Читать книгу Het Auteursrecht in het Nederlandsche en internationale recht - H. L. de Beaufort - Страница 9

Оглавление

1 Op verschillende plaatsen vindt men bij de oude Romeinsche schrijvers van verveelvoudiging van boeken, soms in duizend en meer exemplaren, gewag gemaakt, o. a.: Cicero Pro Sulla XV, 42, 43; Suetonius Div. Aug. c. 31; Plinius Epistolae IV, 7. Ook werden soms hooge prijzen geboden aan de schrijvers voor hunne manuscripten. Men zie hierover: Dr. J. Kohler, Das Autorrecht, Jahrbücher f. d. Dogmatik XVIII, pp. 448 sqq.; en van denzelfden schrijver: Urheberrecht an Schriftwerken und Verlagsrecht, Stuttgart 1906 pp. 27 sqq.

2 Men zie voor de vervaardiging en verspreiding van boeken vóór de uitvinding der boekdrukkunst o. a.: Zur Erinnerung an die Erfindung der Buchdruckerkunst van Georg Steinhausen in die Nation van 2 Juni 1900, p. 492.

3 Dit privilegie is in zijn geheel afgedrukt in: Over het kopy-regt in Nederland door Mr. B. van den Velden, 1835. p. 290.

4 Privilegiën door Karel V verleend: in 1538 voor Dye Cronijcke van Hollāt, Zeelant en̄ Vrieslant etc. (misschien een overdruk of vervolg van het zooeven genoemde boek) in: De Amsterdamsche boekdrukkers en uitgevers in de zestiende eeuw door E. W. Moes, I p. 136. Privilegiën van 1546 en 1547 in: Memoriael Boeck van den Hove van Holland (het eerste door den Griffier Jan van Dam gehouden) 1543–1548 fol. 231 en 287.

Privilegiën van Philips II: bij Moes t. a. p. I p. 352, waar melding wordt gemaakt van een kaart, uitgegeven in 1575 en beschermd door „Coe. Mats. Octroije” en ibidem II p. 58, waar een werk wordt genoemd voorzien van „privileg. Reg. Matis. // et Cancellarie Brabantie”. In de Geschiedenis der Nederlandsche Letterkunde van dr. Jan ten Brink vindt men van verschillende boeken uit dien tijd het titelblad gereproduceerd, waarvan sommigen met privilegie. Men zie o. a. de afbeeldingen tegenover de pp. 234, 272, 280 en 282.

5 Lieuwe van Aitzema, Saken van Staet en Oorlogh in ende omtrent de Vereenigde Nederlanden (1633–1644) (fol. uitg. bij Joh. Veely, Joh. Tongerloo ende Jasper Doll 1669) IIde deel p. 552.

6 Ibid. p. 660.

7 Men zie hierover: Resolutiën Staten van Holland 1639 pp. 38, 105, 144, 152, 195 en 1641 pp. 160 en 641; Resolutiën Staten-Generaal 23 dec. 1639.

8 B.v. in een privilegie van 6 Nov. 1656, Resolutiën Staten-Generaal 1656 fol. 719.

9 T. a. p. p. 552.

10 Cau en Scheltus, Groot Placaatboek IV p. 361.

11 Men zie b.v. de Resolutiën der Staten van Holland 23 Sept. 1734 pp. 628, 629 en 29 April 1740 pp. 261, 262. Van de Staten-Generaal Res. van 29 Oct. en 24 Dec. 1614 in het Archief voor kerkelijke en wereldsche geschiedenissen, inzonderheid van Utrecht, uitgegeven door J. J. Dodt van Flensburg VI pp. 360, 361.

12 Voorbeelden hiervan o.a. in Dodt V pp. 235, 251, 258, 274, VII p. 2 en Resolutiën Staten van Holland, 18 Jan. 1737 p. 48.

13 Resolutiën Staten van Holland 13 Maart 1749 p. 163.

14 Men zie hierover: Robert Fruin, Hugo de Groot’s Inleidinge tot de Hollandsche Rechtsgeleerdheid, Verspreide Geschriften deel VIII pp. 21 sqq.

15 Resolutie der Staten-Generaal van 15 Aug. 1614. Dodt VI p. 359.

16 Dodt V. p. 15. Een dergelijk geval in: Resolutiën Staten van Holland 17 Jan. 1585 p. 46.

17 Resolutie der Staten van Holland van 5 Dec. 1679, geamplieerd door die van 30 April 1728 (Groot Placaetboek III p. 552 en VI p. 598.)

