Читать книгу Een Juweel Voor Vorsten - Морган Райс, Morgan Rice - Страница 13

HOOFDSTUK ZEVEN

Оглавление

Sebastians ogen begonnen gewend te raken aan de duisternis in zijn cel, aan de vochtigheid, zelfs aan de stank. Hij begon te wennen aan het vage geluid van stromend water in de verte, de geluiden van mensen die kwamen en gingen. Dat was waarschijnlijk een slecht teken. Er waren plekken waar niemand aan gewend zou mogen raken.

Zijn cel was klein, nauwelijks een paar vierkante meter groot. De deur was voorzien van ijzeren tralies en een stevig hangslot. Dit was geen mooie torengevangenis, waar de familie van de gevangene kon betalen voor zijn levensonderhoud tot het tijd was voor zijn executie. Dit was het soort plek waar mensen heen gingen zodat de wereld hen kon vergeten.

“En als ik vergeten ben,” fluisterde Sebastian, “krijgt Rupert de kroon.”

Dat moest de reden zijn. Daar twijfelde Sebastian niet aan. Als zijn broer hem liet verdwijnen, als hij het deed lijken alsof Sebastian er voorgoed vandoor was gegaan, dan zou Rupert automatisch tot troonopvolger benoemd worden. Het feit dat hij Sebastian nog niet had vermoord suggereerde dat dat volstond voor hem; dat hij Sebastian misschien zou vrijlaten zodra hij had wat hij wilde.

“Of het betekent dat hij gewoon zijn tijd wil nemen om me te vermoorden,” zei Sebastian.

Op dat moment hoorde hij geen andere stemmen in de duisternis, hoewel ze van tijd tot tijd vaag hoorbaar waren. Sebastian had het vermoeden dat er nog andere cellen waren hier beneden, misschien andere gevangenen. Waar híér dan ook mocht zijn. Dat was een vraag die het waard was om over na te denken. Als hij ergens onder het paleis zat, dan was er een kans dat Sebastian genoeg aandacht kon trekken om hulp te krijgen. Als hij elders in de stad zat… nou, dan was het afhankelijk van waar precies, maar Sebastian zou wel een manier vinden.

Hij probeerde zich de reis hierheen te herinneren, maar hij kon het onmogelijk met zekerheid zeggen. Hij dacht niet dat hij in het paleis was. Zelfs Rupert was niet arrogant genoeg om Sebastian daar gevangen te houden. Zijn broer, zijn familie, ze hadden genoeg geld om elders in de stad vastgoed te kopen. Een extra huis misschien, bedoeld voor contactpersonen of duistere zaken.

“Waarschijnlijk allebei, Rupert kennende,” zei Sebastian.

“Hou je mond,” klonk een stem. Er verscheen een figuur uit de duisternis: een onopvallende man die werkzaam was als bewaker. De man kwam een paar keer per dag naar beneden om hem brak water en droog brood te brengen. Nu ging hij meteen houten knuppel langs de tralies van Sebastians cel. Het plotselinge kabaal deed hem opschrikken na zo lang in de stilte te hebben gezeten.

“Je weet wie ik ben,” zei Sebastian. “Ik ben de broer van Rupert, de jongste zoon van de Weduwe.” Hij greep de tralies vast. “Ze zal iedereen doden die betrokken is bij het kwaad doen van haar zoons. Dat weet je, je bent niet dom. De enige kans die je nu hebt om te overleven is degene zijn die me laat gaan.”

Sebastian hield er niet van om te dreigen. Dat was iets dat zijn broer deed. Maar het was wel de waarheid. Zijn moeder zou Ashton compleet overhoop halen als ze wist dat hij ontvoerd was. En zodra ze hem vond, zou iedereen die hem kwaad had gedaan daarvoor sterven. Als het op haar gezin aankwam was zijn moeder echt de wrede, genadeloze monarch die mensen dachten dat ze was.

“Dat doet er alleen toe als ze erachter komt,” zei de wachter, die nonchalant met zijn knuppel naar Sebastians handen sloeg. Sebastians gezicht vertrok van de pijn, maar hij slaagde erin om de knuppel vast te pakken. Hij trok de man dichter naar zich toe en zijn handen gingen naar zijn riem.

Dat was geen goede strategie. De man was immers gewapend en Sebastian zat vast in een cel. Hij kon niet langs hem heen of hem ontwijken. De wachter sloeg hem met zijn vrije hand en beukte hem met de knuppel in zijn maag. Sebastian voelde hoe de lucht uit zijn longen werd geperst. Hij viel op zijn knieën.

