Читать книгу Eens gejaagd - Блейк Пирс - Страница 6

PROLOOG

Оглавление

Special Agent Riley Paige scheurde met oorverdovend lawaai door de stille donkere straten van Fredericksburg. Haar dochter van vijftien werd vermist, maar Riley was eerder woedend dan angstig. Ze had wel een idee van waar April was: bij haar nieuwe vriendje, de zeventienjarige schoolverlater Joel Lambert. Riley had haar best gedaan om de relatie tussen de twee te beëindigen, maar ze was er niet in geslaagd.

Vanavond komt daar verandering in, dacht ze vastberaden.

Ze parkeerde voor Joels woning, een vervallen klein huisje in een slechte buurt. Ze was hier al eens eerder geweest en had van Joel geëist dat hij bij haar dochter wegbleef. Hij had hier overduidelijk maling aan gehad.

Er stond geen enkele lamp in het huis aan. Misschien was er wel niemand binnen. Of misschien stond Riley op het punt om meer te ontdekken dan ze aankon. Het kon haar niet schelen. Ze sloeg op de deur.

“Joel Lambert! Doe open!” riep ze.

Het was eventjes stil. Riley ramde weer op de deur. Deze keer hoorde ze gemompeld gevloek vanuit binnen komen. De lamp op de veranda ging aan. Met de ketting er nog op, ging de deur een paar centimeter open. In het licht van de veranda kon Riley een onbekend gezicht onderscheiden. Het was een man van een jaar of negentien, twintig. Hij had een baard en zag eruit alsof hij zwaar aan de drugs zat.

“Wat wil je?” vroeg de man suffig.

“Ik ben hier voor mijn dochter,” zei Riley.

De man keek beduusd.

“Je bent bij het verkeerde huis, mevrouw,” zei hij.

Hij probeerde de deur dicht te doen, maar Riley schopte er zo hard tegen dat het veiligheidskettinkje brak en de deur openvloog.

“Hé!” riep de man.

Riley stormde naar binnen. Het huis zag er hetzelfde uit als vorige keer dat ze hier was: een vreselijke rotzooi met een lucht vol verdachte geuren. De jonge man was lang en pezig. Riley zag een gelijkenis tussen hem en Joel. Maar hij was niet oud genoeg om Joels vader te zijn.

“Wie ben jij?” vroeg ze.

“Ik ben Guy Lambert,” antwoordde hij.

“Joels broer?” gokte Riley.

“Ja. Wie ben jij in godsnaam?”

Riley pakte haar penning.

“Special Agent Riley Paige, FBI,” zei ze.

De mans ogen werden groot van paniek.

“FBI? Hé, er moet hier een misverstand of zo zijn.”

“Zijn je ouders hier?” zei Riley.

Guy Lambert haalde zijn schouders op.

“Ouders? Welke ouders? Joel en ik wonen hier alleen.”

Riley was totaal niet verbaasd. Vorige keer dat ze hier was, had ze al het vermoeden gehad dat Joels ouders niet in beeld waren. Ze had geen idee wat er met hen gebeurd zou kunnen zijn.

“Waar is mijn dochter?” zei Riley.

“Mevrouw, ik ken je dochter niet eens.”

Riley deed een stap richting de dichtstbijzijnde deuropening. Guy Lambert probeerde haar weg te versperren.

“Hé, moet je geen huiszoekingsbevel hebben?” vroeg hij.

Riley duwde hem opzij. “Ik maak hier nu de regels,” snauwde ze. Riley ging door de deur en kwam in een chaotische slaapkamer. Er was niemand. Ze ging nog een deur door, een smerige badkamer in, en toen nog een deur die uitkwam op een tweede slaapkamer. Nog steeds niemand.

Ze hoorde een stem roepen vanuit de woonkamer.

“Blijf staan waar je bent!”

Ze haastte zich terug naar de woonkamer.

Ze zag nu dat haar partner, Agent Bill Jeffreys, in de opening van de voordeur stond. Ze had hem gebeld voor hulp voordat ze thuis vertrokken was. Guy Lambert lag ingezakt op de bank en zag er moedeloos uit.

“Deze jongeman leek te vertrekken,” zei Bill. “Ik maakte alleen even duidelijk dat hij hier op je moest wachten.”

“Waar zijn ze?” vroeg Riley dwingend aan Lambert. “Waar zijn je broer en mijn dochter?”

“Ik heb geen idee.”

Riley greep hem bij zijn T-shirt en trok hem op zijn voeten.

“Waar zijn je broer en mijn dochter?” herhaalde ze.

Toen hij zei “Ik weet het niet,” smeet ze hem tegen de muur. Ze hoorde Bill afkeurend zuchten. Hij maakte zich ongetwijfeld zorgen dat Riley de controle zou verliezen. Het kon haar niet schelen.

Guy Lambert, die nu volledig in paniek was, spuwde een antwoord uit.