18 Groot Geldersch Placaet-boek III p. 644.

19 Medegedeeld door mr. N. de Ridder in diens proefschrift: Eenige beschouwingen over kopierecht, Utrecht 1875 p. 31.

20 Cf. hierover: A. C. Kruseman, Aanteekeningen betr. den Boekhandel van Noord-Nederland in de 17de en 18de eeuw p. 317.

21 Resolutiën Staten van Holland 21 Jan. 1580 p. 8 en 9 April 1580 p. 59.

22 De tekst der Resolutie is te vinden in het Groot Placcaatboek van Cau en Scheltus V p. 603 en: Wiltens Kerkelijk Placcaat-Boek III p. 262.

23 In Venetië, waar de boekdrukkunst al vroeg een hoogen bloei bereikte, in het jaar 1517 (de Senaat besloot in dat jaar, dat voortaan uitsluitend privilegiën zouden worden gegeven „pro libris et operibus novis, nunquam antea impressis, et non pro aliis”. D. A. 1889 p. 8), in Frankrijk sedert 1578; Cf. Kohler Autorrecht p. 85.

24 Het privilegie is afgedrukt in Groot Placcaatboek I p. 190.

25 Men zie hierover het placcaat van de Staten van Holland van 19 Maart 1655 in het Groot Placcaatboek II p. 3029.

26 Res. Staten van Holland 1724 p. 944.

27 Res. Staten van Holland 29 Sept. 1752 p. 1378.

28 Amsterdam in de 17de eeuw, Het Muziekleven door D. F. Scheurleer p. 83.

29 Res. Staten van Holland 2 April 1746 pp. 217, 218.

30 Zie o.a. de octrooien der Staten-Generaal van 2 Sept. en 4 Nov. 1615 bij Dodt VI pp. 374 en 380.

31 Dodt VII p. 22.

32 Res. St. v. Holl. 3 Sept. 1585 p. 531.

33 Dodt VI p. 393.

34 Dodt V p. 2. Zie ook: l’Oeuvre de Willem Jacobsz. Delff par D. Franken Dz. Amst. 1872 pp. 9, 10.

35 Dodt V p. 17.

36 Dodt IV p. 11.

37 Medegedeeld door dr. A. Bredius in Oud Holland 1890 pp. 75 sqq.

38 Dodt VII p. 53.

39 Dodt VII p. 13.

40 Dodt VII p. 66.

41 Dodt IV p. 110.

42 Dodt VI p. 380.

43 Dodt VII pp. 10, 11.

44 Res. Staten van Holl. 23 Sept. 1734 pp. 628, 629. Een analoog geval: ibid 1740 pp. 261, 262.

45 Resolutie van 15 Mei 1619, Dodt VII p. 64.

46 Zoo ging het reeds in het oude Rome en later ook o.a. in Engeland ten tijde van Shakespeare en in Spanje, Frankrijk en Duitschland tot in de 18de eeuw toe. Cf. Kohler, Autorrecht pp. 463 sqq.

47 Cf. Dr. J. A. Worp, Geschiedenis van het drama en van het tooneel in Nederland I p. 172.

48 Dr. G. Kalff, Literatuur en tooneel te Amsterdam in de zeventiende eeuw p. 29. Cf. dezelfde schrijver in Amsterdam in de 17de eeuw. De Letterkunde en het Tooneel p. 16.

49 Cf. Worp t. a. p. II p. 228.

50 J. Wagenaar, Amsterdam in zijne opkomst, aanwas, enz. II p. 400.

51 In: Waerschouwingen aen de... Regenten van de respective Godshuyzen,... wegens de tegenwoordige directie over den Schouwburg, enz. van 1699, medegedeeld door Worp t. a. p. II p. 89.

52 Wagenaar t. a. p. p. 404.

53 Men zie hierover: D. F. Scheurleer t. a. p. pp. 7 sqq. en 79 sqq. en: Worp t. a. p. II p. 270.

54 Men zie b.v. in de Res. Staten van Holl. 1580 pp. 79, 113, 146, 166, 197 en 1581 pp. 414 en 570.

55 Zie speciaal voor de Deventer Almanak: Dodt IV p. 124, VI p. 358, VII pag. 71; Res. Staten v. Holl. 1749 pp. 122, 123, 1750 pp. 888, 976. Het is duidelijk, dat de privilegiën waarvan hier sprake is, nog iets anders gaven dan alleen het kopierecht. Het was er niet zoozeer om te doen, dat zulk een almanak niet werd nagedrukt, dan wel dat anderen niet eene onderneming in denzelfden geest op touw zouden zetten.

