Читать книгу De Reis naar de Maan in 28 dagen en 12 uren - Jules Verne - Страница 5

Tweede hoofdstuk. De mededeeling.

Оглавление

Inhoudsopgave

Den 5den October ’s avonds 8 uur stroomde het naar de vergaderzaal der Gun-club, Union square, No. 21, te Baltimore. Al de daar ter stede woonachtige leden hadden gehoor gegeven aan de oproeping van hun voorzitter. Ook de elders gevestigden werden bij honderdtallen door de spoortreinen afgezet, en nog lang voor het uur van achten was er geen plaats meer te krijgen, zelfs voor geen goud.

Wij zullen de vergaderzaal niet beschrijven met haar banken, gaskroon en wat verder tot zulk een lokaal behoort; alleen dit, dat op een voor allen zichtbare plaats, onder glas, de overblijfselen lagen van een stuk geschut, uitgevonden door den dapperen Maston, maar vaneengesprongen door de werking van het kruit.

Aan het eene einde der zaal was de plaats van den voorzitter Barbicane. Daar stond een leuningstoel—maar wij laten den stoel den stoel, om iets van den man zelven te zeggen.

Impey Barbicane was een veertiger, bedaard, zelfs koud, streng; een heldere kop, zoo nauwkeurig als het beste uurwerk, onwrikbaar van karakter. Schoon juist niet ridderlijk van geest, was hij een stout ondernemer, maar het praktische stond bij hem op den voorgrond; van top tot teen was hij een man uit Nieuw-Engeland, volbloed Noordelijke, onverzoenlijk vijand van de Zuidelijken, een echte zoon der Rondhoofden, zoo verderfelijk voor de Stuarts. In één woord: Barbicane was een Yankee uit één stuk.

Goede, uitnemende zaken had hij gemaakt in den houthandel. Gedurende den oorlog bij de artillerie geplaatst, bleek hij vruchtbaar in uitvindingen. Door de stoutheid zijner denkbeelden bracht hij veel toe om dat wapen te verheffen; bij proefnemingen was hij onbetaalbaar.

Hij was iemand van middelbare lengte, en—wat in de Gun-club een zeldzaamheid was—ongeschonden van lijf en leden. Zijn scherpgeteekende gelaatstrekken schenen met passer en liniaal getrokken te zijn; en indien het waar is, dat men, om iemand te kennen, hem op zijde moet zien, vertoonde Barbicane onbetwistbaar geestkracht, stoutmoedigheid en koelbloedigheid.

Vóór het openen der vergadering zat hij onbeweeglijk in zijn armstoel, in zichzelven gekeerd, gedekt met een hoogen, zwart zijden hoed, zooals die op Amerikaansche hoofden als vastgespijkerd zitten. Om hem heen was het gegons en getrappel; maar het ging hem niet aan—hij bleef onbeweeglijk.

Toen het acht uur sloeg, stond Barbicane op, zoo afgemeten alsof hij een automaat was. Hij gaf een teeken van stilte en sprak aldus:

»Vrienden! De vrede doemt de leden der Gun-club tot doffe werkeloosheid. Ik zeg het met luider stem: »welkom ware ons iedere oorlog, die ons de wapenen weer in de vuist gaf.”

»Ja! oorlog!” schreeuwde de hartstochtelijke Maston.

»Luistert! luistert!” klonk het aan alle zijden.

»Maar oorlog is niet te wachten,” ging de voorzitter voort; »derhalve moeten wij den steven elders heenwenden.”

Iedereen begreep, dat het er nu op aan zou komen. Diepe stilte.

»Sedert eenige maanden,” ging Barbicane voort, »heb ik mij afgevraagd, of wij, altijd blijvende op ons gemeenschappelijk grondgebied, niets zouden ondernemen, in overeenstemming met de hooge vlucht der negentiende eeuw, en hoe wij ons de ontwikkeling der geschutkennis konden ten nutte maken. Ik heb dus gezocht, gearbeid, berekend en ben tot de slotsom gekomen, dat wij moeten slagen in een onderneming onuitvoerlijk voor ieder ander land. Ik heb dat plan in het breede ontwikkeld en ga het u mededeelen; het is uwer waardig: het is de kroon op de geschiedenis der Gun-club; het zal de wereld in verbazing brengen!”

»In wat brengen?” vroeg een driftig artillerist.

»Niet in de rede vallen!” klonk het van verschillende zijden.

»Ik verzoek stilte!” vermaande de voorzitter.

Terwijl hij zich den hoed nog vaster op het hoofd drukte vervolgde Barbicane bedaard:

»Niemand is er onder u, geachte vrienden, of hij heeft de maan gezien, ten minste wel eens van haar hooren spreken. Het verwondere u niet, dat ik u ter dezer plaatse spreek over de verlichtster onzer nachten. Verstaat me, ondersteunt me met al uw macht. Misschien kunnen wij de Columbussen dezer onbekende wereld zijn. Ik zal u den weg naar die ontdekking wijzen, en de naam der maan zal staan naast de namen der zesendertig Staten van de Unie.”

»Leve de maan!” riep de Gun-club eenstemmig uit.

»Men heeft,” hervatte Barbicane, »veel werk van de maan gemaakt; haar stofhoeveelheid, haar specifieke zwaarte, haar dichtheid, haar natuurlijke gesteldheid, haar bewegingen, haar afstand, haar plaats in het zonnestelsel—dat alles is nauwkeurig bepaald; er bestaan maankaarten, die in juistheid voor de beste landkaarten niet behoeven te wijken; de photographie heeft prachtige afbeeldingen van de maan gegeven. In één woord, men weet van de maan al wat de wiskundige wetenschappen, de sterrenkunde, de geologie, de gezichtkunde er van kunnen leeren; maar tot dusver heeft men nog nooit een onmiddellijke gemeenschap met haar geopend.”

