Читать книгу Rebel, Gevangene, Prinses - Морган Райс, Morgan Rice - Страница 17

HOOFDSTUK ACHT

Оглавление

Er waren delen van Delos waar Berin normaal gesproken niet heen hing. Het waren delen die stonken naar zweet en wanhoop, omdat mensen er deden wat ze moesten doen om te overleven. Hij wuifde aanbiedingen vanuit de schaduwen weg, en wierp de inwoners harde blikken toe om ze op afstand te houden.

Berin wist dat als ze geweten hadden over het goud dat hij bij zich droeg, zijn keel zonder pardon zou worden doorgesneden. De buidel onder zijn tuniek zou verdeeld worden en uitgegeven in de lokale tavernes en gokhuizen. Nog voor de dag voorbij zou zijn, zou alles op zijn. Het waren die plaatsen die hij nu opzocht, want waar zou hij anders soldaten moeten vinden die niet aan het werk waren? Als wapensmid wist Berin hoe vechters in elkaar zaten, en hij kende de plaatsen waar ze heen gingen.

Hij had goud omdat hij een koopman had bezocht. Hij had twee dolken meegebracht die hij had gesmeed als voorbeelden voor potentiele werkgevers. Het waren prachtige exemplaren, waardig voor de riem van een aristocraat, bewerkt met gouddraadwerk en de messen waren gegraveerd met jachtafbeeldingen. Het waren de laatste waardevolle dingen die hij had in de wereld. Hij had met een tiental andere mensen in de rij gestaan voor het bureau van de koopman, en hij had nog niet de helft gekregen van wat ze waard waren.

Maar voor Berin maakte dat niet uit. Het enige dat ertoe deed was zijn kinderen vinden, en daar had hij goud voor nodig. Goud dat hij kon gebruiken om bier te kopen voor de juiste mensen, goud dat hij in de juiste handen kon drukken.

Hij ging de tavernes van Delos af, en het was een traag proces. Hij kon niet zomaar de vragen stellen die hij wilde stellen. Hij moest voorzichtig zijn. Het hielp dat hij een paar vrienden in de stad had, en nog een paar in het leger van het Rijk. Zijn wapens hadden, over de jaren heen, meer dan een paar mannen het leven gered.

Hij vond de man die hij zocht halfdronken, midden op de dag. Hij zat in een taverne en stonk zo erg dat er niemand bij hem in de buurt stond. Berin vermoedde dat het legeruniform van het Rijk het enige was dat ervoor zorgde dat hij niet op straat werd gegooid. Wel, dat en het feit dat Jacare zo dik was dat het de helft van alle klanten in de taverne zou vergen om hem op te tillen.

Berin zag de ogen van de man oplichten toen hij naderde. “Berin? Mijn oude vriend! Kom en doe een drankje met me! Hoewel ik bang bent dat jij moet betalen. Ik ben momenteel een beetje…”

“Dik? Dronken?” raadde Berin. Hij wist dat de man het niet erg zou vinden. De soldaat leek zijn best te doen om het slechtste voorbeeld van het Imperiale leger te zijn. Op een perverse manier leek hij er zelfs trots op.

“…financieel vernederd,” maakte Jacare zijn zin af.

“Daar kan ik je wellicht bij helpen,” zei Berin. Hij bestelde drankjes, maar hij raakte het zijne niet aan. Hij moest een helder hoofd hebben als hij Ceres en Sartes wilde vinden. Dus hij wachtte tot Jacare zijn drankje achteroversloeg met het geluid dat Berin deed denken aan een ezel bij een watertrog.

“Dus, wat brengt een man als jou in mijn nederige gezelschap?” vroeg Jacare na een tijdje.

“Ik ben op zoek naar nieuws,” zei Berin. “Het soort nieuws dat een man in jouw positie wellicht vernomen heeft.”

“Ah, wel, nieuws. Nieuws is een dorstige zaak. En mogelijk een dure.”

“Ik ben op zoek naar mijn zoon en dochter,” legde Berin uit. Bij iemand anders had dat misschien wat sympathie opgewekt, maar hij wist dat het bij deze man niet veel effect zou hebben.

“Je zoon? Nesos, toch?”

Berin leunde over de tafel en sloot zijn hand over Jacare’s pols terwijl de man nog een slok nam. Hij had niet veel van de kracht over die hij had opgebouwd met het smeden van wapens, maar er zat nog altijd genoeg in hem om de andere man ineen te laten krimpen. Goed, dacht Berin.

