Читать книгу De Reis naar de Maan in 28 dagen en 12 uren - Jules Verne - Страница 15
Twaalfde hoofdstuk. Begin van het werk.
ОглавлениеWeldra was een groote menigte werklieden, als het ware een landverhuizing, ter plaatse van hunne bestemming. In allerijl was een spoorweg van Tampa-Town naar Stone’s-Hill aangelegd—dat is in Amerika een kleinigheid—en reeds den 1sten November kon Barbicane, de ziel der geheele onderneming, Tampa-Town verlaten met een onoverzienbare bende. Even snel verrees op het terrein eene stad van als uit den grond verrezen hutten, waar een levendigheid, eene bedrijvigheid heerschte, alsof men zich in een der groote Amerikaansche steden bevond.
Op den 4den November vereenigde Barbicane de opzieners en hoofden om zich en opende de eigenlijke werkzaamheden met de volgende toespraak:
»Gij kent allen, mijne vrienden, de reden, voor welke ik u in dit woeste gedeelte van Florida heb doen komen. Het geldt hier de vervaardiging van een kanon, metende 9 voet inwendige doorsnede, met wanden van 6 voet dikte en een steenen bemanteling van 9½ voet. De kuil moet derhalve 60 voet wijd en 900 voet diep zijn. Dit groote werk moet in acht maanden voltooid wezen; gij hebt dus 2.543.400 kubiek voet grond uit te graven in 250 dagen; dat maakt in ronde cijfers 10.000 kubiek voet daags. Dat zou niets zijn voor 1000 werklieden, als men de armen vrij had, maar in een zeer nauwe ruimte zal het lastiger zijn. Toch moet het gebeuren; het zal ook gebeuren, en ik reken evenzeer op uwen moed als op uwe handigheid.”
Des morgens te 8 uur werd de eerste spade gestoken, en van dat oogenblik af waren houweel en schop geen oogenblik uit de handen der gravers. De werklieden wisselden elkaar viermaal daags af.
Hoe reusachtig overigens het werk was, toch overschreed het de kracht der handen niet. Verre vandaar. Hoevele werken zijn niet voltooid, die grooter moeielijkheden opleverden en waarbij de natuur-zelve zich verzette! En, om niet te spreken van dergelijke ondernemingen, zal het genoeg zijn de Jozefs-putten te noemen die bij Kaïro door sultan Saladin zijn gegraven, en dat in een tijd, toen de werktuigkunde nog niet in staat was den menschelijken arbeid honderdvoudig te versterken—een werk, dat zelfs afdaalde tot den waterspiegel van den Nijl, op een diepte van 300 voet! En dan die andere put, te Coblentz gegraven door markgraaf Johan van Baden, 600 voet diep! Wat was hier te doen! Eenvoudig deze diepte te verdriedubbelen, maar op tienmaal meer wijdte, waardoor het uitgraven veel gemakkelijker werd. Er was dan ook geen opziener en geen werkman, die aan den goeden uitslag twijfelde.
Een belangrijk besluit door den ingenieur Murchison in overleg met den voorzitter Barbicane genomen, leidde nog tot bespoediging van het werk. Een der artikelen van de overeenkomst hield in, dat de Columbiad zou omzet worden met banden van smeedijzer. Men achtte dit gansch onnoodig, daar het stuk sterk genoeg zou zijn zonder deze sluitringen, zoodat deze bepaling werd weggenomen. Dit bespaarde veel tijd; want men kon nu gebruik maken van een nieuw stelsel van uitgraving, daarin bestaande, dat het metselwerk van den kuil onmiddellijk met het graven voortgaat. Dientengevolge behoefde men de aarde niet meer van stutten te voorzien; het muurwerk strekte tot een stevigen dam en zakte door zijn eigen zwaarte naar gelang van het uitgraven dieper. Doch deze wijze van arbeiden kon eerst dan gevolgd worden, wanneer het houweel den vasten grond zou bereikt hebben.
Den 4den November groeven 50 werklieden in het midden der vooraf afgepaalde ruimte, op het hoogste gedeelte van Stone’s-Hill, een rond gat van 60 voet wijdte.
