Читать книгу Partizaan - Steve Bervoets - Страница 8

Оглавление

Hoofdstuk 5 – zomer 1947

Arvydas kroop als derde en laatste partizaan het huis binnen. Hij sneed zich aan een glasscherf en kon een vloek nog net onderdrukken. Langzaam ontpopte er zich een bloedvlek op zijn broek. Het moest nu echter snel gaan. De kans was groot dat de burgemeester, zijn vrouw of één van hun kinderen wakker waren geschoten, dus ze hadden geen tijd om zich te bekommeren om futiliteiten. In een oogwenk stonden ze in de woonkamer en zagen ze de houten trap die naar de bovenverdieping leidde. In zijn haast om boven te geraken, sloeg Ramaneekas telkens een trede over. Hij werd op de voet gevolgd door Marija en Arvydas. Op de overloop zagen ze twee deuren. “Achter welke slaapt de burgemeester?” siste Marija, maar Ramaneekas had al een klink vast. Behoedzaam betrad hij de volledig verduisterde kamer en zijn ogen hadden moeite om zich aan de overgang van de maanverlichte overloop en de kamer aan te passen. Hij schuifelde naar binnen en zag iemand onder de dekens liggen. “Eén persoon!” Nog voordat het signaal zijn hersens bereikte dat er iets niet klopte, werd hij in een stevige wurggreep genomen. Achter de deur, de smeerlap had ons gehoord en heeft zich achter de deur verstopt, dacht hij nog terwijl hij zijn geweer liet vallen. Hij probeerde uit de greep te komen, maar de burgemeester liet niet los. Het jarenlange werken op het Litouwse platteland had hem zo sterk gemaakt als een tiental ossen. Vanuit een ooghoek zag Ramaneekas hoe Dunya ondertussen in bed omhoog was gekomen en met een revolver begon te zwaaien. Ze had maar gedaan alsof ze aan het slapen was. Ze waren in hun val getrapt. Duidelijk onervaren met een vuurwapen loste Dunya een schot dat weliswaar insloeg in de muur maar waardoor Marija en Arvydas toch gedwongen waren om dekking te zoeken op de overloop. “Merde, ze heeft geschoten,” mompelde Marija. “Dat zal de stribai zeker waarschuwen. Petras en zijn mannen zullen het hard te verduren krijgen.” Marija verhardde. “Op mijn teken gaan we de kamer in. Jij schiet die bitch neer en ik neem de burgemeester voor mijn rekening.” “Maar ze heeft een revolver,” stamelde Arvydas. “We zijn hier niet gekomen om boontjes te planten. Komaan man. Alles of niets.” Zonder nog op zijn antwoord te wachten, stak Marija drie vingers in de lucht. Daarna twee. Tenslotte één. Ze stormden samen de kamer binnen en nog vóór hij kon schieten, zag Arvydas dat Ramaneekas het pleit behoorlijk aan het verliezen was. Diens gezicht was purperrood, zijn adem stokte en het kwijl liep langs zijn lippen naar beneden. Als in een vertraagde film wendde Arvydas zijn blik af en richtte zijn revolver op de vrouw in bed. Twee schoten weerklonken en Dunya sloeg achterover terwijl een kogel rakelings langs Arvydas reeds verwondde been schoot. De wereld stond stil. Ik heb iemand gedood! Ik heb iemand het leven ontnomen, was het enige waaraan Arvydas nog kon denken. Hij hoorde de schreeuw van de burgemeester, maar merkte de smart niet op die daarin weerklonk. Ook Marija richtte nu haar revolver. Zonder een seconde te aarzelen schoot ze nauwkeurig over het hoofd van Ramaneekas in de keel van de burgemeester. Het bloed gutste als een kolkende rivier naar buiten, maar toch duurde het nog enkele seconden vooraleer Edgarius Jankauskas de controle verloor. Toen hij tenslotte op zijn knieën zakte, liet hij Ramaneekas los. Die viel voorover en hapte gretig naar adem. Er verstreek bijna een minuut vooraleer zijn hortende ademstoten tot rust kwamen en hij het snot van zijn aangezicht had geveegd. “Foute boel,” zei Marija, ”dit moest een snelle en vooral stille operatie worden. Ik vrees dat we mogen stellen dat dat niet gelukt is. De kinderen zijn blijkbaar niet thuis maar de stribai zullen ons niet ongehinderd laten vertrekken.”