“Ze zijn verderop in de straat. Dertien vierendertig.”

Riley liet hem los. Zonder nog een woord te zeggen, stormde ze de voordeur uit. Bill volgde haar.

Riley had haar zaklamp in haar hand en keek naar de huisnummers. “Het is deze kant op,” zei ze.

“We moeten bellen voor hulp,” zei Bill.

“We hebben geen versterking nodig,” zei Riley terwijl ze over de stoep rende.

“Dat is niet waar ik me zorgen om maak.” Bill volgde haar.

Binnen enkele momenten stond Riley in de tuin van een huis met twee verdiepingen. Het was een kapot, duidelijk afgeschreven huis met lege huizen aan weerszijden; een typische “drugswoning” voor heroïnegebruikers. Het deed haar denken aan het huis waar de sadistische psychopaat Peterson haar gevangengehouden had. Hij had haar in een kooi gehouden en haar gemarteld met een gasbrander totdat ze was ontsnapt en het huis had opgeblazen met zijn eigen voorraad propaangas.

Even stond ze aarzelend stil, opgeschrikt door de herinnering. Maar toen herinnerde ze zichzelf eraan:

April is daarbinnen.

“Bereid je voor,” zei ze tegen Bill.

Bill pakte zijn eigen zaklamp en zijn pistool, en ze liepen samen richting het huis.

Toen Riley bij de veranda aankwam, zag ze dat de ramen dichtgetimmerd waren. Ze was deze keer niet van plan om aan te kloppen. Ze wilde Joel of wie er ook binnen was niet waarschuwen voor haar komst.

Ze probeerde de deurklink. Deze bewoog. Maar de deur zat op slot met een schuifslot. Ze trok haar wapen en vuurde op het schuifslot, dat kapot knalde. Ze greep weer de deurklink, en deze keer ging de deur open.

Zelfs na de duisternis van buiten, moesten haar ogen wennen toen zij en Bill de woonkamer binnenstapten. Het enige licht kwam van de kaarsen die hier en daar stonden. Ze verlichtten een akelig decor van troep en puin, waaronder lege zakjes heroïne, injectienaalden en andere drugsattributen. Er waren zo’n zeven mensen te zien, waarvan twee of drie langzaamaan opstonden na het lawaai dat Riley gemaakt had. De rest bleef op de vloer of gekruld in stoelen liggen, verdoofd van de drugs. Ze zagen er allemaal verwelkt en ziek uit, en hun kleding was vies en aan flarden.

Riley stopte haar wapen weg. Ze had het duidelijk niet nodig – nog niet.

“Waar is April?” riep ze. “Waar is Joel Lambert?”

Een man die zojuist was opgestaan zei met wazige stem, “Boven.”

Met Bill vlak achter zich, klom Riley de donkere trap op, de zaklamp voor zich uit schijnend. Ze voelde hoe de rottende traptreden inzakten door haar gewicht. Zij en Bill stapten de gang bovenaan de trap in. Er waren drie deuropeningen, waar de deuren uit waren gehaald. Een ervan leidde naar een ranzig ruikende badkamer. Ze waren zichtbaar leeg. De vierde deuropening had nog wel een deur, die gesloten was.

Riley stapte op de deur af. Bill stak zijn hand uit om haar te stoppen.

“Laat mij eerst naar binnen gaan,” zei hij.

Riley negeerde hem en duwde zich langs hem, deed de deur open, en stapte naar binnen.

Riley viel bijna flauw van wat ze zag. April lag op een kaal matras, en mompelde steeds opnieuw “Nee, nee, nee.” Ze verzette zich zwakjes terwijl Joel Lambert moeizaam haar kleding uittrok. Een lelijke man met overgewicht stond vlakbij te wachten tot Joel hiermee klaar was. In het kaarslicht waren een lepel en naald op het nachtkastje te zien.

Riley begreep het meteen. Joel had April zoveel drugs gegeven dat ze bijna bewusteloos was en bood haar nu aan als seksuele gunst aan deze walgelijke man. Of dit voor geld of voor een andere reden was, wist Riley niet.

Ze trok haar wapen weer en richtte het op Joel. Het was alles wat ze kon doen om hem niet meteen neer te schieten.

“Ga bij haar vandaan,” zei ze.

Joel begreep duidelijk haar gemoedstoestand. Hij deed zijn handen in de lucht en stapte weg van het bed.

Riley wees naar de andere man en zei tegen Bill, “Doe deze klootzak handboeien om. Neem hem mee naar je auto. Je kan nu bellen voor versterking.”

“Riley, luister naar me...” zei Bill, die zijn zin niet afmaakte.

Riley wist wat Bill onuitgesproken liet. Hij wist donders goed dat Riley niets meer wilde dan een paar minuten alleen zijn met Joel. Natuurlijk aarzelde hij om dit toe te laten.