“Sartes,” zei Berin. “Mijn oudste zoon is dood. Sartes is door het leger meegenomen. Ik weet dat jij dingen hoort. Ik wil weten waar hij is, en ik wil weten waar mijn dochter Ceres is.”

Jacare leunde achterover, en Berin stond het toe. Hij wist niet zeker of hij de man nog langer op zijn plek had kunnen houden.

“Dat is het soort nieuws dat ik gehoord kan hebben,” gaf de soldaat toe, “maar dit soort dingen zijn lastig. Ik heb kosten.”

Berin haalde het kleine zakje goud tevoorschijn. Hij liet het op de tafel glijden, net ver genoeg uit het bereik van Jacare.

“Zal dit je ‘kosten’ dekken?” vroeg Berin terwijl hij een blik op de drinkbeker van de andere man wierp. Hij zag hem het goud tellen, en hij wist dat hij zich afvroeg of hij misschien nog meer kon krijgen.

“Je dochter is een makkelijke,” zei Jacare. “Ze is in het kasteel bij de aristocraten. Ze hadden aangekondigd dat ze met Prins Thanos zou trouwen.”

Berin haalde opgelucht adem bij zijn woorden, hoewel hij niet wist wat hij ervan moest denken. Thanos was één van de weinige aristocraten die nog enig fatsoen had, maar trouwen?

“Je zoon is lastiger. Laat me eens nadenken. Ik hoorde dat een aantal van de recruiters van de het Drieëntwintigste hun rondes in jouw wijk deden, maar ik kan niet garanderen dat zij het waren. Ze hebben in ieder geval een eindje naar het zuiden hun kamp opgeslagen. Ze trachten de dienstplichtige te trainen om tegen de rebellen te vechten.”

Berin voelde gal in zijn mond bij die gedachte. Hij kon wel raden hoe het leger Sartes zou behandelen, en wat die “training” inhield. Hij moest zijn zoon terughalen. Maar Ceres was dichterbij, en hij moest op zijn minst zijn dochter zien voor hij achter Sartes aan ging. Hij ging staan.

“Drink je je bier niet op?” vroeg Jacare.

Berin gaf geen antwoord. Hij ging naar het kasteel.

***

Het was makkelijker voor Berin om het kasteel in te komen dan voor wie dan ook. Het was al een tijdje geleden dat hij hier was geweest, maar hij was nog steeds degene die hierheen moest om de vereisten voor de wapens van de krijgsheren te bespreken, of om speciale exemplaren voor de aristocraten te brengen. Het was simpel genoeg om te doen alsof hij weer aan het werk was. Hij liep recht langs de wachters bij de buitenste poorten, naar het trainingsveld waar de vechters zich voorbereidden.

De volgende stap was zijn dochter vinden. Er stond een geblokkeerde deur tussen de gewelfde ruimte waar de krijgers trainden en de rest van het kasteel. Berin moest wachten tot die van de anderen kant werd geopend, en liep langs de bediende terwijl hij deed alsof hij belangrijke zaken had in het gebouw.

Dat had hij ook, alleen niet het soort zaken waar de meeste mensen daar begrip voor zouden hebben.

“He, jij! Waar denk jij dat je heen gaat?”

Berin verstijfde door de harde toon van de woorden. Al voor hij zich omdraaide wist hij dat er een wachter zou staan, en hij had geen excuus dat hij zou accepteren. Zijn beste hoop was nu dat hij uit het kasteel gegooid zou worden voor hij bij zijn dochter in de buurt kon komen. In het ergste geval zou hij in de kerkers gegooid worden, of misschien geëxecuteerd op een plek waar niemand er ooit achter zou komen.

Hij draaide zich om en zag twee wachters die duidelijk al een tijdje soldaten van het Rijk waren. Ze hadden inmiddels net zoveel grijs in hun haar als Berin, met de verweerde blik van mannen die al veel te lang te veel tijd hadden doorgebracht met vechten in de zoon. Eén van hen was een goede kop groter dan Berin, maar stond iets voorovergebogen over de speer waar hij op leunde. De ander had een baard die hij had geolied en gewaxt tot hij er bijna net zo scherp uitzag als het wapen dat hij vasthad. Berin werd overspoeld door opluchting toen hij hen zag, want hij herkende hen allebei.

“Varo, Caxus?” zei Berin. “Ik ben het, Berin.”

Even hing er een spanning in de lucht, en Berin hoopte dat de twee zich hem herinnerden. Toen begonnen de wachters te lachen.

