Читать книгу Eens gejaagd - Блейк Пирс - Страница 13

HOOFDSTUK ZEVEN

Оглавление

Riley wist dat Smokey Moran in groot gevaar verkeerde. Maar in alle eerlijkheid voelde Riley niet echt medelijden met de wrede beroepsschurk.

Shane Hatcher was wat er echt toe deed.

Het was haar opdracht om Hatcher terug achter de tralies te stoppen. Als ze hem te pakken kregen voordat hij Moran had vermoord voor zijn verraad, dan was dat prima. Zij en Bill zouden naar Morans adres rijden zonder hem van tevoren te waarschuwen. Ze zouden de plaatselijke politie bellen om versterking naar de locatie te sturen.

Het was ongeveer een half uur rijden van Kelsey Sprigge’s huis in een middenstandsbuurt van Searcy naar de veel ruigere bendewijken van Syracuse. De lucht was bewolkt, maar er viel geen sneeuw en het verkeer reed normaal over de goed geruimde wegen.

Terwijl Bill reed, raadpleegde Riley de FBI-database en verrichte snel wat onderzoek op haar telefoon. Ze zag dat de plaatselijke situatie met de bendes erg ernstig was. Sinds begin jaren tachtig waren in dit gebied bendes gevormd en gehergroepeerd. In de tijd van Shane the Chain waren dit vooral plaatselijke leden geweest. Sinds die tijd waren er nationale bendes naar het gebied gekomen. Ze hadden een hoge mate van gewelddadigheid met zich meegenomen.

De drugs en hun winsten die verantwoordelijk waren voor de aanwakkering van dit geweld waren vreemder en veel gevaarlijker geworden. Er waren nu onder andere sigaretten die geweekt waren in balsemvloeistof en kristallen die paranoia induceerden en “badzouten” genoemd werden. Wat voor nog dodelijkere middelen zouden er als volgende opduiken?

Terwijl Bill parkeerde voor het vervallen flatgebouw waar Moran woonde, zag Riley twee mannen in FBI-jacks uit een andere auto stappen. Het waren Agenten McGill en Newton, die hen ook op het vliegveld hadden ontmoet. Aan hun grove omvang kon ze zien dat ze onder de jacks kogelvrije vesten aanhadden. Ze droegen allebei een sluipschuttersgeweer van Remington.

“Moran woont op de derde verdieping,” zei Riley.

Toen de groep agenten door de voordeur het gebouw binnengingen, kwamen ze enkele bendetypes tegen in de koude en armzalige hal. Ze stonden daar gewoon met hun handen in de zakken van hun sweaters en leken maar weinig aandacht te besteden aan het gewapende team.

Morans bodyguards?

Ze dacht niet dat ze haar kleine leger van agenten zouden stoppen, maar ze zouden misschien wel aan Moran doorgeven dat iemand onderweg naar boven was.

McGill en Newton leken de jonge jongens te kennen. Ze fouilleerden hen vluchtig.

“We zijn hier voor Smokey Moran,” zei Riley.

Geen van de jonge mannen zei een woord. Ze staarden gewoonweg naar de agenten met vreemde, lege gezichtsuitdrukkingen. Riley vond het maar raar gedrag.

“Naar buiten,” ze Newton, en de jongens knikten gehoorzamend en gingen de voordeur uit.

Met Riley voorop renden de agenten de drie trappen omhoog. De plaatselijke agenten gingen voor en checkten iedere gang zorgvuldig. Op de derde verdieping stopten ze voor Morans appartement.

Riley klopte hard op de deur. Toen niemand opendeed, riep ze:

“Smokey Moran, dit is FBI Agent Riley Paige. Mijn collega’s en ik moeten met je praten. We willen je geen kwaad doen. We zijn hier niet om je te arresteren.”

Alsnog werd er niet opengedaan.

“We denken dat je in levensgevaar verkeert,” schreeuwde Riley.

Nog steeds deed niemand open.

Riley draaide aan de deurknop. Tot haar verbazing zat de deur niet op slot en zwaaide deze open.

De agenten stapten een net onderhouden, nietszeggend appartement met amper enige inrichting binnen. Er was ook geen tv, geen elektronica en al helemaal geen computer. Riley besefte dat Moran erin slaagde om enorme invloed uit te oefenen in de criminele onderwereld met alleen rechtstreekse, face-to-face bevelen. Hij bleef onder de radar van justitie door nooit online te gaan of zelfs maar een telefoon te gebruiken.

