Читать книгу Een Juweel Voor Vorsten - Морган Райс, Morgan Rice - Страница 9

HOOFDSTUK DRIE

Оглавление

Emeline volgde Asha, Vincente en de andere door de moerassen voorbij Strand. Ze hield Cora’s arm vast, zodat ze elkaar niet kwijt konden raken in de mist.

“Het is ons gelukt,” zei Emeline. “We hebben Steenhuis gevonden.”

“Ik denk dat Steenhuis óns heeft gevonden,” merkte Cora op.

Dat was een terechte opmerking, gezien de inwoners hen van executie hadden gered. Als Emeline haar ogen sloot, kon ze de hitte van de brandstapels nog voelen en de bittere stank van de rook ruiken. Ze wilde er niet aan denken.

“Bovendien,” zei Cora, “denk ik dat je een plek moet kunnen zien om hem te vinden.”

Ik mag je huisdier wel, stuurde Asha naar Emeline. Praat ze altijd zo veel?

De vrouw, die een van de leiders van Steenhuis leek te zijn, liep voorop. Haar lange jas wervelde rond haar benen en haar brede hoed hield de dampen op afstand.

Ze is mijn huisdier niet, stuurde Emeline terug. Ze overwoog om het hardop te zeggen voor Cora, maar besloot om dat niet te doen.

Waarom zou je anders een Normale in de buurt houden? vroeg Asha.

“Negeer Asha maar,” zei Vincente hardop. Hij was zo lang dat hij boven hen uit torende, maar ondanks zijn lengte en het hakbijl-achtige mes dat hij bij zich droeg, leek hij de vriendelijkste van de twee. “Ze heeft er moeite mee om te accepteren dat degenen zonder onze gaven ook deel kunnen uitmaken van onze gemeenschap. Gelukkig denkt niet iedereen er zo over. Wat betreft de mist, die helpt ons te beschermen. Zij die kwade bedoelingen hebben zullen het niet vinden. Ze verdwalen alleen.”

“En wij kunnen hen opjagen,” zei Asha met een glimlach die niet geheel geruststellend was. “Maar goed, we zijn er bijna. De mist zal spoedig optrekken.”

Dat gebeurde. Het was alsof ze een breed eiland betraden, omgeven door mist. Het gebied dat oprees was zonder twijfel groter dan Ashton. Niet dat het volgebouwd stond met huizen, zoals de stad. Het grootste gedeelte bestond uit graslanden en akkers waar mensen bezig waren met het verbouwen van groenten. Het gebied was omgeven door een muur van natuursteen, ongeveer ter hoogte van iemands schouder, met daarvoor een geul die het op verdedigingswerken liet lijken. Emeline voelde een vage flikkering van macht en vroeg zich af of er meer achter zat dan ze kon zien.

Binnen de muren stonden lage, ronde stenen huisjes met daken van turf. Ze zagen eruit alsof ze er al een eeuwigheid stonden. In het midden bevond zich een stenen cirkel, gelijk aan de andere stenen op de vlakte, alleen was deze groter en vol met mensen.

Eindelijk hadden ze Steenhuis gevonden.

“Kom op,” zei Asha, die er met een stevige pas heenliep. “We zullen jullie installeren. Ik zal ervoor zorgen dat niemand jullie voor een indringer aanziet en jullie vermoord.”

Emeline keek naar haar en wierp toen een blik op Vincente.

“Is ze altijd zo?” vroeg ze.

“Meestal is ze erger,” zei Vincente. “Maar ze helpt ons beschermen. Kom op, jullie moeten jullie nieuwe thuis zien.”

Ze liepen achter de anderen aan richting het stenen dorp, waarna sommigen zich van hun groep losmaakten om naar de velden te rennen en met hun vrienden te praten.

“Het lijkt zo’n mooie plek,” zei Cora. Emeline was blij dat het haar beviel. Ze wist niet wat ze gedaan zou hebben als haar vriendin had besloten dat Steenhuis niet het toevluchtsoord was waar ze op had gehoopt.

“Dat is het zeker,” stemde Vincente in. “Ik weet niet wie het heeft opgericht, maar het is al heel lang een plek voor mensen zoals wij.”

“Mensen met een gave,” zei Emeline.

Vincente haalde zijn schouders op. “Dat is wat Asha zegt. Ik zie het persoonlijk liever als een plek voor alle onteigenden. Jullie zijn hier allebei welkom.”

“Is het echt zo simpel?” vroeg Cora.

