Читать книгу Avonturen van drie Russen en drie Engelschen, Gevolgd door 'De Blokkadebrekers' - Jules Verne - Страница 7

V. Een Hottentotsch dorp.

Оглавление

Inhoudsopgave

De reis op het bovendeel der rivier werd spoedig afgelegd. Evenwel werd het jaargetijde regenachtig; maar de reizigers, die ’t in de kajuit der boot vrij gemakkelijk hadden ingericht, hadden niets te lijden van de stortregens, die in dezen tijd van het jaar hier gewoon waren. De Queen and Tzar vorderde snel. Men ontmoette geen snelle stroomingen of ondiepten, en de stroom was over het algemeen niet sterk genoeg om den gang der boot te vertragen.

De oevers der Oranjerivier boden altijd hetzelfde verrukkelijke schouwspel aan. Bosschen van verschillende boomsoorten volgden elkander op, en een wereld van vogels fladderde daarin rond. Hier en daar stonden groepen boomen van het geslacht der zilverboomen, en vooral de »wagenboom” met roodachtig gemarmerd hout, die er wonderlijk uitzag met zijne donkerblauwachtige bladeren en groote gele bloemen; verder de »zwartebast” met zwarte schors, de »karree” met zijne donkerkleurige altijd groene bladeren. Het kreupelhout strekte zich eenige kilometers ver van de oevers der rivier uit, en overal was deze met treurwilgen langs de kanten bezet. Hier en daar deden zich plotseling uitgestrekte naakte velden aan het oog voor. Het waren groote vlakten met een onnoemelijk aantal kolokwintstruiken begroeid; daar tusschen stond de honigvoortbrengende plant proteus, waaruit geheele zwermen kleine vogels met zacht gekweel opvlogen, die door de kolonisten suikervogels genoemd worden.

De vogelwereld bood groote verscheidenheid aan. De Boschjesman deed ze opmerken aan John Murray, die een groot liefhebber was van allerlei wild. Ook ontstond er een soort van vertrouwelijkheid tusschen den Engelschen jager en Mokum, die volgens de belofte van kolonel Everest van zijn reismakker eene uitmuntende, verdragende buks ten geschenke ontvangen had. Het is onnoodig om de tevredenheid van den Boschjesman te schetsen, nu hij zich in het bezit zag van zulk een prachtig wapen. De twee jagers begrepen elkander goed. Al was hij een uitstekend geleerde, toch ging John Murray voor een van de beste jagers van het oude Caledonië door. Hij hoorde met belangstelling, met een soort van afgunst de verhalen van den Boschjesman aan. Zijne oogen schoten vlammen als de jager hem onder de boomen eenige wilde dieren aanwees, hier giraffen in troepen van vijftien tot twintig, daar buffels van zes voet hoog en den kop met een paar zwarte horens voorzien, wat verder wilde gnoes met een paardestaart, elders troepen caäma’s, eene soort van groote damherten met schitterende oogen en een paar horens, die een dreigenden hoek met elkander maakten, en overal, zoowel in het dichtste woud, als op de kale vlakten die oneindige verscheidenheid van antilopen, die in zuidelijk Afrika zoo talrijk gevonden worden, de bastaardgems, de gemsbok, de gazelle, de springbok, enz. Was daar dus niet overvloedig gelegenheid om een jager te doen watertanden, en konden de vossenjachten in de Schotsche vlakten wel vergeleken worden met de jachten van een Cumming, een Anderson en een Baldwin?


Een vrij knap man. (Blz. 33.)

Men moet zeggen dat de reismakkers van Murray vrij wat minder zich getroffen gevoelden door het gezicht van die prachtige stukken wild. Emery beschouwde zijne ambtgenooten met groote opmerkzaamheid, en trachtte hun karakter onder hun onverschillig uiterlijk te raden. Kolonel Everest en Strux, die ongeveer even oud waren, waren even terughoudend, voorzichtig en vormelijk. Zij spraken met eene afgemeten langzaamheid en elken morgen zou men gezegd hebben, dat zij elkander vóór den vorigen avond nog nimmer ontmoet hadden. Men behoefde de hoop niet te koesteren, dat er tusschen deze twee voorname personen ooit eenige vertrouwelijkheid ontstaan zou. Twee tegen elkander geschoven ijsschotsen eindigen met zich te vereenigen doch niet alzoo twee geleerden, wanneer zij beiden eene hooge wetenschappelijke betrekking bekleeden.

