Читать книгу De Reis naar de Maan in 28 dagen en 12 uren - Jules Verne - Страница 8
Vijfde hoofdstuk. De maan.
ОглавлениеAls door een tooverslag werd zij te Baltimore de heldin van den dag. Naar haar richtten zich aller oogen, gewapend en ongewapend; over haar spraken aller monden, bevoegd en onbevoegd. ’t Was alsof de maan pas was ontstaan en nooit te voren geschenen had; maar ’t was ook alsof handel en nijverheid plotseling hadden moeten wijken voor de sterrenkunde.
De sterrenwacht te Cambridge. (Bladz. 14.)
Geen wonder! De dagbladen hadden het rapport der beroemde sterrenwacht te Cambridge getrouwelijk opgenomen. De dagbladen namen bovendien de moeite om het publiek in te lichten aangaande allerlei bijzonderheden, betrekking hebbende op de maan en haren loop.
»Alles wel,” sprak een heer met eerbiedwekkenden lichaamsomvang, »maar ’t wil er bij mij niet in, dat men zou weten hoe ver de maan van ons vandaan is; men moet dat met stokken of een lijn meten, en zoolang men met geen projectiel op de maan is aangekomen, weet geen sterveling hoe lang de lijn van hier naar de maan zou moeten zijn, een lijn of een koord, om ’t even.
»En toch weet men dat nog zekerder dan hoe ver Baltimore van Washington ligt,” zei een klein mager manneke met een halfversleten rok en driekwart dito pantalon. »Men weet dat door de parallaxis.”
»Wat is dat voor een ding?” vroegen onderscheidene stemmen. Het manneke bedacht zich een oogenblik en sloop behendig de zaal uit. ’t Was iemand die partij wist te trekken van zijn kundigheden en het voor dwaas hield om weg te smijten wat men goed verkoopen kon. Hij had zoowat gebeunhaasd in de scheikunde, in de gymnastiek, in boekhouden, in vertalen, in wat niet al.
Den anderen morgen las men in de voornaamste dagbladen en op bijna alle aanplakplaatsen door de geheele stad met kolossale letters, dat de heer James, professor in de sterrenkunde—waar, stond er niet bij—eenige voorlezingen zou houden over de maan, de eerste over haar parallaxis. Dat woord werkte als een electrieke schok, de kosten waren matig, en het manneke sloeg zich een nieuw pak uit de maan-parallaxis.
»Parallaxis,” onderwees hij, »is de hoek, onder welken men een voorwerp ziet als men het van twee punten beschouwt. Knijpt uw éen oog, het rechter eens dicht en kijk door het linker naar het een of ander punt, ieder naar zijn welgevallen.”
»Ik heb geen linker oog,” zei een lid der Gun-club.
»Stilte, stilte!” werd geroepen.
»Onthoudt uw punt wèl,” ging de redenaar voort, »en sluit nu het linker, en ziet met het rechter of het punt waar gij den blik op richttet, niet een weinig meer links staat van een ander voorwerp er achter.”
De spreker moest de zaak nog eens herhalen, maar verwierf toejuiching—de aandacht was er. En nu ging hij verder en betoogde, dat men door hoekmetingen den versten afstand der maan tot de aarde bepalen kan op 54,644 geographische mijlen, den kleinsten op 48,961, den gemiddelden op 51,803, alles met een zeer kleine onzekerheid.
In een volgende bijeenkomst gaf hij een andere opheldering. Hij had vernomen, dat iemand, in een dagblad gelezen hebbende dat de maan een omwenteling om haar as volbrengt in denzelfden tijd als een omloop om de aarde, en dat zij altijd dezelfde zijde naar de aarde toekeert, verklaard had dit onmogelijk te kunnen vereenigen, omdat, als de maan altijd dezelfde zijde naar de aarde toekeert, zij zijns bedunkens in ’t geheel geen omwenteling om haar as had. »Vergunt mij,” sprak hij, »u te verzoeken, dat gij u verbeeldt aan een ronde tafel te staan; op het midden der tafel staat een schotel oesters. Gij gaat om de tafel heen, indiervoege, dat gij altijd het gelaat naar de oesters gewend hebt. Als gij nu om de geheele tafel zijt gegaan, altijd naar de oesters gekeerd, dan hebt gij immers bij dat maken van een toer om de tafel uw gelaat naar alle zijden van de kamer gewend?”
»Goed, goed! ja, ja!” klonk het van alle zijden.
»Welnu, de schotel oesters is de aarde, uw gelaat de maan.”
En zoo duidelijk wist het manneke het eene voor, het andere na uit te leggen. Dit maakte, dat zijn lezingen nog al lang bijval vonden: over de voorstellingen, die de ouden zich van de maan maakten, over de latere—te beginnen met de Egyptenaars, die haar onder den naam Isis, en de Phoeniciërs die haar als Astarte vereerden, en zoo voortgaande tot Thales, die de stelling opperde, dat de maan door de zee verlicht werd; tot Hevelius, die er bergen op waarnam; tot Gruithuizen, die er vestingwerken op zag; tot Beer en Mädler, die allernauwkeurigste maankaarten gaven en de hoogte der hoogste maanbergen op veel meer dan die van de hoogste bergen der aarden bepaalden. »Betrekkelijk zijn dus,” voegde hij er bij, »de maanbergen veel hooger dan de onze, want de maan is vijftigmaal kleiner dan de aarde, en nu moet gij u voorstellen twee pasteien, even groot maar de eene moet dienen voor acht volwassen uitgehongerde personen en de andere voor een weldoorvoeden kleinen jongen. Nu is immers de laatste pastei niet op haarzelve, maar betrekkelijk grooter dan de eerste.”
Loopbaan der maan om de aarde. (Bladz. 19).
Door zulke uitleggingen werd de sterrenkundige wetenschap aangaande de maan te Baltimore zeer bevorderd, terwijl de dagbladen door allerlei kwinkslagen de aandacht op den wachter onzer aarde gevestigd hielden. En wel zoo gevestigd hielden, dat de maan astronomisch, geologisch, politisch, moralisch, socialistisch en nog meer-istisch bekeken was, terwijl de Gun-club zich voorbereidde om de proef op al die sommen te leveren. ’t Is niet noodig te zeggen, dat onder al die geleerdheid ook de Amerikanen—want de maandrift sloeg ook buiten Baltimore over—het voor betamelijk hielden ook kennis te dragen van het wezen en de oorzaak der zon- en maan-eclipsen. Aan vermetelen, die durfden beweren dat de maan oorspronkelijk een komeet was geweest, werd het zwijgen opgelegd door de doodeenvoudige, maar alles afdoende opmerking dat de kometen bijna geheel uit dampkring bestaan, terwijl de maan volstrekt geen dampkring heeft. Ook het geloof aan den invloed der maan op het weder moest hier en daar een veer laten; zoo ook de vaste overtuiging, dat jongens moesten geboren worden bij wassende, meisjes bij afnemende maan.
De maan. Bladz. 19.