Emeline had het vermoeden dat haar achterdocht veel te maken had met wat ze onderweg waren tegengekomen. Het had geleken of bijna iedereen die ze ontmoet hadden hen had willen beroven, tot slaaf had willen maken, of erger. Ze moest toegeven dat ze Cora’s bezorgdheid begreep, maar deze mensen leken zo veel op haar. Ze wilde hen kunnen vertrouwen.

“De gaven van je vriendin maken het duidelijk dat ze een van ons is, terwijl jij… jij was een van de onvrijen?”

Cora knikte.

“Ik weet hoe dat is,” zei Vincente. “Ik ben opgegroeid op een plek waar men me vertelde dat ik moest betalen voor mijn vrijheid. Asha ook. Zij heeft er met bloed voor moeten betalen. Dat is waarom ze andere mensen niet zo snel in vertrouwen neemt.”

Emeline moest aan Kate denken. Ze vroeg zich af wat er van Sophia’s zusje terecht was gekomen. Zou het haar gelukt zijn om Sophia te vinden? Was zij ook onderweg naar Steenhuis, of naar Ishjemme? Ze kon het met geen mogelijkheid weten, maar Emeline kon altijd hopen.

Ze liepen achter Vincente aan het dorp in. Op het eerste gezicht leek het een normaal dorp, maar toen ze beter keek kon Emeline de verschillen zien. Ze zag gekerfde runen en toverspreuken in het gesteente en hout van de gebouwen, ze voelde de druk van tientallen mensen met een talent voor magie op dezelfde plek.

“Het is hier zo stil,” zei Cora.

Voor haar leek het misschien stil, maar Emeline hoorde het geklets van mensen die telepathisch met elkaar communiceerden. Dat leek hier net zo normaal als hardop praten.

Maar er waren ook andere dingen. Ze had al gezien waar Tabor, de genezer, toe in staat was geweest, maar hier waren ook mensen met andere talenten. Een jongen speelde een spelletje balvangertje zonder iets aan te raken. Een man creëerde vonken in glazen potten zonder aanmaakhout te gebruiken. Er was zelfs een smid die zonder vuur werkte; het metaal leek als een levend wezen te reageren op zijn aanrakingen.

“We hebben allemaal onze eigen gaven,” zei Vincente. “We hebben veel kennis verzameld, zodat we anderen zo goed mogelijk kunnen helpen om hun krachten te ontwikkelen.”

“Je zou onze vriendin Sophia vast gemogen hebben,” zei Cora. “Zij leek heel veel soorten krachten te hebben.”

“Echt machtige individuen zijn zeldzaam,” ze Vincente. “Degenen die het sterkst lijken, hebben vaak de meeste beperkingen.”

“En toch zijn jullie erin geslaagd om een mist te creëren die zich kilometers ver uitstrekt,” merkte Emeline op. Ze wist dat dat veel meer vereiste dan een beperkte macht. Veel meer.

“Dat doen we samen,” zei Vincente. “Als je blijft, dan zal jij er waarschijnlijk ook aan bijdragen, Emeline.”

Hij gebaarde naar de cirkel in het hart van het dorp, waar mensen op stenen zitjes zaten. Emeline kon het geknetter van kracht horen, ook al leek het of ze niet veel meer deden dan voor zich uit staren. Terwijl ze toekeek stond een van hen op. Uitgeput verliet hij de cirkel, waarna een andere dorpeling zijn plaats innam.

Daar had Emeline niet aan gedacht. De meest machtige mensen verkregen hun kracht door energie van andere plekken te kanaliseren. Ze had gehoord over heksen die mensen hun levenskracht afnamen, terwijl Sophia kracht leek te putten uit het land zelf. Dat leek logisch, gezien wie ze was. Maar dit… dit was een heel dorp met begaafde mensen, die hun krachten kanaliseerden om meer te worden dan de som van hun delen. Hoeveel kracht zouden ze op die manier kunnen genereren?

“Kijk, Cora,” zei ze wijzend. “Zij beschermen het hele dorp.”

Cora staarde ernaar. “Dat is… kan iedereen dat?”

“Iedereen met een vonkje kracht,” zei Vincente. “Als een normaal persoon het zou proberen, zou er of niets gebeuren, of…”

“Of?” vroeg Emeline.

“Hun levenskracht zou uit hen worden gezogen. Het is niet veilig om te proberen.”

Emeline kon zien dat Cora zich daar ongemakkelijk bij voelde, maar dat leek gelukkig niet lang te duren. Ze had het te druk met om zich heen kijken, alsof ze probeerde te begrijpen hoe het allemaal werkte.

“Kom,” zei Vincente. “Daar is een leeg huis.”