56 Res. Staten v. Holl. 1582 p. 575.

57 Ress. St. v. Holl. 6 Juli 1585 pp. 339, 340.

58 Dodt V p. 262.

59 Resolutie der Staten-Generaal van 7 Maart 1619, Dodt VII p. 57.

60 Of dit, ten aanzien van het privilegie der Staten-Generaal, een goed voorbeeld is van geldige overdracht moet ik betwijfelen, daar onder het hier bedoelde octrooi in de Resolutiën der Staten-Generaal staat bijgeschreven: „Bij resolutie van den 23 Febr. 1657” (dus vóór de overdracht aan Blaauw) „is het octroy in dese resolutie genoemd ingetrocken.” (Res. St.-Gen. 6 Nov. 1656 fol. 719.)

61 Dodt V pp. 22, 23.

62 Res. Staten v. Holl. 16 Juli 1749 pp. 537 sqq.

63 Het privilegie staat afgedrukt in: Oeuvres de Nicolas Boileau Despréaux avec des Eclaircissemens historiques donnez par lui-même, à Amsterdam chez François Chanquion MDCCXXIX, Tome Ier.

64 Hollandse Consultatien en Advysen III p. 509, Consult CLXXXVII, 1

65 Voorbeelden hiervan: Res. St. v. Holl. 4 April 1737 pp. 191, 192, 4 Aug. 1746 p. 452, 20 Nov. 1750 p. 887.

66 T. a. p. p. 16. Dezelfde onjuiste meening bij de Ridder t. a. p. p. 29; J. H. Kok, Auteursrecht en Berner Conventie. Rotterdam 1905 p. 18.

67 Men zie de hierboven (p. 17) genoemde privilegiën voor den Deventer almanak en dat voor de staatstukken aan den drukker der Staten van Holland.

68 Cf. J. H. W. Unger, Bibliographie van Vondels werken. Amst. Fred. Muller 1888 pp. 10, 11.

69 Cf. L’Oeuvre de Willem Jacobsz. Delff p. 12.

70 J. T. Bodel Nyenhuis, De wetgeving op drukpers en boekhandel in de Nederlanden tot in het begin der XIXde eeuw, (vertaling van: Dissertatio historico-juridica de juribus typographorum et bibliopolarum in regno Belgico, Leid. 1819), p.2.

71 Uit het reeds genoemde privilegie van Karel V.

72 Res. St. v. Holl. 1612 p. 192.

73 Priv. v. d. St. v. Holl, voor G. Brandts Historie der Reformatie.

74 Priv. v. d. Staten v. Holl. van 1687 voor D. R. Kamphuyzens Stichtelijke Rijmen.

75 Cf. de voorrede van den uitgever Lodewyx van der Plasse in het Groot Liedboeck van G. A. Bredero (uitg. 1622).

76 T. a. p. p. 53.

77 T. a. p. p. 33.

78 Zie o.a.: dr. Kalff in Amsterdam in de 17de eeuw, t. a. p. p. 17.

79 De gedichten van Constantyn Huygens, uitgeg. door dr. J. A. Worp 1892 p. XXII. Huygens zelf schijnt ook den nadruk geen zeldzaam verschijnsel te hebben gevonden; in een „Aen den Drucker” vóór zijn „Hofwyck” zegt hij:

„Van dusend tegen een

De nadruck sal ons beurt zijn.”

80 Cf. Scheurleer in Amsterdam in de 17de eeuw t. a. p. p. 85.

81 Zie het bovengenoemde voorbericht van zijn Groot Liedboeck.

82 Men zie het „Berecht aen den Lezer” in: Gedichten van Hubert Kornelisz. Poot, 2de druk 1724 (te Delf bij Reinier Boitet).

83 Dr. J. ten Brink t. a. p. p. 478.

84 Men zie b.v. over de herhaalde nadrukken van H. de Groot’s Inleidinge tot de Hollandsche Rechtsgeleerdheid: Rob. Fruin, Verspreide Geschriften VIII pp. 26 sqq.

85 Kruseman t. a. p. p. 526. Zie ook voor andere gevallen van nadruk: ibid. pp. 346, 80 sqq.

86 T. a. p. p. 63.

87 Men vindt den tekst dezer overeenkomst in: Bouwstoffen voor een geschiedenis van den Nederlandschen boekhandel door A. C. Kruseman I p. 821.

