en stierf het.
“Ceres! Ceres! Ceres!”
Het Stadion vulde zich weer met gejuich. Overal waar Ceres keek riepen mensen haar naam. Aristocraten en gewone burgers leken allemaal mee te doen, en verloren zichzelf in het moment van haar overwinning.
“Ceres! Ceres! Ceres!”
Ze liet het over zich heen komen. Het was onmogelijk om niet bevangen te raken door het gevoel van aanbidding. Haar hele lichaam leek te pulseren op het tempo van het gejuich dat haar omringde, en ze spreidde haar handen om het te verwelkomen. Ze draaide zich langzaam om en bekeek de gezichten van de mensen die een dag geleden nog nooit van haar hadden gehoord, en haar nu behandelden alsof ze de enige persoon in de wereld was die er iets toe deed.
Ceres raakte zo verloren in dat moment dat ze nauwelijks de pijn van haar verwondingen voelde. Haar schouder deed pijn nu, dus ze legde er een hand op. Ze keek naar haar natte hand, haar bloed fel rood in het zonlicht.
Ceres staarde een paar seconden naar het bloed. De menigte riep nog steeds haar naam, maar het gebonk van haar hart in haar oren leek ineens veel luider. Ze keek weer op naar de menigte, en het duurde even voor ze besefte dat ze nu op haar knieën zat. Ze kon zich niet herinneren dat ze zich had laten vallen.
Vanuit haar ooghoek zag Ceres hoe Paulo zich naar haar toe haastte, maar dat leek veel te ver weg, alsof het niets met haar te maken had. Bloed droop van haar vingers op het zand en kleurde het donker. Ze had zich nog nooit zo duizelig gevoeld, zo licht in haar hoofd.
En het laatste dat ze dacht toen ze voorover in het zand van de arena viel, was dat ze zich niet in staat voelde om ooit nog te bewegen.