Algemeene stilte—gespannen aandacht.

»Vergunt mij, u in weinige woorden te herinneren hoe sommige levendige vernuften, op ingebeelde reizen, beweren te zijn doorgedrongen in de geheimen van den wachter der aarde. In de zeventiende eeuw beweerde zekere David Fabricius, met zijn eigen oogen de maanbewoners gezien te hebben. In het jaar 1649 gaf een Franschman, zekere Baudoin, een reis naar de maan in het licht, gedaan door Dominico Gonzales, Spaansch avonturier. Tezelfder tijd schreef zekere Fontenelle—de Franschen zijn zeer maanzuchtig—over de veelheid der werelden, een meesterstuk voor zijn tijd; maar de wetenschap schrijdt steeds voorwaarts en vernielt zelfs meesterstukken! Na het jaar 1833 verhaalde een artikel in een wetenschappelijk tijdschrift, dat sir John Herschel, toen hij naar de Kaap de Goede Hoop gezonden was tot het doen van sterrenkundige waarnemingen, door middel van een nieuw instrument de maan had aangehaald tot op een afstand van 80 yard1. Hij had dan ook nauwkeurig de stroomen waargenomen in welke de rivierpaarden wonen, en groene bergen gezien met goud omzoomd, schapen met ivoren horens, witte reeën, maanbewoners met vliesvleugels zooals die der vleermuizen. Dit stuk, gevloeid uit de pen van een Amerikaan, met name Locke, maakte grooten opgang. Maar weldra bleek, dat het een wetenschappelijk bedrog was, en de Franschen waren de eersten die er om lachten.”

»Een Amerikaan uitlachen!” schreeuwde Maston; »als dat geen casus belli is....”

»Bedaar toch, waarde vriend. De Franschen waren, toen zij lachten, eerst prachtig in den strik van onzen landgenoot geraakt. Om dit korte overzicht te besluiten, er was een Duitscher, Krankhausen, die verklaarde omstreeks denzelfden tijd, dat hij zeer duidelijk op de maan een aanleg had waargenomen, die onmogelijk iets anders dan een stad kon zijn, en wel een Oude en een Nieuwe stad. Er is voor eenigen tijd een verhaal uitgegeven betreffende zekere reis, die iemand in een ballon zou gedaan hebben. Die ballon was zeven en zeventig maal lichter dan waterstofgas; hij bereikte de maan na een reis van negentien dagen.

»Maar zoo al die reizen vruchten der verbeelding waren, de laatste had tot schrijver iemand, wiens naam in Amerika zeer gevestigd is, Edgar Poë.”

»Leve Poë!” klonk het door de zaal.


»Hij gaf een teeken van stilte.” (Bladz. 7.)

»Ik beschouw al het geschrevene als spelen met de pen,” ging Barbicane voort, »maar het heeft ook niet ontbroken aan ernstig gemeende voorslagen om onmiddellijk met de maanbewoners te correspondeeren. ’t Is eenige jaren geleden, dat een Duitsch wiskundige voorstelde, een commissie uit geleerden bestaande, naar de steppen van Siberië te zenden. Daar moest men op groote schaal meetkundige figuren vervaardigen, verlicht door spiegels, b.v. van de stelling van Pythagoras, dat het vierkant op de hypothenuse van een rechthoekigen driehoek gelijk is aan de vierkanten op de beide rechthoekzijden samen. »Elk redelijk wezen,” meende de wiskundige, »moest de wetenschappelijke beteekenis van zoodanige figuur begrijpen. Indien er nu maanbewoners zijn, zullen zij met een soortgelijke figuur antwoorden, en als er nu eenmaal een aanknoopingspunt is, zal het niet moeilijk vallen, een alphabet te vinden, om zich door de maanbewoners te doen verstaan en wederkeerig door hen verstaan te worden.”

»Aldus sprak de Duitsche meetkundige, maar zijn ontwerp kwam niet tot uitvoering, en tot dusver bestaat er geen gemeenschap tusschen de aarde en de maan. Maar ziehier een veld voor de schranderheid der Amerikanen. Het middel om ons met een hemellichaam in betrekking te stellen is eenvoudig, gemakkelijk, zeker, onfeilbaar, ’t Is het onderwerp van mijn verhandeling.”

Ontelbare bravo’s en ontelbare uitroepingen: »stilte! luistert!” klonken door de zaal.

Barbicane vervolgde op nog ernstiger toon: »Gij weet welke vorderingen de kennis van het werpgeschut in den laatsten oorlog gemaakt heeft. Het is u niet onbekend dat de kracht der stukken en die van het kruit onbegrensd zijn. Welnu! Ik heb mij de vraag voorgelegd of er geen stuk te maken zou zijn van voldoend weerstandbiedend vermogen en voorzien van een genoegzaam sterke lading, om een projectiel naar de maan te schieten.”

Een kreet van verbazing ging op—een oogenblik van stilte volgde, evenals de kalmte die een onweder voorafgaat. Maar het onweder brak los, een donderbui van toejuichingen, die de zaal deden dreunen. De voorzitter wilde spreken; hij kon niet. Eerst na eenige minuten mocht hij doodbedaard aldus eindigen:

»Laat mij besluiten. Ik heb het vraagstuk van alle zijden bezien en mijn berekeningen hebben mij tot de onwrikbare overtuiging gebracht dat een projectiel met een aanvangssnelheid van 12,000 yards in de seconde, naar de maan gericht, haar onfeilbaar bereiken moet. Ik heb dus de eer u, mijn zeer geachte vrienden, het voorstel te doen om deze proef te nemen.”

1 73 Meter.

De Reis naar de Maan in 28 dagen en 12 uren

Подняться наверх