88 Kruseman, Aanteekeningen etc. p. 471.

89 Medegedeeld door: Kruseman, Aanteekeningen etc. p. 86.

90 „Scripsit ad me Trajecto Jacobus Petitius... volare per manus multorum nostras Institutiones Juris Batavici; in exquirendo eius plagii fonte ... se tibi adiutorem fore... etc.” Cf. hierover: R. Fruin, Hugo de Groot’s Inleidinge tot de Hollandsche Rechtsgeleerdheid, Verspreide Geschriften VIII pp. 16 sqq. In denzelfden bundel (p. 272) maakt Fruin melding van een soortgelijk geval ruim honderd jaar vroeger aan Erasmus overkomen. In het voorbericht van zijn De contemptu mundi schreef deze: „Typographi palam minitabantur sese edituros, nisi ederem ipse.”

91 Scheurleer t. a. p. p. 85.

92 Gedichten van Hubert Kornelisz. Poot, 2de druk 1724, bij Reinier Boitet te Delf, „Berecht aen den Lezer.”

93 Res. St. van Holland 1728 pp. 438 sqq. Het placcaat is ook te vinden in: Kerkelijk Placaatboek II pp. 522 sqq.

94 J. v. Vondel tegens de valsche druckmunt gangbaer op zijnen naem, gestelt voor den Hollantschen Parnas. (De werken van Vondel in verband gebracht met zijn leven door mr. J. v. Lennep IX p. 143.)

95 Medegedeeld door dr. Hermann Ortloff, Das Autor- und Verlagsrecht als strafrechtlich zu schützendes Recht. Jahrbücher für die Dogmatik V p. 295.

96 Zie hierover en over de ontwikkeling van het begrip „geestelijke eigendom” in Duitschland: „Die Idee des geistigen Eigenthums” door dr. J. Kohler in Archiv für die civilistische Praxis, Band 82 pp. 166 sqq. Men zie ook: Paul Laboulaye, Etude sur le droit de propriété littéraire en Allemagne. Paris 1855 pp. 9 sqq.

97 O.a. in een bekend arrest van het Conseil du roi van 14 Sept. 1761, waarbij aan de kleindochters van La Fontaine het kopierecht op de werken van hun grootvader werd toegekend. Men zie hierover o.a.: mr. J. Heemskerk, Voordragten over den eigendom van voortbrengselen van den geest. Haarlem 1856 p. 53.

98 Hollands Rykdom door mr. Elias Luzac (de Nederl. vertaling, Leiden 1781) II p. 530.

99 T. a. p. p. 529.

100 Scheurleer t. a. p. p. 75.

101 Te vinden in: Fruin, Verspreide Geschriften VII p. 401.

102 Max Rooses, Christophe Plantin, Imprimeur Anversois, 2me ed. Anvers 1890, pp. 228 sqq.

103 Brieven van Maria van Reigersbergh, uitg. door mr. H. Vollenhoven en dr. G. D. J. Schotel. Middelburg 1857 p. 35.

104 T. a. p. p. 42.

105 In: Amsterdam in de XVIIde eeuw, t. a. p. pp. 14 en 16, alwaar ook het bovengeciteerde vers van de Decker wordt vermeld.

106 Cf. Max Rooses, Christophe Plantin, imprimeur Anversois, 2me ed. p. 133.

107 T. a. p. p. 27 noot 2.

108 Dodt V p. 15.

109 Res. der Staten-Generaal 1703 deel II fol. 244 en 361. Zie ook Res. Staten v. Holl. 1703 p. 472.

110 Res. St. v. Holl. 20 Nov. 1745 pp. 937, 938.

111 Res. Staten v. Holl. 18 Maart 1722 pp. 131, 132.

112 Res. St. v. Holl. 17 Aug. 1730 p. 718.

113 Res. St. v. Holl. 5 Oct. 1735 p. 572.

114 Res. St. v. Holl. 4 April 1737 pp. 191, 192.

115 Res. St. v. Holl. 17 Dec. 1738 p. 704.

116 Ik doorzocht o.a. zonder resultaat de correspondentie der Nederlandsche gedelegeerden met de Staten-Generaal en den Stadhouder en die tusschen den Nederlandschen gedelegeerde Bentinck en den griffier Fagel, berustende in het Rijksarchief te ’s Gravenhage (Legatie-archief nos. 85, 86, 87). De oudste bron, die ik ervoor genoemd vond, is: Pütter, Der Büchernachdruck, Göttingen 1774 p. 117.

