Читать книгу Een Juweel Voor Vorsten - Морган Райс, Morgan Rice - Страница 10
HOOFDSTUK VIER
ОглавлениеWeduwe Koningin Mary van het Huis van Flamberg zat in haar ontvangstruimte en worstelde om haar woede in bedwang te houden. Woede om de vernedering van de afgelopen vierentwintig uur, woede om de manier waarop haar lichaam haar verraadde en haar bloed liet ophoesten in haar kanten handdoek. En bovenal woede om haar zoons, die niet deden wat hen gevraagd werd.
“Prins Rupert, uwe majesteit,” kondigde een bediende aan. Haar oudste zoon walste de ruimte binnen en zag eruit alsof hij lof verwachtte voor wat hij had gedaan.
“Wilt u me feliciteren met mijn overwinning, moeder?” zei Rupert.
De Weduwe sprak op een ijzige toon. Dat was het enige dat haar ervan weerhield om tegen hem te schreeuwen. “Het is gebruikelijk om te buigen.”
Dat was in elk geval genoeg om Rupert op te doen kijken. Hij staarde haar aan met een mengeling van schrik en angst, waarna hij kort naar haar boog. Mooi. Hij moest weten dat zij nog altijd degene was die hier regeerde. Dat leek hij de laatste dagen vergeten te zijn.
“Dus je wilt dat ik je feliciteer, begrijp ik dat goed?” vroeg de Weduwe.
“Ik heb gewonnen!” zei Rupert. “Ik heb de invasie teruggedrongen. Ik heb het koninkrijk gered.”
Hij deed het klinken alsof hij een ridder was die net was teruggekeerd van een belangrijke queeste. Nou, die dagen waren allang vervlogen.
“Door je eigen roekeloze plan te volgen in plaats van wat we hadden afgesproken,” zei de Weduwe.
“Het heeft gewerkt!”
De Weduwe deed haar best om zichzelf te beheersen, in elk geval voor nu. Al werd dat met de seconde lastiger.
“En jij denkt dat de strategie die ik koos niet gewerkt zou hebben?” wilde ze weten. “Jij denkt dat ze niet door onze verdediging waren gebroken? Jij denkt dat ik trots moet zijn op de slachtpartij dat je veroorzaakt hebt?”
“Een slachtpartij van vijanden, en van degenen die weigerden te vechten,” antwoordde Rupert. “Denkt u dat ik de verhalen niet heb gehoord over wat ú heeft gedaan, moeder? Over de moorden op de aristocraten die de Danses steunden? Over uw overeenkomst met de kerk van de Gemaskerde Godin, die daardoor alles mogen doden dat zij als kwaadaardig beschouwen?”
Ze zou haar zoon die dingen niet met elkaar laten vergelijken. Ze wilde niets horen over de noodzakelijke acties in het verleden, zeker niet van een jongen die tot kort geleden nog een baby in haar armen was.
“Dat waren andere tijden,” zei ze. “We hadden geen andere keus.”
“We hadden nu ook geen andere keus,” snauwde Rupert.
“We hadden een keus waarbij onze mensen niet afgeslacht hoefden te worden,” antwoordde de Weduwe kil. “Een keuze waarbij de meest waardevolle akkers van het koninkrijk behouden bleven. Je hebt het Nieuwe Leger verdreven, maar mijn plan had hen kunnen verwoesten.”
“Sebastians plan was dwaas. Dat zou u gezien hebben als u niet zo blind was voor zijn gebreken.”
Dat was de tweede reden waarom de Weduwe zo kwaad was. De voornaamste reden, de reden die ze nog niet ter sprake had gebracht omdat ze wist dat ze zou exploderen als ze erover begon.
“Waar is je broer, Rupert?” vroeg ze.
Hij probeerde de vermoorde onschuld te spelen. Inmiddels zou hij wel moeten weten dat dit niet werkte bij haar.
“Hoe moet ik dat nu weten, moeder?”
“Rupert, de laatste keer dat Sebastian is gezien was hij bij de haven en probeerde hij een schip naar Ishjemme te vinden. Jij bent persoonlijk naar hem toegegaan om hem tegen te houden. Dacht je soms dat ik geen spionnen had?”
Ze keek toe terwijl hij probeerde te bedenken wat hij nu moest zeggen. Dit deed hij al sinds hij klein was. Hij probeerde zijn woorden zo te formuleren dat hij de boel kon manipuleren en zijn zin kon krijgen.
“Sebastian is veilig,” ze Rupert.
“Je bedoelt dat je hem gevangenhoudt. Je eigen broer. Je hebt geen recht om dat te doen, Rupert.” De kracht achter die woorden werd gereduceerd door een hoestbui. Ze negeerde het verse bloed op haar zakdoek.
“Ik dacht dat u blij zou zijn, moeder,” zei hij. “Hij probeerde immers het koninkrijk te ontvluchten vanwege het huwelijk dat ú geregeld had.”