Duidelijk een pientere gast, dacht Riley. Soms werkt de ouderwetse manier het beste.

Maar hij was nergens te zien. De twee plaatselijke agenten keken snel alle kamers en kasten na. Er was niemand in het appartement.

Ze gingen met zijn allen weer de trap af naar beneden. Toen ze bij de hal aankwamen, hieven McGill en Newton hun geweren, klaar om in actie te komen. De jonge bendeleden stonden op ze te wachten onderaan de trap.

Riley bestudeerde ze. Ze realiseerde zich dat ze duidelijk het bevel hadden gekregen om Riley en haar collega’s het lege appartement te laten doorzoeken. Het leek er nu op dat ze iets te zeggen hadden.

“Smokey zei dat hij dacht dat jullie zouden komen,” zei een van de bendeleden.

“Hij zei dat we jullie een bericht moesten doorgeven,” zei een ander.

“Hij zei dat jullie naar hem moesten zoeken bij het oude Bushnell-warenhuis aan Dolliver Street,” zei een derde.

Toen, zonder nog een woord te zeggen, stapten de jonge mannen opzij om de agenten erdoor te laten.

“Was hij alleen?” vroeg Riley.

“Toen ik er vertrok wel,” antwoordde een van de jonge mannen.

Een soort van grauwe voorbode hing in de lucht. Riley wist niet wat ze ervan moest denken.

McGill en Newton hielden hun ogen gericht op de jonge jongens terwijl de agenten het gebouw verlaatten. Toen ze buitenkwamen, zei Newton, “Ik weet waar dat warenhuis is.”

“Ik ook,” zei McGill. “Het is maar een paar straten hiervandaan. Het is verlaten en staat te koop. Ik heb gehoord dat ze er misschien chique appartementen van gaan maken. Maar ik vind dit helemaal niet fijn klinken. Die plek is perfect voor een hinderlaag.”

Hij pakte zijn telefoon en vroeg om meer versterking om hen daar te ontmoeten.

“We zullen voorzichtig moeten zijn,” zei Riley. “Ga voorop en wijs ons de weg.”

Bill reed en volgde de plaatselijke SUV. Beide auto’s parkeerden voor een vervallen stenen gebouw van vier verdiepingen met een afbrokkelende gevel en kapotgeslagen ramen. Op hetzelfde moment kwam nog een voertuig van de FBI aanrijden.

Toen ze het gebouw bekeek zag Riley wat McGill bedoeld had en waarom hij had gebeld voor meer versterking. Het pand was enorm en vervallen en had drie verdiepingen vol donkere, kapotte ramen. In ieder van die ramen kon zich gemakkelijk een sluipschutter met geweer verstoppen.

Het gehele plaatselijke team was gewapend met lange vuurwapens, maar zij en Bill hadden slechts een pistool. Ze zouden een makkelijk doelwit zijn in een vuurgevecht.

Alsnog leek een hinderlaag haar niet logisch. Waarom zou iemand zo slim als Smokey Moran, die al zo’n dertig jaar zijn arrestatie wist te ontlopen, zoiets roekeloos doen als het neerschieten van FBI agenten?

Riley sprak tot de andere agenten via haar radio.

“Hebben jullie nog steeds kogelvrije vesten aan?” vroeg ze.

“Ja,” werd er geantwoord.

“Mooi. Blijf in de auto totdat ik zeg dat jullie eruit moeten.”

Bill had al twee kogelvrije vesten gevonden achterin hun goed bevoorrade SUV. Hij en Riley trokken ze snel aan. Toen vond Riley een megafoon.

Ze rolde haar raampje naar beneden en riep naar het gebouw.

“Smokey Moran, dit is de FBI. We hebben je bericht ontvangen. We zijn gekomen om je te zien. We willen je geen kwaad doen. Kom uit het gebouw met je handen omhoog zodat we kunnen praten.”

Ze wachtte een volle minuut. Er gebeurde niets.

Riley sprak weer via de radio met Newton en McGill.

“Agent Jeffreys en ik gaan ons voertuig uit. Als wij uitstappen, dan stappen jullie ook uit, met jullie wapens getrokken. We treffen elkaar bij de voordeur. Blijf hoog om je heen kijken. Als je ergens in het gebouw ook maar enige beweging ziet, zoek dan meteen dekking.”

Riley en Bill stapten uit hun SUV, en Newton en McGill kwamen uit hun auto. Drie zwaarder bewapende FBI agenten stapten uit het net aangekomen voertuig en voegden zich bij hen.

