Читать книгу Sagen van Koning Arthur en de Ridders van de Tafelronde - Nelly Montijn-de Fouw - Страница 9

Оглавление

Van Waleweins terugkeer aan het hof van koning Arthur. Tegen het einde van Februari, op een zoelen namiddag, terwijl het landschap om hem heen reeds de eerste sporen vertoonde van het naderend voorjaar, zag hij de trotsche torens van Arthurs paleis tegen den gezichtseinder oprijzen. Met een gevoel van innige dankbaarheid blikte onze held om zich heen. Hoe verschilde de stemming, waarin hij zich thans bevond, van die, waarin hij eenige maanden te voren door de hem welbekende streek gereden was. Toen had hij zich gevoeld als een ten doode opgeschrevene en de natuur om hem heen had met hem mede gerouwd onder haar grijze sluiers van mist en regen. Thans echter keerde hij behouden en wel uit zijne gevaarlijke onderneming huiswaarts, zijn woord had hij gehouden en toch leefde hij! Al brandde de groene gordel hem als vuur om de leden, wanneer hij dacht aan het oogenblik, waarop de groene ridder hem zijne geheimhouding daarover verweet—toch waren zulke gedachten niet bij machte om de vreugde over zijne behouden thuiskomst uit zijne ziel te verbannen. Het scheen hem toe, alsof hij een weerklank van die vreugde vond in de ontwakende natuur om zich heen. Het zingen der vogels, het ruischen van den wind door de boomen, waar de knoppen zwollen, het klaterend geluid der beekjes, die, gevoed door de smeltende sneeuw, van de heuvels stroomden, het scheen hem of het zoo vele stemmen waren, die met hem juichten over zijne wonderbaarlijke redding en hem in herinnering brachten, wat al schoons en heerlijks hem nog in zijn jonge leven te wachten stond!

In opgeruimde stemming bereikte hij het paleis en niet zoodra was het bericht van zijne thuiskomst in de zalen doorgedrongen, of van alle zijden stroomden de ridders tezamen om hun vriend, dien zij verloren waanden, te begroeten. In een oogwenk zag Walewein zich omringd door lachende gezichten en elkander verdringende gestalten, vroolijke uitroepen en blij gelach vervulden de lucht en getuigden, hoezeer hij bij allen aan het hof geëerd en bemind was.

Toen de eerste vreugde van het wederzien bedaard was, namen de ridders onzen held in hun midden en voerden hem zegevierend naar binnen, waar in de groote slotzaal koning Arthur hem wachtte. Diep ontroerd omhelsde de vorst zijn neef, dien hij als een zoon liefhad, en verzocht hem toen aan zijne zijde plaats te nemen en hem verslag te doen van zijn wedervaren.

Walewein gaf gehoor aan zijn verzoek en verhaalde zonder omwegen, wat er sinds den dag van zijn vertrek met hem gebeurd was. Daarbij spaarde hij zichzelf niet, ook de lotgevallen in het kasteel, de gesprekken met zijne schoone gastvrouw en de gevoelens, die gedreigd hadden hem daarbij te overmeesteren, deelde hij mede aan zijn aandachtig luisterend gehoor. Wel brandden zijne wangen van schaamte, toen hij het voorval met den gordel vermeldde, maar hij hield zijne oogen vast gericht op het gelaat van zijn vorst en verzweeg niets. Toen hij aan het einde van zijn verhaal was gekomen, haalde hij van onder zijne kleederen den gordel te voorschijn en toonde hem aan den koning. Deze nam hem aan, bezag hem langen tijd en sprak toen ernstig: “Mijn zoon! Hij, die zijne fouten bekent als een waar en eerlijk man, is waard dat zij hem vergeven worden. Zoo zij het ook met u! Moogt gij ook al gezondigd hebben uit zucht tot zelfbehoud, zoo hebt gij uw verzuim eerlijk opgebiecht en daarom is het overbodig, u er verder voor te straffen. Daar het echter voor elk mensch nuttig is, om aan zijne fouten herinnerd te worden, zoo stel ik voor, dat allen, die hier aanwezig zijn, een groenen gordel zullen dragen, die hen moge behoeden voor verkeerde neigingen. Wanneer een hunner dan te eeniger tijd de eischen van eer en ridderlijkheid uit het oog dreigt te verliezen, dan zal een blik op den gordel hem uw avontuur in herinnering roepen en hij zal de kwade ingevingen van lafheid en begeerigheid geen gehoor schenken. Zoo zal uw voorbeeld hun een les zijn en hun ten slotte ten zegen strekken.”

Het geschiedde gelijk de koning bevolen had. Van dat oogenblik af droegen alle ridders der Ronde Tafel, die Waleweins verhaal hadden aangehoord, een groen zijden gordel en zóózeer spoorde deze hen aan tot het bestrijden van alle onridderlijke eigenschappen dat de ridders van den groenen gordel weldra bekend stonden als de beste en edelste der Christenheid. Zoo werd de groene gordel spoedig beschouwd als een eereteeken en zij, die hem droegen, werden geëerd en geroemd als geen anderen. Onder hen was er echter één, die, zoo zeide men, meer dan alle overige ridders deze onderscheiding verdiende, en dat was Heer Walewein.



Sagen van Koning Arthur en de Ridders van de Tafelronde

Подняться наверх