Ze hadden zich verspreid, maar hadden allen een positie ingenomen van waaruit ze de voordeur van het rode huis in het oog konden houden. Enkel Petras had een omtrekkende beweging gemaakt om zo de achterkant van het gebouw te bewaken. Je weet maar nooit, dacht hij. De stribai zijn door de wol geverfd en geslepen. Officieel zijn het dan wel vrijwilligers, maar hun rangen zijn sociaal gevarieerd en een groot deel van hen zijn voormalige misdadigers. Je kan niet voorzichtig genoeg zijn. Aan de achterkant van het rode gebouw bemerkte Petras een venster en een gammele, houten deur. Gelukkig zijn de twee huizen gescheiden door een kleine zijtuin, anders hadden ze zeker een tussendeur gecreëerd en dat had nog voor bijkomende problemen gezorgd, dacht Petras terwijl hij zich verschool achter een eenzame berkenboom. De witte bast bood niet veel bescherming, maar was de enige plek van waaruit hij de achterdeur onder schot kon houden. Voorzichtig liet hij zich zakken en ging zich op zijn buik liggen. Het was muisstil en onder normale omstandigheden had Petras zeker genoten van de nachtelijke vrede. Nu was hij echter uiterst geconcentreerd. Hij plaatste zijn van de Sovjets gestolen licht machinegeweer in de juiste stand en begon geduldig te wachten. Hopelijk kunnen ze de klus snel klaren, dacht Petras zonder wroeging te voelen over het feit dat ze een mensenleven kwamen nemen. Hij voelde de aarde tegen zijn borstkast drukken maar slaagde erin het ongemakkelijke gevoel te negeren. Focus, focus. Als een mantra verschenen de woorden in zijn gedachten. Focus, focus. Plotseling hoorde hij in de verte het gerinkel van gebroken glas en verstijfde. Hij hapte naar adem maar in het rode huis bleef het voorlopig stil. Hij probeerde opnieuw de mentale toestand te bereiken waarin hij ontspannen genoeg was voor een zuiver schot maar ook voldoende geconcentreerd om snel te reageren. De minuten kropen voorbij en Petras had het gevoel in een slow motion film beland te zijn. Net toen Petras dacht dat zijn kompanen ondertussen wel tijd genoeg hadden gehad om de vuile collaborateur te mollen, klonk het schot. Luid en helder maakte het meteen een einde aan de serene toestand. Enkele seconden later klonken er opnieuw twee schoten. Nog geen dertig seconden later brak de hel los. Aan de voorkant kwamen twee paramilitairen het huis uitgelopen om te onderzoeken wat er aan de hand was. Ze werden meteen onder vuur genomen door de partizanen. Petras twijfelde. Moest hij zijn mannen te hulp schieten of blijven wachten? Zouden de stribai de achterdeur gebruiken of aan de voorkant proberen hun tegenstanders uit te schakelen? Hij drukte zich nog wat dichter tegen de grond en vloekte. De stress begon nu de overhand te krijgen. Een minuut lang gebeurde er aan zijn kant niets, maar hoorde hij wel het heen- en weergeschiet aan de andere kant. Ik moet gaan helpen, gromde hij en nam zijn noodlottig besluit. Nog voor hij helemaal rechtstond werd hij doorzeefd. Hij was al dood voordat zijn lichaam terug de grond raakte.