Men vond eerst een laag zwarte teelaarde, 9 duim dik, die zeer gemakkelijk door te steken was; daarna 2 voet fijn zand, dat zorgvuldig bewaard werd, als bruikbaar bij het maken van den binnenvorm. Vervolgens witachtig leem, veel gelijkende naar het mergel in Engeland, 4 voet dik.
Na deze aardlagen stootte het houweel op een harde rotslaag, bestaande uit versteende schulpen, zeer droog, zeer vast. Zoover 6½ voet, gekomen, begon men met het metselwerk.
Op den bodem van den gegraven kuil vervaardigde men een soort van schijf van eikenhout, stevig met ijzeren bouten bevestigd; deze schijf had in haar midden eene opening, even groot van doorsnede als de doorsnede van den buitenwand der Columbiad. Op deze schijf rustten de benedenste lagen van het metselwerk, waarbij men door best tras de steenen ijzervast aaneenverbond. Toen de werklieden van den omtrek naar binnen hadden gemetseld, stonden zij in een put van 21 v. doorsnede.
Na dezen arbeid togen de gravers opnieuw aan het werk, om de rots onder de schijf weg te hakken, de schijf zelve onderschragende. Zoodra zij 2 voet gevorderd waren, werden de stutten achtereenvolgens weggenomen; de schijf zakte van lieverlede en tegelijk het metselwerk, op welks bovenste laag onmiddellijk weder werd voortgewerkt, zorg dragende om luchtgaten open te laten, ten einde bij het gieten de gassen te laten ontsnappen.
»ging de arbeid geregeld voort.” Bladz. 50.
Deze arbeid eischte bij de werklieden een zeer groote handigheid en onafgebroken oplettendheid; meer dan een werd bij het arbeiden onder de schijf gevaarlijk, enkelen zelfs doodelijk, gewond door vallende rotsblokken; maar de ijver verflauwde geen oogenblik en de arbeid ging dag en nacht door; daags onder een hitte, eenige maanden later van 40° C, in die kale vlakte; bij nacht bij electriek licht, onder het getik der houweelen op den rotsgrond, het donderend geraas der vallende stukken, het gonzen der machines, terwijl onophoudelijke rook- en dampwolken mensch en dier in den geheelen omtrek schrik aanjoegen.
Onder dat alles ging de arbeid geregeld voort; de stoomkranen haalden onophoudelijk het uitgegravene weg; onvoorziene hindernissen kwamen weinig voor, wel moeilijkheden, maar die men had voorzien, en men was er tegen gewapend.
Na een maand was de kuil zoo diep geworden als voor dien tijd berekend was: 120 voet. In December het dubbele, in Januari het driedubbele. In Februari hadden de werklieden het te kwaad met een waterader, die dwars uit den grond sprong. Men moest sterke pompen en andere werktuigen bezigen, ten einde de bron te stoppen, gelijk men een lek aan boord van een vaartuig stopt. Eindelijk was men die lastige besproeiing meester. Doch nu zakte, tengevolge der losheid van den bodem, de schijf ongelijk en week uit, zoodat het muurwerk van 75 voet hoogte neerzakte, hetgeen aan onderscheiden werklieden het leven kostte en 3 weken arbeid eischte eer het ongeval hersteld was. Maar dank zij der bekwaamheid van den ingenieur en der kracht der machines—alles kwam weder in orde en het werk ging ongehinderd voort, zoodat den 10den Juni, 20 dagen vóór het door Barbicane berekende tijdstip, de kuil de diepte van 900 voet bereikt had en van een stevigen muurwand voorzien was. Op den bodem rustte het metselwerk op een massieven teerling van 30 voet dikte terwijl het boveneinde met den beganen grond gelijk kwam.
De voorzitter Barbicane en de leden der Gun-club wenschten den ingenieur Murchison geluk met de voltooiing van dezen voorbereidenden arbeid, die, ja, aan eenige onvoorzichtigen en ongelukkigen het leven had gekost; maar dit is met elke groote onderneming van dien aard allicht het geval, en den voorzitter Barbicane komt de lof toe, tijdens acht maanden lang ongemoeid in het touw geweest te zijn en zoo voor het voortgaan van het werk als voor de gezondheid en het welzijn der werklieden uitstekende zorg te hebben gedragen.