Nikolaas Palander was vijfenvijftig jaren en één van die mannen, die nooit jong zijn geweest, en nooit oud worden. De sterrekundige van Helsingfors was altijd verdiept in zijne berekeningen; hij kon een uitstekend werktuig zijn, maar het was dan ook niet anders dan een werktuig, eene soort van rekentafel of algemeen rekenwerktuig. Rekenaar van de Engelsch-Russische commissie, was deze geleerde een van die wondermenschen, die uit het hoofd met vijf cijfers vermenigvuldigen, eene soort van vijftigjarigen Mondeux.

Michel Zorn had door zijn leeftijd, zijn opgewonden karakter en zijn goed humeur meer overeenkomst met William Emery. Zijne beminnelijke hoedanigheden beletten hem niet een sterrekundige van groote verdiensten te zijn, die zich reeds op jeugdigen leeftijd beroemd had gemaakt. De door hem en onder zijn toezicht op het observatorium van Kiew gedane ontdekkingen omtrent de nevelvlek van Andromeda hadden in het geleerde Europa heel wat beweging veroorzaakt. Aan zijne onwedersprekelijke verdiensten paarde hij groote nederigheid, en hield zich bij iedere gelegenheid op den achtergrond.

William Emery en Michel Zorn moesten vrienden worden; zij waren verbonden door denzelfden smaak en dezelfde neigingen. Zij spraken veel met elkander. Gedurende dien tijd namen de kolonel en Mathieu Strux elkander zeer bedaard op. Palander trok uit het hoofd vierkants-wortels, zonder dat hij acht gaf op de verrukkelijke plekken langs de oevers, en John Murray en de Boschjesman vormden plannen om eene vreeselijke slachting onder het wild aan te richten.

De reis op den bovenstroom der Oranjerivier kenmerkte zich door geen enkel voorval. Soms schenen de steile rotsoevers, die den bochtigen stroom insloten, elken uitgang af te sluiten. Dan weder maakten met boomen begroeide eilandjes, die als ’t ware midden in den stroom geworpen waren, het onzeker, welken weg men volgen moest; doch de Boschjesman aarzelde nimmer, en de Queen and Tzar koos den besten weg, of stoomde zonder dralen uit den cirkel van rotsen, die haar omringden. De stuurman behoefde geen enkel oogenblik berouw te gevoelen dat hij de aanwijzingen van Mokum gevolgd had.

In vier dagen legde het stoomschip de twee honderd veertig kilometers af, die de watervallen van Morgheda nog scheidden van de Kuruman, een van de zijtakken, die langs de stad Lattakou stroomt; dit was juist de plaats waar de commissie zich moest heen begeven. De stroom vormde dertig kilometers boven den waterval een elleboog, en eene andere richting aannemende, als die van het oosten naar het westen, begrensde hij, in zuidwestelijke richting stroomende, de scherpe punt, die het grondgebied der Kaapkolonie ten noorden vormt. Van dit punt richtte de rivier zich noordoostwaarts en verloor zich drie honderd kilometers verder in de boschrijke streken der Transvaal-republiek.

Het was den 5en Februari, des morgens nog zeer vroeg en onder een slagregen, dat de Queen and Tzar Klaarwater, een Hottentotsch dorp bereikte, dicht bij de plek waar de Kuruman in de Oranjerivier valt. Kolonel Everest wilde geen oogenblik verliezen, en liet dus spoedig de weinige hutten van Boschjesmannen, die het dorp vormden, achter zich, terwijl de boot door de werking der schroef tegen den stroom van den nieuwen zijtak opstoomde. Deze zijtak stroomde, zooals de reizigers opmerkten, zeer snel door eene bijzonderheid, welke hem eigen was. De Kuruman toch, die aan haren oorsprong zeer breed is, wordt smaller naarmate de stroom vordert omdat het water door de zonnehitte verdampt. Maar in dit jaargetijde was zij zeer gezwollen, diep en snelstroomend door aanhoudende regens en door het water van een zijtak, de Moschona. De vuren werden dus aangestookt, en de boot stoomde met eene drie kilometersvaart de Kuruman op.

Gedurende dezen tocht maakte de Boschjesman den heer Murray opmerkzaam op een vrij groot aantal nijlpaarden. Die groote dikhuidige dieren, die door de Hollanders aan de Kaap »zeekoeien” genoemd worden, zijn dik en log, acht tot tien voet lang en weinig geneigd om iemand aan te vallen. Zij werden verschrikt door het snuiven der boot en het slaan van de schroef; zij dachten zeker een nieuw soort van monster te zien, dat zij moesten wantrouwen, en inderdaad maakten de wapens aan boord de nadering zeer moeielijk. John Murray had zijne ontplofbare kogels gaarne op die vleeschklompen beproefd, doch de Boschjesman verzekerde hem dat er in de noordelijke stroomen geen gebrek aan nijlpaarden zijn zou, en John Murray besloot dus om gunstiger gelegenheid af te wachten.