Dat was waar, maar dat veranderde niets. “Als ik Sebastian had willen tegenhouden, zou ik daar zelf het bevel voor hebben gegeven,” zei ze. “Je laat hem onmiddellijk vrij.”
“Zoals u wilt, moeder,” zei Rupert. Weer kreeg de Weduwe het gevoel dat hij allesbehalve oprecht was.
“Rupert, laat me hier heel duidelijk over zijn. Jouw acties hebben ons allemaal in groot gevaar gebracht. Denk je dat je zomaar het leger kunt commanderen? Dat je de erfgenaam van de troon zomaar gevangen kunt zetten? Wat denk je dat de Assemblee van Aristocraten daarvan zal vinden?”
“Laat ze branden in de hel!” flapte Rupert eruit. “Ik heb genoeg van ze.”
“Je kunt het je niet veroorloven om hen te vervloeken,” zei de Weduwe. “Dat hebben de burgeroorlogen ons wel geleerd. We moeten samenwerken. En het feit dat je praat alsof je een fractie van hen bezit baart me zorgen, Rupert. Je moet je plaats kennen.”
Ze kon zien dat hij zijn woede niet langer kon verbergen.
“Ik ben uw opvolger,” zei hij.
“Sebastian is mijn opvolger,” kaatste de weduwe terug. “Wat betreft jouw plaats… de Berglanden hebben een gouverneur nodig om de plunderingen in het zuiden tegen te gaan. Misschien leer je wat nederigheid is als je tussen de herders en boeren moet leven. Of misschien ook niet. Maar dan ben je in elk geval ver genoeg bij me vandaan. Als je geluk hebt vergeet ik dan hoe boos ik op je ben.”
“U kunt niet—”
“Dat kan ik wel,” snauwde de Weduwe naar hem. “En dat je het weet, je gaat niet naar de Berglanden en je wordt ook geen gouverneur. Je gaat naar de Nabije Koloniën, waar je als assistent van mijn afgevaardigde zult werken. Hij zal regelmatig rapport over jou uitbrengen, en je keert niet terug totdat ik bepaal dat je er klaar voor bent.”
“Moeder…” begon Rupert.
De Weduwe nagelde hem met één enkele blik aan de grond. Daar was ze nog steeds toe in staat, zelfs nu haar lichaam haar in de steek liet.
“Nog één woord en je wordt een marktverkoper in de Verre Koloniën,” snauwde ze. “Eruit. Ik verwacht Sebastian hier voor het einde van de dag. Hij is mijn opvolger, Rupert. Vergeet dat niet.”
“Geloof me, moeder,” ze Rupert terwijl hij vertrok. “Dat ben ik niet vergeten.”
De Weduwe wachtte tot hij weg was en knipte met haar vingers naar de dichtstbijzijnde bediende.
“Er is nog een ergernis die aangepakt moet worden. Breng vrouwe d’Angelica hier.”
***
Angelica droeg nog steeds haar trouwjurk toen de wachter haar kwam halen en haar vertelde dat de koningin haar wilde spreken. Hij gaf haar geen tijd om zich om te kleden, maar escorteerde haar meteen naar de ontvangstruimte.
Angelica vond dat de oude vrouw er slecht uitzag. Misschien zou ze spoedig sterven. Alleen al de gedachte daaraan deed Angelica hopen dat Sebastian snel gevonden werd, zodat hun huwelijk alsnog voltrokken kon worden. Er stond te veel op het spel, ondanks het verraad dat ze voelde voor het feit dat hij haar in de steek had gelaten.
Ze boog en liet zich op haar knieën vallen bij het voelen van het gewicht van de blik van de Weduwe. De oude vrouw stond wankel op, alleen om het verschil in hun rang aan te geven.
“Leg mij eens uit,” zei de Weduwe, “waarom ik je nu niet feliciteer met het huwelijk met mijn zoon.”
Angelica waagde het om naar haar op te kijken. “Sebastian ging ervandoor. Hoe moest ik nu weten dat hij ervandoor zou gaan?”
“Omdat je niet dom hoort te zijn,” repliceerde de Weduwe.
Angelica voelde een steek van woede bij haar woorden. Dat oude wijf speelde graag spelletjes met haar, om te zien hoe ver ze kon gaan. Maar spoedig zou Angelica zich in een positie bevinden waarin ze haar goedkeuring niet meer nodig had.
“Ik heb alles gedaan dat ik moest doen,” zei Angelica. “Ik heb Sebastian verleid.”
“Niet goed genoeg!” schreeuwde de Weduwe. Ze deed een stap naar voren om Angelica een klap in haar gezicht te geven.
Angelica kwam half overeind en voelde hoe ze door sterke handen werd tegengehouden. De wachter was achter haar blijven staan, als een herinnering aan hoe machteloos ze hier was. Voor het eerst was Angelica bang.
“Als je mijn zoon écht had weten te verleiden, zou hij niet geprobeerd hebben om hier weg te komen en naar Ishjemme te gaan,” zei de Weduwe nu op kalmere toon. “Wat is er in Ishjemme, Angelica?”