Met haar wapen nog steeds op Joel gericht, keek Riley met een smekende uitdrukking naar Bill. Bill knikte langzaam, en liep toen naar de man, las hem zijn rechten voor, deed hem handboeien om en bracht hem naar buiten.

Riley deed de deur achter hen dicht. Toen keek ze Joel stilletjes aan, haar wapen nog steeds geheven. Dit was de jongen waar April verliefd op was geworden. Maar dit was niet zomaar een tiener. Hij was nauw betrokken bij de drugshandel. Hij had die drugs op haar eigen dochter gebruikt en was duidelijk van plan geweest om Aprils lichaam te verkopen. Dit was niet iemand die in staat was om van iemand te houden.

“Wat denk je te gaan doen, mevrouw agent?” zei hij. “Ik heb rechten, weet je.” Hij toonde dezelfde smalende glimlach als de laatste keer dat ze hem had gezien.

Het pistool trilde enigszins in Riley’s hand. Ze stond te popelen om de trekker over te halen en deze nietsnut neer te knallen. Maar dat kon ze zichzelf niet toestaan.

Ze zag dat Joel langzaam richting het bijzettafeltje schoof. Hij was potig gebouwd en was een beetje langer dan Riley. Hij bewoog richting een honkbalknuppel, duidelijk bedoeld als zelfverdedigingswapen, die tegen de tafel leunde. Riley onderdrukte een wrede glimlach. Het zag ernaar uit dat hij precies ging doen wat ze wilde dat hij deed.

“Je staat onder arrest,” zei ze.

Ze stopte haar wapen weg en reikte naar de handboeien die aan de achterkant van haar riem hingen. Joel deed precies wat ze hoopte en dook richting de honkbalknuppel, pakte deze op en zwaaide hard naar Riley. Ze ontweek de klap behendig en zette zich schrap voor de volgende zwaai.

Deze keer hief Joel de knuppel hoog in de lucht, zodat hij haar op haar hoofd kon slaan. Maar terwijl hij zijn arm naar beneden bracht, dook Riley en greep ze naar het handvat van de knuppel. Ze greep deze en rukte het van hem weg. Ze genoot van zijn geschrokken blik toen hij zijn evenwicht verloor.

Joel reikte naar de bijzettafel om zijn val te stoppen. Toen hij zijn hand stevig op de tafel had, ramde Riley de knuppel erop neer. Ze hoorde de botten breken.

Joel schreeuwde jammerlijk en viel op de grond.

“Gestoord wijf!” riep hij. “Je hebt mijn hand gebroken.”

Hijgend naar adem boeide Riley hem vast aan het bed.

“Ik kon er niks aan doen,” zei ze. “Je verzette je, en ik sloeg per ongeluk je hand tussen de deur. Sorry daarvoor.”

Riley boeide zijn ongeschonden hand aan het frame van het bed. Toen ging ze op zijn gebroken hand staan en plaatste ze haar volledige gewicht erop.

Joel schreeuwde en kronkelde. Zijn voeten schopten in het wilde weg rond.

“Nee, nee, nee!” riep hij.

Met haar voet nog steeds op dezelfde plek, hurkte Riley dicht naar zijn gezicht.

Ze zei spottend, “‘Nee, nee, nee!’ Waar heb ik die woorden eerder gehoord? Slechts een paar minuten geleden?”

Joel jankte van de pijn en doodsangst.

Riley duwde haar voet naar beneden.

“Wie zei dat?” eiste ze.

“Uw dochter... Zij zei het.”

“Zei wat?”

“‘Nee, nee, nee...’”

Riley zette iets minder druk.

“En waarom zei mijn dochter dat?” vroeg ze.

Joel kon bijna niet praten tussen zijn hevige snikken door.

“Omdat... ze hulpeloos was... en pijn had. Ik snap het. Ik begrijp het.”

Riley haalde haar voet weg. Ze dacht dat hij de boodschap nu wel begrepen had – voor nu tenminste, vast niet voor altijd. Maar dit was het beste, of slechtste, wat ze op dit moment kon doen. Hij verdiende de dood, of nog erger. Maar ze kon het niet over haar hart verkrijgen om hem te doden. In ieder geval zou hij die hand nooit meer fatsoenlijk kunnen gebruiken.

Riley liet Joel geboeid en ineengekrompen liggen en haastte zich naar haar dochter. Aprils pupillen waren wijd en Riley wist dat ze moeite had om haar te zien.

“Mam?” zei April zacht jammerend.

Het geluid van dat woord maakte enorm veel kwelling in Riley los. Ze barstte in tranen uit terwijl ze April weer aan begon te kleden.

“Ik haal je hier weg,” zei ze tussen haar snikken door. “Het komt allemaal goed.”

Maar terwijl ze de woorden zei, hoopte Riley maar dat ze waar waren.

Eens gejaagd

Подняться наверх