Читать книгу Cliniclowns en HappyMeals - Süreyya Turan - Страница 4
Hoofdstuk 2
ОглавлениеInmiddels zijn we in het AMC aangekomen. De liftdeuren openen zich en langzaam zetten we voor het eerst voet op de oncologie afdeling. Mijn beste vriendin en buurvrouw Wendy staat ons al op te wachten. De schat. Mijn vader en man kwamen later, zij hielden zich bezig met het verzamelen en inpakken van spullen die Süreyya en ik de komende tijd nodig zouden hebben in het ziekenhuis.
Ik kijk mijn ogen uit; het is niets als wat ik er van had voorgesteld. Bij een ziekenhuisafdeling waar alleen maar kinderen met kanker liggen, verwacht je een grote, witte en steriele ruimte. Saai, ernstig en deprimerend. Mijn man en ik staan even in stilte voor ons uit te staren.
Voor ons bevindt zich de algemene ruimte. Eigenlijk het enige dat overeenkomt met mijn voorstelling, zijn de witte muren. Maar verder ziet de ruimte er relatief ‘vrolijk’ uit voor zover dat mogelijk is. De muren zijn aangekleed met tekeningen en posters, gemaakt door de kinderen. Hier en daar is een snoepautomaat te vinden en in het midden van de ruimte staan tientallen blauwe kuipstoelen. De stoelen zijn aan elkaar verbonden en vormen zo een L-vorm, met in het midden tafels. Aan een van de tafels zit een gezin vrolijk McDonald’s te eten. Ze lachen volop. Ze lijken vrolijk, gelukkig zelfs. Hoe kán dat? Ik haal mijn neus op en word misselijk van de geur die er op de verdieping hangt. Een mix van de steriele ziekenhuisgeur, etenslucht en een zure geur die ik niet helemaal kan plaatsen. Terwijl ik mijn misselijkheid in bedwang probeer te houden, valt mijn blik weer op het gezin. Hoe kunnen deze mensen niet kapot gaan van verdriet? Hoe kunnen ze hier éten?
Nog enigszins verward, worden we benaderd door een zuster. Ze zegt het een en ander tegen ons. Naast me hoor ik Wendy antwoorden, maar ik heb geen idee wat er zojuist is gezegd. Als verdoofd volg ik mijn vriendin en de zuster naar een van de twee grote gangen die aansluiten op de gezamenlijke ruimte. Terwijl ik als een soort zombie door de gang heen strompel, neem ik de omgeving in me op. We passeren het hok waar de zusters zitten en een ruimte waar baby’s verblijven. De overige kamers zijn voornamelijk eenpersoonskamers. Er wordt ons verteld dat op deze afdeling alleen maar kinderen tot achttien jaar liggen. Doodzieke kinderen.
Mijn kamer kijkt uit op het Ajaxstadion. Ik kan het best goed zien, ook al is mijn raam beplakt met schilderingen. Misschien hebben andere kindjes dat gedaan. Ook zijn er veel vliegtuigen in de lucht. Eens om de zoveel minuten zie ik er weer eentje. ‘Welke kinderziektes heeft ze gehad? De waterpokken?’ vraagt zuster Fieke aan mama. Ik hoor mama iets zeggen over dat ik de waterpokken net gehad heb. Fieke reageert positief. Dan wendt ze zich tot mij. ‘Lig je goed zo?’ Ik knik. Mijn bed ligt best lekker. Maar de dekens zijn wel een beetje saai. Ik had liever mijn eigen dekbed gehad. ‘Dadelijk komt de dokter even naar je oog kijken, oké?’ Ik knik nogmaals en steek plagend mijn tong uit. Ze lacht en loopt dan de kamer uit. De kamer is niet mooi. Mijn kamer thuis is veel mooier. Die staat helemaal in het teken van Winnie The Pooh. Overal staan knuffels van beren, het behang is van Knorretje en Winnie en ook mijn lampen, dekbedovertrek en mijn kussen passen er precies bij. Ik wil in mijn eigen bedje liggen. Dit bed heeft ijzeren stangen aan alle zijkanten. Als ik mijn hand er op leg, voelt het koud aan.
Naast mijn bed staat een kastje op wieltjes waar ik spulletjes op mag zetten. Maar er staat nog niets, het is kaal. Aan het karretje zit een plankje dat ik uit kan schuiven en naar me toe kan trekken.
‘Daar kan je straks je eten op zetten,’ zegt mama wanneer ze me ziet kijken. Ze kijkt een beetje verdrietig. En ze frummelt al een tijdje met haar handen. Misschien heeft ze het wel koud.
Na de operatie heb ik een verband op mijn oog gekregen. Ik zie nu maar door één oog. Wanneer de dokter binnenkomt om naar mijn oog te kijken, word ik bang.
‘Süreyya, je moet even stil blijven liggen, goed? Ik ga zo het verband eraf halen zodat ik even naar je oog kan kijken. Het zal geen pijn doen.’
Ik schud mijn hoofd. ‘Nee,’ zeg ik.
‘Het moet echt even meisje, het is zo voorbij.’
Wanneer de dokter zijn hand naar mijn hoofd uitsteekt, verstijf ik en knijp ik mijn ogen zo hard mogelijk dicht, net zoals in de ambulance.
‘Zo, het verbandje is eraf. Maar nu moet je wel even je oog open doen zodat ik ernaar kan kijken.’
Weer schud ik hevig mijn hoofd.
‘Lieverd, je moet de dokter echt even laten kijken,’ hoor ik mama zeggen. Ze pakt ondertussen mijn hand vast en knijpt er zachtjes in.
Oké dan. Heel langzaam open ik mijn ogen.
‘Goed gedaan lieverd!’ Ik lach naar mijn dochter, al is het geforceerd. Na de arts kwam ook de oncoloog langs, nog twee zusters en werd er bloed geprikt. Er gebeurt zoveel in zo’n korte tijd. En als ouder zijnde kan je helemaal niets. Alleen toekijken.
*In verband met de privacy van sommige personen in dit boek, zijn er synoniemen gebruikt.
Doordat het hebben van kanker erg veel invloed kan hebben op het leven van een kind, ontving Süreyya in het ziekenhuis een boek. Het boek stond vol met opdrachten, vragen en uitleg over de behandelingen. In kindertaal natuurlijk. Dit boek werd destijds ingezet om duidelijkheid te scheppen voor het kind en ook voor een stukje mentale verwerking. Verder in het boek vind je pagina’s uit dit boek.