Angelica slikte en antwoordde uit reflex. “Sophia.”
Dat maakte de oude vrouw alleen nog maar kwader.
“Dus mijn zoon deed precies dat wat jij moest voorkomen,” zei de Weduwe. “Ik heb je gezegd dat het hele nut van jouw voortbestaan was om te voorkomen dat hij met dat meisje zou trouwen.”
“U heeft me níét verteld dat zij de oudste dochter van de Danses is,” zei Angelica, “of dat men zegt dat zij de rechtmatige machthebber van dit koninkrijk is.”
Deze keer zette Angelica zich schrap voor de klap. Ze zou sterk zijn. Ze zou een uitweg vinden. Ze zou een manier bedenken om die oude vrouw op haar knieën te brengen.
“Ík ben de rechtmatige machthebber van dit koninkrijk,” zei de Weduwe. “En mijn zoon na mij. Maar als hij met haar trouwt, dan komt hun soort door de achterdeur weer binnen. En dan verandert het koninkrijk weer in wat het ooit was. Een plek geregeerd door magie.”
Daarover kon Angelica het met haar eens zijn. Ze moest niets hebben van degenen die gedachten konden lezen. Als de Weduwe in haar gedachten had kunnen kijken, zou ze haar ongetwijfeld hebben neergestoken, puur uit zelfbehoud.
“Ik ben geïntrigeerd. Hoe weet je dit allemaal?” vroeg de Weduwe.
“Ik heb een spion in Ishjemme,” zei Angelica, vastberaden om te laten zien hoe nuttig ze kon zijn. Als ze de Weduwe daarvan kon overtuigen, kon dit nog alsnog in haar voordeel uitpakken. “Een aristocraat. Ik heb al een tijdje contact met hem.”
“Dus je zweert samen met een buitenlandse macht?” vroeg de Weduwe. “Met een familie die mij haat?”
“Dat niet,” zei Angelica. “Ik zoek informatie. En… ik heb het probleem met Sophia wellicht al opgelost.”
De Weduwe gaf geen antwoord, maar creëerde een stilte. Angelica voelde een drang om die stilte te vullen voordat het te laat was.
“Endi heeft een huurling gestuurd om haar te vermoorden,” zei Angelica. “En ik heb er zelf eentje ingehuurd, voor het geval hij mocht falen. Zelfs als hij Ishjemme weet te bereiken, dan zal Sebastian Sophia niet vinden.”
“Hij zal niet in Ishjemme komen,” zei de Weduwe. “Rupert heeft hem gevangengenomen.”
“Gevangengenomen?” zei Angelica. “U moet—”
“Vertel me niet wat ik moet doen!”
De Weduwe keek op haar neer en dit keer voelde Angelica ware angst.
“Je bent al vanaf het begin een slang,” zei de Weduwe. “Je hebt geprobeerd mijn zoon te misleiden. Je wilde naar boven klimmen ten koste van mijn gezin. Je bent een vrouw die huurlingen en spionnen inhuurt en degenen die in je weg staan laat vermoorden. Toen ik dacht dat je mijn zoon zou afleiden van zijn gestoorde genegenheid voor dat meisje, kon ik dat nog verkroppen. Maar nu niet meer.”
“Het is niet erger dan wat u heeft gedaan,” hield Angelica vol. Zodra ze het had uitgesproken, wist ze dat ze dat niet had moeten doen.
De Weduwe knikte en de wachter sleurden Angelica hardhandig overeind.
“Alles wat ik heb gedaan was noodzakelijk om mijn gezin te beschermen,” zei de Weduwe. “Elke dood, elk compromis, het was allemaal nodig om te voorkomen dat mijn zoons vermoord zouden worden door iemand die de macht wilde grijpen. Iemand zoals jíj. Jij handelt uitsluitend in eigenbelang en daar zal je voor sterven.”
“Nee,” zei Angelica, alsof dat ene woord het kon voorkomen. “Alstublieft, ik kan het goedmaken.”
“Je hebt je kans gehad,” zei de Weduwe. “Als mijn zoon niet vrijwillig met je wil trouwen, dan zal ik hem niet dwingen om naar bed te gaan met een spin zoals jij.”
“De Assemblee van Aristocraten… mijn familie…”
“Oh, ik kan je waarschijnlijk niet het masker van lood laten dragen voor wat je gedaan hebt,” zei de Weduwe, “maar er zijn meer manieren. Je verloofde heeft je zojuist in de steek gelaten. Je koningin heeft je hard toegesproken. Achteraf gezien had ik moeten weten hoe overstuur je was, hoe kwetsbaar…”
“Nee,” zei Angelica weer.
De Weduwe keek langs haar heen, naar de wachter. “Neem haar mee naar het dak en gooi haar ervan af. Laat het lijken alsof ze is gesprongen, uit verdriet om Sebastian. Zorg dat niemand je ziet.”
Angelica probeerde te smeken en te vechten, maar die sterke handen sleurden haar al naar achteren. Ze deed het enige dat ze nog kon doen en begon te schreeuwen.