“Inderdaad zeg,” zei Varo, die zijn rug even rechtte. “We hebben je niet meer gezien sinds… hoe lang is het geleden, Caxus?”

De ander streek nadenkend door zijn baard. “Het is maanden geleden dat hij hier voor het laatst was. We hebben niet echt meer gepraat sinds hij afgelopen zomer die polsbeschermers voor me afleverde.”

“Ik ben weggeweest,” legde Berin uit. Hij zei niet waar hij heen was geweest. Mensen betaalden hun wapensmid niet veel, maar hij betwijfelde dat ze het zouden waarderen als hij elders naar werk zocht. Soldaten vonden het idee dat hun vijanden goede wapens kregen maar niets. “Het zijn harde tijden.”

“Het zijn overal harde tijden,” stemde Caxus in. Berin zag een lichte frons in zijn voorhoofd verschijnen. “Dat verklaart echter niet wat je in het kasteel doet.”

“Je mag hier niet zijn, wapensmid, en dat weet je,” zei Varo.

“Waar gaat het om?” vroeg Caxus. “Een spoedreparatie van het favoriete zwaard van een heer van adel? Ik denk dat we het wel gehoord zouden hebben als Lucious een mes kapot zou hebben. Hij zou zijn bediendes rauw lusten.”

Berin wist dat hij met een dergelijke leugen niet zou wegkomen. In plaats daarvan besloot hij het enige te proberen dat zou kunnen werken: eerlijkheid. “Ik ben hier om mijn dochter te zien.”

Hij hoorde Varo lucht naar binnen zuigen tussen zijn tanden. “Ah, dat is een lastige.”

Caxus knikte. “Ik heb haar gisteren in het Stadion zien vechten. Harde kleine meid. Ze heeft een stekelbeer en een krijgsheer gedood. Moeilijk gevecht wel.”

Berins hart kromp samen toen hij dat hoorde. Lieten ze Ceres op het zand vechten? Hoewel hij wist dat het haar droom was geweest om daar te vechten, voelde dit niet als de vervulling van die droom. Nee, dit was anders.

“Ik moet haar zien,” drong Berin aan.

Varo hield zijn hoofd schuin. “Zoals ik al zei, dat is lastig. Niemand mag nu naar binnen om haar te zien. Bevel van de Koningin.”

“Maar ik ben haar vader,” zei Berin.

Caxus spreidde zijn handen. “We kunnen er niet veel aan doen.”

Berin dacht snel na. “Niet veel dat je kunt doen? Was dat wat ik tegen jou zei toen je speer een nieuw heft nodig had voor je kapitein zag dat je hem had gebroken?”

“We hadden afgesproken dat we het daar niet meer over zouden hebben,” zei de wachter met een bezorgde blik in zijn ogen.

“En jij dan, Varo?” vervolgende Berin. Hij wilde zijn punt maken voor ze besloten hem eruit te zetten. “Zei ik dat het ‘lastig’ was toen je een zwaard wilde dat daadwerkelijk in je hand paste, in plaats van het standaard formaat van het leger?”

“Nou…”

Berin hield niet op. Het belangrijkste was dat hij langs hun bezwaren moest zien te komen. Nee, het belangrijkste was dat hij zijn dochter zag.

“Hoe vaak heeft mijn werk jullie levens wel niet gered?” wilde hij weten. “Varo, jij vertelde me dat verhaal van die bandieten leider waar jouw eenheid achter aan ging. Wiens zwaard gebruikte je om hem te doden?”

“Het jouwe,” gaf Varo toe.

“En Caxus, toen je al dat gouddraadwerk op je scheenplaten wilde om indruk te maken op het meisje waar je later mee trouwde, naar wie kwam je toen?”

“Jou,” zei Caxus. Berin kon hem zien nadenken.

“En dan hebben we het nog niet eens gehad over de dagen dat ik met jullie meeging op campagne,” zei Berin. “Wat dacht je van—”

Caxus stak zijn hand op. “Oké, oké. Je hebt je punt gemaakt. Je dochters kamer is boven. We laten je de weg zien. Maar als iemand iets vraagt, dan escorteren we je alleen het gebouw uit.”

Berin betwijfelde dat iemand vragen zou stellen, maar dat deed er op dat moment niet toe. Er was maar één ding belangrijk. Hij ging zijn dochter zien. Hij volgde de twee door de kasteelgangen, tot ze uiteindelijk bij een gebarricadeerde deur kwamen die vanaf de buitenkant op slot zat. De sleutel zat erin, en hij draaide hem om.

Rebel, Gevangene, Prinses

Подняться наверх