“Arrogante aristocraten,” snauwde de man. Hij spoog op de vloer naast Sebastian. “Denken dat alles wel goedkomt voor hen, wat ze ook proberen. Nou, dat zal het niet. Je moeder komt je niet halen, je komt hier niet uit, en ik sta klaar zodra je broer besluit om te beginnen met het amputeren van je ledematen.”

Hij sloeg Sebastian nog een keer met de knuppel en verdween toen weer in de duisternis. Sebastian hoorde het geluid van een grendel.

Op dat moment kon de pijn hem niet zoveel schelen, ondanks het feit dat zijn ribben voelden alsof ze in brand stonden. Het kon hem niet schelen wat hij moest doorstaan, of wat Rupert zou doen, of wat er nu aan de hand was. Zelfs nu gingen Sebastians gedachten naar Sophia, naar Ishjemme, naar zijn kind.

Hoe lang was ze nu in verwachting? Lang genoeg dat het zichtbaar zou zijn; lang genoeg dat het niet lang meer zou duren tot hun kind werd geboren. Sebastian kon de gedachte dat hij dat moment zou missen niet verdragen. Hij dacht aan het eerste geschreeuw van hun kind in de koele lucht van het hertogdom, en kon het niet verdragen dat hij dat zou missen. Hij kon het niet verdragen dat hij nu niet bij Sophia was, dat hij niet aan haar zijde stond en dat hij haar niet kon beschermen tegen het kwaad in de wereld. Hij twijfelde er niet aan dat degene die getracht had haar te vermoorden, het weer zou proberen als hij erachter kwam dat ze nog leefde. Sebastian moest er zijn om dat tegen te houden, wat het ook kostte.

“Dat is waarom,” zei hij, terwijl hij de sleutel tevoorschijn haalde die hij van de riem van de wachter had gegrist, “ik moet ontsnappen.”

Sebastian bewoog zich langzaam en voorzichtig, zodat hij niet meer geluid maakte dan nodig was. Hij stak de sleutel in het slot en slaagde erin om die te draaien. Het schrapende geluid van metaal op metaal leek veel te luid. Het gekraak van de celdeur was nog luider, alsof het elk moment de wachters kon laten komen.

Toch ging Sebastian door. Hij sloop zijn cel uit, de gang op. Het was een korte, smalle, donkere gang. Aan het einde van de gang bevond zich geen deur, maar een stapel kratten, geplaatst alsof ze de ingang moesten verbergen. Sebastian was dankbaar. Hij wist niet zeker of hij wel kon ontsnappen zonder een poging te wachten anderen mee te nemen.

Sebastian begon de kratten te verplaatsen en ontdekte dat een aantal kratten al op een klein karretje stonden die hij gemakkelijk opzij kon duwen. Het was niet echt een geheime deur, maar het leek vrijwel hetzelfde doel te dienen. Sebastian duwde het karretje opzij en kon nu zien dat zijn cel was afgezonderd van een brede, gewelfde kelder die verlicht werd door kaarsen. Zelfs het kaarslicht leek fel na de tijd die hij in de duisternis had doorgebracht.

Hij bewoog zich voorzichtig door de ruimte. Hij zag vaten wijn en bier naast rundvlees, wild en andere voorraden. Er lag een stuk harde gezouten biefstuk klaar en Sebastian scheurde er een stuk af. Hij kauwde erop met de schaamteloosheid van een uitgehongerde man. Hij keek om zich heen in de hoop iets te vinden. Waarschijnlijk zou niemand een zwaard in een kelder bewaren, maar er moest toch op zijn minst een snijmes of een slagershaak liggen. Iets dat hij kon gebruiken bij zijn ontsnapping.

Maar er lag niets en hij had geen tijd om verder te zoeken. Sebastian wist niet hoe vaak er mensen door deze ruimte liepen en hij moest weg zijn voordat een van de wachters terugkwam. Hij haastte zich naar een trap die naar een deur leidde. Dat suggereerde een uitgang. Sebastian liep de trap op en negeerde de pijn die hij bij elke beweging voelde.

Hij had half verwacht dat de deur vergrendeld zou zijn, maar een deur die naar een kelder liep kon dat niet zijn, want hoe moesten de mensen in het huis erboven anders naar beneden? Sebastian was er nu van overtuigd dat dit inderdaad een groot herenhuis was, niet het paleis. Simpelweg omdat er op deze plek, hoe indrukwekkend ook, niet voldoende voedsel aanwezig was om een heel paleis vol hovelingen, bediendes, soldaten en aristocraten te voeden.

Een Juweel Voor Vorsten

Подняться наверх