De agenten bewogen voorzichtig richting het gebouw, met hun ogen op de ramen gericht en hun wapens in de aanslag. Eindelijk bereikten ze de veiligheid van de enorme voordeur.

“Wat is het plan?” vroeg McGill, die onmiskenbaar nerveus klonk.

“Om Shane Hatcher te arresteren, als hij daarbinnen is,” zei Riley. “Om hem dood te schieten als dat nodig is. En om Smokey Moran te vinden.”

Bill voegde toe, “We zullen het hele gebouw moeten doorzoeken.”

Riley kon zien dat de plaatselijke agenten dit plan maar niks vonden. Ze nam het hen niet kwalijk.

“McGill,” zei ze, “begin op de begane grond en werk omhoog. Jeffreys en ik zullen naar de bovenste verdieping gaan en naar beneden werken. We zien elkaar in het midden.”

McGill knikte. Riley zag een flits van opluchting op zijn gezicht. Hij wist duidelijk dat het gevaar zich waarschijnlijk niet in het lagere gedeelte van het gebouw bevond. Bill en Riley zelf namen aanzienlijk meer risico.

Newton zei, “Ik ga met jullie mee naar boven.”

Ze zag dat zijn gezichtsuitdrukking vastberaden was en maakte geen bezwaar.

Bill duwde de deuren open, en alle agenten gingen naar binnen. Een gure tocht maakte een fluitend geluid door de ramen op de begane grond, die voornamelijk bestond uit een lege ruimte met palen en deuren naar aangrenzende ruimtes. Riley en Bill lieten McGill en drie anderen achter om beneden te beginnen, en liepen richting het meer beangstigende trappenhuis. Newton volgde ze op de voet.

Ondanks de kou voelde ze het zweet in haar handschoenen en op haar voorhoofd. Ze voelde haar hart hard kloppen en deed haar best om haar ademhaling onder controle te houden. Hoe vaak ze dit ook zou doen, hieraan zou ze nooit gewend raken. Niemand zou hieraan gewend raken.

Eindelijk bereikten ze de ruime, zolderachtige bovenverdieping.

Riley’s aandacht werd meteen getrokken door het dode lichaam.

Het was met ducttape vastgemaakt aan een paal, en zo verminkt dat het amper menselijk leek. Er zaten sneeuwkettingen om de nek gewikkeld.

Hatchers favoriete wapen, herinnerde Riley zich.

“Dat moet Moran wel zijn,” zei Newton.

Riley en Bill wisselde een blik uit. Ze wisten dat ze hun wapens niet weg moesten stoppen. Nog niet. Wie weet was het lichaam een truc van Hatcher om ze de open ruimte in te lokken.

Terwijl ze de dode man benaderden, bleef Newton achter staan, zijn geweer in de aanslag.

Ijzige plassen bloed bleven aan de zolen van Riley’s schoenen kleven terwijl ze op het lichaam afliep. Het gezicht was compleet onherkenbaar geslagen, en ze zouden DNA of gebitgegevens moeten gebruiken om hem te identificeren. Maar Riley wist zeker dat Newton gelijk had; dit moest Smokey Moran zijn. Griezelig genoeg stonden zijn ogen nog steeds wijd open, en zijn hoofd was zo aan de paal vastgetapet dat hij Riley recht aan leek te kijken.

Riley keek weer om zich heen.

“Hatcher is hier niet,” zei ze, en ze stopte haar wapen weg.

Bill deed hetzelfde en liep naar het lichaam naast Riley. Newton bleef waakzaam en hield zijn geweer omhoog, en bleef draaien om alle richtingen in de gaten te houden.

“Wat is dit?” zei Bill, wijzend naar een stukje papier dat uit de jaszak van het slachtoffer stak.

Riley pakte het stukje papier. Erop stond geschreven:

“Een paard zit vast aan een ketting van 7 meter en eet een appel die 8 meter weg is. Hoe kwam het paard bij de appel?”

Riley voelde zich gespannen. Het was totaal geen verrassing dat Shane Hatcher een raadsel had achtergelaten. Ze gaf het papiertje aan Bill. Bil las het, en keek Riley daarna aan met een verwarde uitdrukking.

“De ketting zit nergens aan vast,” zei Riley.

Bill knikte. Riley wist dat hij de betekenis van het raadsel begreep:

Shane the Chain was niet meer vastgeketend.

En hij was pas net begonnen met het genieten van zijn vrijheid.

Eens gejaagd

Подняться наверх