117 De tekst is te vinden in: Decreeten van de vergadering van het provinciaal bestuur van Holland, 6 Dec. 1796–6 Jan. 1797 p. 21. Ook bij van den Velden t. a. p. p. 294.

118 T. a. p. 47 noot 1.

119 De wet is in haar geheel afgedrukt bij van den Velden t. a. p. pp. 308 sqq. en de Ridder t. a. p. pp. 266 sqq.

120 Consideransen tot de wet van 3 Junij 1803, geopperd door het Staatsbewind der Bataafsche Republiek bij missive van 10 Januarij 1803 aan het wetgevend Ligchaam van het Bataafsch Gemeenebest. Te vinden bij Bodel Nyenhuis t. a. p. pp. 353 sqq.

121 Men zie hierover: van den Velden t. a. p. pp. 83 sqq.

122 Zie hierover ook de juiste uitspraak van de Arrondissements-Rechtbank te Amsterdam van 27 December 1843. In: Het Letterkundig Eigendomsregt in Nederland, wetten, traktaten, regtspraak enz. ’s Gravenhage 1865 pp. 135 sqq.

123 Cf.: Evertsen de Jonge, Verhandeling over de regten van schrijvers en kunstenaars op hunne werken. Utrecht 1853 pp. 83 sqq.

124 O.a. door: Evertsen de Jonge t. a. p. pp. 168 sqq., de Ridder t. a. p. p. 125, mr. J. Heemskerk t. a. p. p. 56 en in een arrest van den Hoogen Raad van 22 Mei 1850 (Weekbl. v. h. Recht no. 1136).

125 W. v. h. R. no. 122.

126 Men zie hierover de beslissingen van de Arr. Rechtb. te Tiel van 13 Febr. 1840 en van het Hof van Gelderland van 12 Maart 1840, alsmede de adviezen van de rechtsgeleerden Mrs. Dirk Donker Curtius, W. C. B. Wintgens en S. P. Lipman in: Het Letterkundig Eigendomsregt in Nederland II pp. 73 sqq. Voorts een geschrift van mr. S. P. Lipman, Onderzoek omtrent de wettigheid der koninklijke besluiten van 2 en 30 Juli 1822 en 18 Juni 1829. Cf. ook: G. K. van Hogendorp, Bijdragen tot de Huishouding van Staat, 2de uitg. VIII pp. 282, 283.

127 Het belangrijkste hiervan is medegedeeld in: Het Letterkundig Eigendomsregt in Nederland II pp. 138 sqq.

128 Men zie hierover o.a. het advies van de advocaten mrs. J. van der Linden, M. C. van Hall, N. Sinderam, S. A. E. Verburg en F. A. van Hall van 31 Maart 1817 in: Het Letterk. Eigendomsregt pp. 83 sqq. en een arrest van den Hoogen Raad van 10 December 1839 in W. v. h. R. no. 67.

129 Zie hierover: van den Velden t. a. p. pp. 94 sqq.

130 Cf. Kruseman, Bouwstoffen enz. II pp. 578 sqq.

131 Beiden te vinden in: Het Letterk. Eigendomsregt pp. 247 sqq.

132 Hand. Staten-Generaal 1876–1877. Bijlage 202.

133 Hand. Tweede Kamer der St.-Gen. 1877–1878. Bijlage 25.

134 Handel. Tweede Kamer 1880–1881. Bijlage 15.

135 Handel. Tweede Kamer 1880–1881 pp. 1627 sqq.

136 Handel. Tweede Kamer 1880–1881 pp. 1637 sqq.

137 Handel. Tweede Kamer 1883–1884. Bijlage 166.

138 Handel. Tweede Kamer 1884–1885. Bijlage 72 no. 3.

139 Handel. Tweede Kamer 1884–1885. Bijlage 72 no. 4.

140 Men zie o.a. de redevoeringen der Tweede Kamerleden van der Vlugt en Bos bij de behandeling van de begrooting van Justitie in 1904, Hand. Tweede Kamer 1904/05 pp. 831–833, 880.

141 Eene uitvoerige beschrijving van den nadruk in België in die jaren vindt men bij: Kruseman, Bouwstoffen enz. I pp. 526 sqq.

142 Men zie hierover de uitspraken van het Tribunal civil de la Seine (28 Maart 1884) en van het Cour de Cassation (25 Juli 1887) in Droit d’Auteur 1888 p. 126 en 1889 pp. 8 sqq. en de meening van Darras en Pouillet in hetzelfde tijdschrift 1902 p. 51.