De zelfgestookte aardappelwodka ging vlot rond en de sfeer was uitbundig. Met z’n achten zaten ze rond het vuurtje dat iemand had aangestoken voor hun barak in het Varčioswoud. Arvydas nam echter niet deel. Hij dronk enkel in de winter wodka. Hij was één van de weinige mannen die niet genoot van de smaak en nuttigde de sterke drank enkel om zich te verwarmen gedurende de lange, ijskoude, Litouwse winter. Marija daarentegen nam enkele stevige teugen. “Komaan zuikis, vier met ons mee. Het leven is al kort genoeg,” hikte ze. “Zeker als je een woudbroeder bent.” Iedereen gierde van het lachen en Arvydas toverde een geforceerde glimlach op zijn gezicht. “Ik moet mijn hoofd erbij houden,” bracht hij uit. “Niet nodig,” grinnikte Jonas, één van de meer ervaren partizanen, “als we te veel nadenken, worden we helemaal zot. Feesten, zuipen en neuken moeten we! Tot we de kans niet meer krijgen.” Ramaneekas had zich ook bij hen gevoegd. Hij liet enkele woudbroeders de bospaadjes naar het kamp bewaken, maar besefte dat zijn mannen stoom moesten aflaten. Toch hield hijzelf het bij één enkel shotje. Hij had tot dan geluisterd maar pikte nu in. “Arvydas heeft gelijk. Het is belangrijk om alert te blijven.” “Komaan zeg. Jullie weten hoe jullie een leuk moment moeten verneuken,” boerde Jonas. Hij krabde even aan neus. “Ik bedoel … het was toch een succesvolle nacht?” Ramaneekas veerde op en stootte daarbij bijna tegen een laaghangende tak van een elzenboom. “Vind je? Dat moet je me toch eens uitleggen!” Het klonk luider dan bedoeld en de commandant kreunde inwendig. Hij had zich nog zo voorgenomen zijn mannen van hun braspartij te laten genieten. “Nou … die burgemeester hebben we netjes uitgeschakeld. Bovendien hebben we drie stribai gedood. Dat zijn bonuspunten. Het doel is toch bereikt?” Iedereen zweeg plotseling en de hele kring keek Ramaneekas aan. Arvydas voelde hoe de spanning terug de groep in werd gekatapulteerd. Hij wist eveneens wat Ramaneekas zou zeggen. “Er mogen dan misschien wel bijna honderdduizend partizanen gemobiliseerd zijn over het volledige land, dat is niets vergeleken met de miljoenen Sovjets die zijn ingeschakeld. Zij kunnen het zich veroorloven een paar stribai en een collaborerende burgemeester te verliezen.” Ramaneekas zweeg even en keek de kring rond. Ze staarden hem allemaal aan en hij zag de hardheid in hun pupillen terugkomen. Enkel Jonas nipte nog eens aan zijn wodka. “Zij kunnen het zich veroorloven om soldaten te verliezen,” herhaalde hij, “maar wij kunnen het ons niet veroorloven om waardevolle mensen als Petras kwijt te spelen.” Er daalde een korte stilte neer over de groep waarin enkel de geluiden van een ontwakend woud te horen waren. Toen vloekte Jonas. “Godverdomme. We zijn hier om te doen wat we moeten doen. En we lopen allemaal risico. Niemand gaat Petras meer missen dan ik. Maar we kunnen alleen maar vechten, snappen jullie dat dan niet?” Hij krabbelde, met de nodige moeite, overeind en ging neus aan neus staan met zijn commandant. “Het lot kunnen we niet veranderen. Maar wij hebben vannacht een prima job gedaan. Wat je daarover ook te zeggen hebt.” Ramaneekas liet hem uitrazen. Verstandig, dacht Arvydas. In normale omstandigheden zou hij nooit tolereren dat Jonas hem zo zou afblaffen. Maar hij begrijpt dat de stress en het verlies van een vriend ons parten speelt. “En nu ga ik Petras eren op mijn manier. Door te poepen.” Hij stak zijn hand uit. “Kom Marija,” vervolgde hij. Marija greep zijn hand en trok zich hoegenaamd niets aan van een eventueel schaamtegevoel. Dat was ze ergens onderweg in de strijd kwijtgeraakt. Samen strompelden ze naar de barak en al snel hoorden de anderen hen kreunen.

Arvydas werd wakker bij zonsondergang. Hij had de hele middag op een smalle matras in de barak doorgebracht, naast Marija en Jonas, die zelfs niet de moeite had gedaan om zijn broek terug op te trekken. “Gezien de enorme hoeveelheid alcohol die ze door hun keel hebben gegoten, zijn die nog wel een tijdje buiten westen,” grijnsde Arvydas. Marija had haar rechterbeen over hem gegooid en met enige moeite wist Arvydas zich te bevrijden. Hij keek even rond. De laagstaande zon wierp zijn gloed door de halfgeopende deur. Hij begaf zich naar de houten tafel en schonk zichzelf een glas water in. Het water verdreef zijn slaapdronken gevoel. Hij brak een homp brood af, liep naar buiten en ging onder dezelfde elzenboom zitten waaronder ze hadden gedronken. Hij keek over de nu verlaten open plek voor de barak naar het bos en nam een hap van het brood. De miljoenen dennenbomen gaven hem altijd een gevoel van geborgenheid. Hij onderzocht met zijn ogen de korstmossen die de bodem van de dennenbossen overwoekerden en, zoals hij had geleerd van zijn ijverige leerkracht in de lagere school, het resultaat waren van een verregaande samenwerking tussen twee organismes: een schimmel en een blauwalg. Hij zag overal bosbessen groeien, maar miste de paddenstoelen. Die komen pas in de herfst tevoorschijn, mijmerde hij. Hij wist dat in de bossen grote zoogdieren leefden zoals edelherten en everzwijnen en zelfs wolven en wilde katten. Terwijl hij dromerig opnieuw een hap nam van zijn brood, kreeg hij enig begrip voor de Sovjets. Dit land zou ik ook willen bezitten als ik in hun schoenen stond, dacht hij. Maar ze moeten begrijpen dat wij het nooit zullen afgeven.

Partizaan

Подняться наверх