Hij leidde hen naar een stenen huisje dat niet erg groot was, maar nog altijd ruim genoeg voor hen tweeën. De deur kraakte toen Vincente hem opendeed, maar Emeline wist dat dat wel gerepareerd kon worden. Als ze kon leren om een boot of een wagen te besturen, dan kon ze ook wel een deur leren repareren.

“Wat gaan we hier doen?” vroeg Cora.

Vincente glimlachte. “Jullie gaan hier wonen. Onze boerderijen leveren genoeg voedsel op en dat delen we met iedereen die meehelpt in het dorp. Mensen dragen bij wat ze bij kunnen dragen. Degenen die metaal of hout kunnen bewerken, doen dat om te bouwen of te verkopen. Degenen die kunnen vechten helpen mee om het dorp te beschermen of gaan jagen. We kunnen voor elk talent wel iets vinden.”

“Ik heb mijn hele leven aristocraten opgemaakt voor feestjes,” zei Cora.

Vincente haalde zijn schouders op. “Nou, ik weet zeker dat jij ook wel iets kunt vinden. En er zijn hier ook feestjes. Je vind je plekje wel.”

“En wat als we weg willen?” vroeg Cora.

Emeline keek om. “Waarom zou iemand hier weg wíllen? Jij niet, toch?”

Toen deed ze het ondenkbare en dook zonder het te vragen in de gedachten van haar vriendin. Daar voelde ze twijfel, maar ook hoop dat het allemaal goed zou komen. Cora wílde wel blijven. Ze wilde alleen niet als een gekooid dier leven. Ze wilde zich niet gevangen voelen. Emeline kon dat wel begrijpen en ze ontspande zich. Cora zou blijven.

“Ik wil niet weg,” zei Cora, “maar… ik moet zeker weten dat dit niet allemaal een truc is, of een soort van gevangenis. Ik wil niet nog een keer mijn vrijheid opgeven.”

“Dat doe je niet,” zei Vincente. “We hopen dat je blijft, maar als je ervoor kiest om te vertrekken dan vragen we je alleen om onze geheimen te bewaren. Die geheimen beschermen Steenhuis, nog meer dan de mist, nog meer dan onze krijgers. Goed, ik laat jullie alleen zodat jullie kunnen bijkomen. Als jullie klaar zijn, kom dan naar het ronde huis in het midden van het dorp. Flora runt de eetzaal en er is genoeg eten voor jullie.”

Hij vertrok en Emeline en Cora bekeken hun nieuwe huisje.

“Het is klein,” zei Emeline. “Ik weet dat je gewend bent aan een paleis.”

“Ik sliep in welke hoek van het paleis ik dan ook kon vinden,” merkte Cora op. “Vergeleken met een voorraadkast of lege nis is dit enorm. Maar het heeft wel werk nodig.”

“Dat moet ons wel lukken,” zei Emeline, die al volop mogelijkheden zag. “We zijn half het koninkrijk doorgereisd. We kunnen vast wel een huisje leefbaar maken.”

“Denk je dat Kate of Sophia hier ooit zullen komen?” vroeg Cora.

Emeline had zich hetzelfde afgevraagd. “Ik denk dat Sophia het druk zal hebben in Ishjemme,” zei ze. “Met een beetje geluk heeft ze haar familie gevonden.”

“En jij hebt de jouwe gevonden, soort van,” zei Cora.

Dat was waar. De mensen hier waren dan wel geen bloedverwanten, maar ze voelden wel als familie. Ze hadden dezelfde haat ervaren, dezelfde drang om zich te verbergen. Er hier konden ze er voor elkaar zijn. Emeline had nog nooit iets gehad dat dichter in de buurt kwam van een familie.

En Cora was ook familie. Emeline wilde niet dat ze dat vergat.

Emeline knuffelde haar. “Dit kan voor ons beide een familie zijn, denk ik. Een plek waar we allebei vrij kunnen zijn. Een plek waar we allebei véílig kunnen zijn.”

“Het idee van veilig zijn bevalt me wel,” zei Cora.

“Het idee dat we niet meer op zoek hoeven bevalt míj wel,” antwoordde Emeline. Ze had er inmiddels wel genoeg van om altijd maar onderweg te zijn. Ze keek omhoog. “We hebben een dak boven ons hoofd.” Na zo lang gereisd te hebben, leek dat een luxe.

“We hebben een dak boven ons hoofd,” stemde Cora in. “En een familie.

Het voelde vreemd dat ze het eindelijk konden uitspreken. Het was genoeg. Meer dan genoeg.

Een Juweel Voor Vorsten

Подняться наверх