143 Cf. hierover o.a.: de Martens, Traité de Droit international (traduit du Russe par Alfred Léo), Paris 1886 II pp. 222 sqq.

144 Actes de la Conférence internationale pour la protection des droits d’auteur, Berne 1884 pp. 28, 29.

145 Actes p. 77.

146 Actes p. 89.

147 Men zie o.a. het rapport der Commissie in 1884, Actes pp. 47 sqq. en de verklaringen van den Zweedschen en den Franschen afgevaardigde, ibid. pp. 31, 32.

148 Montenegro is echter 1 April 1900 weer uit het Verbond getreden.

149 De tekst dezer stukken is te vinden in: Actes de la Conférence de Paris 1896 pp. 36 sqq. en 51 sqq.

150 Cf. het door Renault opgestelde rapport van de werkzaamheden der Commissie, Actes p. 179.

151 Te vinden: Actes p. 229.

152 Actes p. 229.

153 Actes p. 146.

154 Actes de la Conférence de Berlin de 1908 p. 153.

155 Actes pp. 37 sqq.

156 Actes pp. 71 sqq.

157 Actes pp. 77 en 78.

158 Men zie: D. A. 1907 pp. 113 sqq.

159 Tableau des voeux émis par divers congrès et assemblées en vue du développement de la protection des oeuvres littéraires et artistiques, deuxième série 1896–1907. Berne 1908. Ook te vinden: Actes pp. 79 sqq.

160 Louis Delzons, L’oeuvre de la Conférence de Berlin sur la propriété littéraire et artistique, Revue des deux mondes 15 Dec. 1908 p. 905.

161 Droit d’Auteur 1900 pp. 98 sqq.

162 Dit is ook ingezien door de Commissie, belast met de voorbereiding van eene nieuwe wet op het auteursrecht in Italië. D. A. 1907 p. 72.

163 Het werd goedgekeurd door de Wet van 22 Juli 1855 (Staatsblad no. 101) en in het Staatsblad geplaatst bij K. B. van 22 Juli 1855 (Staatsblad no. 107).

164 Men vindt den tekst van de Additionneele Overeenkomst en van de Verklaring resp. in: K. B. van 22 Mei 1860 (Staatsblad no. 19) en K. B. van 16 Augustus 1855 (Staatsblad no. 176).

165 Goedgekeurd door de Wet van 28 Dec. 1858 (Staatsblad no. 119); in het Staatsblad geplaatst door het K. B. van 4 Maart 1859 (Staatsblad no. 11).

166 Goedgekeurd door de Wet van 27 Juni 1863(Staatsblad no. 86); in het Staatsblad geplaatst door het K. B. van 9 Juli 1863 (Staatsblad no. 115).

167 Staatscourant 1880 nos. 30 en 180, 1881 no. 194, 1882 nos. 30 en 264. In het werkje van mr. Veegens, Het auteursrecht volgens de Nederlandsche wetgeving, dat in 1895 uitkwam, wordt het tractaat met Spanje abusievelijk als nog van kracht zijnde behandeld. pp. 178 sqq.

168 Cf.: Droit d’Auteur 1895 pp. 50, 51.

169 Men zie de: Memorie van Beantwoording van den minister van Hall, Bijlagen Tweede Kamer 1854–1855 p. 795; en zijne rede in de vergadering van 22 Juni 1855, Bijblad Tweede Kamer 1854–1855 p. 1012. Cf. ook: Bijblad Eerste Kamer 1854–1855 p. 1909 en Bijblad Tweede Kamer 1855–1859 pp. 468 en 470. Een overzicht hiervan is te vinden in: Het letterkundig eigendomsregt in Nederland I pp. 67 sqq.

170 Actes 1885 p. 81.

171 Men zie o.a. het Rapport der Commissie, benoemd door de vergadering van 15 Februari 1905, om van voorlichting en raad te dienen inzake de Berner Conventie, aan de algemeene vergadering der Vereeniging van Letterkundigen, gehouden 5 Juni 1905. Opgenomen in het Nieuwsblad voor den Boekhandel 1905 nos. 87, 88 en 89 en in de Kroniek 1905 nos 564, 565 en 566.

172 Handel. Tweede Kamer 1905–1906 p. 1070.

173 Actes 1908 pp. 150, 151 en 217.

174 Overzicht der voornaamste van 1 Januari-15 September 1909 door het Ministerie van Buitenlandsche Zaken behandelde en voor openbaarmaking geschikte aangelegenheden p. 68.

Het Auteursrecht in het Nederlandsche en internationale recht

Подняться наверх