Читать книгу De Negerhut - Harriet Beecher Stowe - Страница 3
VOORREDE.
ОглавлениеDe tooneelen van dit verhaal verplaatsen den lezer, gelijk de titel reeds aanduidt, onder een menschenstam, waarvan de beschaafde maatschappij tot nog toe hare aandacht heeft afgewend en liefst niets heeft willen weten: een vreemd geslacht, welks voorouders, onder de zon der keerkringen geboren, een karakter medebrachten en aan hunne afstammelingen ten erfdeel gaven, zoo geheel ongelijk aan dat van den harden en heerschenden Anglo-Saksischen stam, dat het van dezen vele jaren lang niets anders dan misverstand en verachting heeft kunnen verwerven.
Doch wij zien het aanbreken van een anderen en beteren dag; letterkunde, poëzie en kunsten brengen in onzen tijd haar invloed meer en meer in overeenstemming met den voornamen grondtoon des Christendoms: "In de menschen een welbehagen!"
De dichter, de schilder en de schrijver zoeken thans de meer gewone betrekkingen des levens en de zachtere aandoeningen van het menschelijke hart op, pogen deze schooner en beminnelijker te maken, en ademen, onder het lokkende der verdichting, een geest van menschelijkheid en verteedering, welke de ontwikkeling der groote beginselen van Christelijke broederschap moet bevorderen.
De hand der menschenliefde is overal uitgestrekt, om naar misbruiken te zoeken, om verongelijkingen te herstellen, om rampen te lenigen, en de geringen, de verdrukten en de vergetenen voor de oogen der wereld te plaatsen, en deze tot medelijden te bewegen.
In deze algemeene beweging is men eindelijk gedachtig aan het ongelukkige Afrika: Afrika, dat in den schemerachtigen dageraad van den ouden tijd het eerst de loopbaan der beschaving intrad, maar dat sedert eeuwen geboeid en bloedende voor de voeten der beschaafde en Christelijke menschheid gelegen en vruchteloos om haar medelijden gesmeekt heeft.
Doch het hart van den heerschenden stam, het hart van hen, die de overwinnaars en harde meesters der Afrikaansche menschheid zijn geweest, is eindelijk tot barmhartigheid met haar bewogen, en men heeft gezien hoeveel edeler het voor volken is de zwakken te beschermen, dan hen te onderdrukken. God zij geloofd, de wereld heeft eindelijk den slavenhandel overleefd.
Het oogmerk dezer schetsen is, gevoel en medelijden voor het Afrikaansche menschengeslacht, gelijk het onder ons Amerikanen leeft, te doen ontwaken; het onrecht en de ellende te doen zien, die het lijdt onder een stelsel, hetwelk zoo noodzakelijk wreed en onrechtvaardig is, dat het de goede gevolgen verijdelt en vernietigt van alles, wat onder dat stelsel door de beste vrienden dier ongelukkigen voor hen kan beproefd worden.
Dit doende kan de schrijfster oprechtelijk alle vijandelijk gevoel verloochenen jegens diegenen die dikwijls zonder eigen schuld in de bezwaren en moeilijkheden van de wettelijke aangelegenheden der slavernij zijn betrokken.
De ondervinding heeft haar bewezen, dat menschen met het helderste hoofd en het edelste hart dikwijls in deze moeielijkheden zijn gewikkeld, en niemand weet beter dan zij, dat alles wat men uit schetsen gelijk deze van de ellende der slavernij kan leeren kennen, nog niet de helft is van hetgeen men zou kunnen verhalen van het onbeschrijfelijk geheel.
In de noordelijke staten zullen deze tafereelen misschien overdreven genoemd worden; in de zuidelijke staten zijn getuigen, die weten hoe getrouw zij zijn. Welke persoonlijke kennis de schrijfster draagt van werkelijke voorvallen, gelijk dezulke die hier verhaald zijn, zal op zijnen tijd blijken.
Het is een troost, te hopen dat, gelijk de wereld van eeuw tot eeuw zooveel smart en onrecht heeft overleefd en achter zich gelaten, er zoo een tijd zal komen, wanneer schetsen gelijk deze alleen belangrijk zullen zijn als gedenkstukken van iets, dat al lang heeft opgehouden te bestaan.
Wanneer een verlichte en echt Christelijke maatschappij op de kusten van Afrika zal gevestigd zijn, met eene aan ons ontleende wetgeving, taal en letterkunde, mogen dan de tooneelen uit het diensthuis voor hare leden wezen gelijk de geheugenissen van Egypte voor den Israëliet—eene opwekking tot dankbaarheid aan Hem, die hen verlost heeft!