Читать книгу Keltische Mythen en Legenden - T. W. Rolleston - Страница 47
De tumulus te New Grange.
ОглавлениеEén der belangrijkste en rijkst gebeeldhouwde der Europeesche megalithische monumenten is de groote in kamers verdeelde tumulus te New Grange aan den noordelijken oever van de Boyne, in Ierland. Die tumulus, en de andere, die in de nabijheid gevonden worden, komen in de oude Iersche mythische litteratuur in twee verschillende karakters voor, waarvan de verbinding veelbeteekenend is. Zij worden eensdeels beschouwd als de verblijfplaatsen der Sidhe, of feeën, die waarschijnlijk de godheden der oude Ieren voorstellen, en zij zijn eveneens volgens de overleveringen de begraafplaatsen der Keltische opperkoningen van het heidensche Ierland. Het verhaal der begrafenis van koning Cormac, die ondersteld werd omtrent den Christelijken godsdienst te zijn ingelicht lang voordat deze werkelijk in Ierland door St. Patrick was gepredikt, en die verbood, dat men hem zou begraven op het koninklijke kerkhof aan de Boyne, omdat daaraan heidensche overleveringen waren verbonden, wijst er op, dat die plaats het middelpunt was van een heidenschen eeredienst, die meer in zich sloot dan eenvoudig een begraven van koninklijke personen binnen zijn gebied. Ongelukkiger wijze zijn die monumenten niet ongeschonden; zij zijn in de negende eeuw geopend en geplunderd door de Denen12, maar er zijn nog bewijzen genoeg aanwezig, die aantoonen, dat zij oorspronkelijk als begraafplaatsen dienden, en in verband stonden met den eeredienst van een primitieven godsdienst. De belangrijkste van deze, de tumulus van New Grange, is geheel en al onderzocht en beschreven door George Coffey, den bewaarder der verzameling van Keltische oudheden in het Nationale Museum te Dublin13. Aan den buitenkant gelijkt hij op een groote aardhoogte of een heuvel, die nu met struiken is begroeid. Zijn grootste middellijn is 280 Engelsche voet en hij is ongeveer 44 voet hoog. Daarbuiten loopt een wijde kring van steenen, die oorspronkelijk rechtop schijnen te hebben gestaan, vijf en dertig in getal. Binnen dien kring bevindt zich een gracht en een wal, en boven op dien wal was een cirkelvormige rand van groote steenen gelegd, ter lengte van acht tot tien voet, op den kant gelegd, die een groote aardhoogte begrensden, welke later gebleken is uit losse steenen te bestaan, die nu, zooals wij gezien hebben, geheel begroeid zijn met gras en struiken. Doch het groote belang van dat monument is gelegen in het inwendige van die aardhoogte. Omstreeks het einde van de zeventiende eeuw kwamen enkele werklieden, die van die aardhoogte materiaal haalden voor den weg, toevallig aan den ingang die naar een gaanderij naar binnen leidde, en die zich kenmerkte door het feit, dat de grenssteen daaronder rijk gebeeldhouwd was met spiralen en ruitvormige figuren. Die ingang is juist op het zuid-oosten gelegen. De gaanderij is gevormd uit rechtopstaande platen van ongehouwen steen, gedekt met dergelijke platen, en wisselt af van omstreeks 5 tot 6 Engelsche voet in hoogte; zij is 3 voet breed, en loopt over een lengte van 62 voet tot recht binnen in de aardhoogte. Hier eindigt zij in een kruisvormige kamer ter hoogte van 20 voet, waarvan de zoldering, een soort koepel, gevormd is van groote, platte steenen, die alle naar het midden gericht zijn, waar zij elkander bijna aan den top ontmoeten, en waar een groote platte steen alles bedekt. In ieder der drie inhammen van de kruisvormige kamer staat een groote steenen bekken, of een ruwe sarcophaag, doch er is geen spoor van eenige begrafenis daar overgebleven.