De honderd vijftig kilometers, die den mond der Kuruman van Lattakou scheidden, werden in vijftig uren afgelegd. Den 7den Februari bereikte men om drie uren des namiddags deze plaats. Toen de boot aan den oever was vastgemaakt, kwam een man van vijftig jaar met een deftig, doch goedig uiterlijk aan boord en stak William Emery de hand toe. De astronoom stelde den nieuw aangekomene aan zijne reismakkers voor en zeide: »De eerwaarde Thomas Dale van het zendelinggenootschap te Londen, en directeur van het station van Lattakou.”

De Europeanen groetten den eerwaarden Thomas Dale, die hen welkom heette, en deze stelde zich geheel ter hunner beschikking.

De stad Lattakou of liever het gehucht van dien naam, vormt in het noorden het meest van de Kaapstad verwijderde station van zendelingen. Zij wordt in oud en nieuw Lattakou verdeeld. Het oude Lattakou, dat nu bijna geheel verlaten is, en waar de Queen and Tzar aankwam, telde in het begin van deze eeuw nog twaalfduizend inwoners, die sedert dien tijd naar het noordoosten getrokken zijn. Toen de stad zeer in verval raakte, werd zij door Lattakou vervangen, dat in eene vlakte, die vroeger met acacia’s bedekt was, niet ver daarvandaan gebouwd werd. Dit nieuwe Lattakou, waarheen de Europeanen zich onder geleide van den zendeling begaven, bevatte een veertigtal groepen huizen, en telde ongeveer vijf of zes duizend inwoners, die tot den grooten stam der Betchuanen behoorden.

In dit dorp hield dokter David Livingstone in 1840 gedurende drie maanden zijn verblijf, voordat hij de reis naar de Zambese ondernam, eene reis, die den beroemden reiziger noodzaakte geheel midden-Afrika door te trekken van de baai van Loanda in Congo, tot aan de haven van Kilimane op de kust van Mozambique.

Te nieuw-Lattakou aangekomen, overhandigde kolonel Everest aan den directeur van de missie een brief van dokter Livingstone, die de Engelsch-Russische commissie aan zijne vrienden in zuidelijk Afrika aanbeval. Thomas Dale las dien brief met bijzonder genoegen, daarop gaf hij dien aan kolonel Everest terug, zeggende dat hij hem op zijne reis mogelijk van nut kon zijn, daar de naam van David Livingstone in dit gedeelte van Afrika bekend en geëerd was.


De Europeanen namen afscheid. (Blz. 34.)

De leden der commissie werden in het huis der zendelingen ingekwartierd; ’t was een groot gebouw, dat op eene hoogte opgericht, en door eene ondoordringbare haag als door een vestingmuur omgeven was. De Europeanen waren in dit gebouw gemakkelijker gehuisvest dan zij het bij de Betchuanen zouden geweest zijn. Niet, omdat de woningen van dit volk niet zindelijk zijn; integendeel, want de vloer is gemaakt van zeer vaste klei, waarop geen stofje te zien is; het dak is met lang stroo bedekt en ondoordringbaar voor den regen; maar toch zijn deze huizen slechts hutten, waartoe een rond gat, dat nauwelijks groot genoeg is om een mensch door te laten, toegang verschaft. In die hutten leven allen gemeenschappelijk onder elkander en men kan niet zeggen dat die samenleving met de Betchuanen tot de aangenaamste behoort. Het hoofd van den stam, die te Lattakou woonde, zekere Moulibahan, meende dat hij zijne opwachting bij de Europeanen maken moest. Moulibahan was een vrij knap man zonder de dikke lippen of den platten neus van het negerras; hij had een rond gelaat, dat niet, zooals bij de Hottentotten, van onderen smal toeliep. Hij droeg een mantel van huiden, welke zeer kunstig aan elkander waren genaaid, en een voorschoot, dat de inlanders »Pukoje” noemen; verder een lederen muts en sandalen van buffelleder. Aan zijne armen had hij ivoren ringen; in zijne ooren bengelden vier centimeters lange koperen staafjes als oorbellen, die tevens tot amuletten moesten dienen. Boven van zijn muts hing een antilopenstaart. Zijn jachtstok was bovenaan met een bos zwarte struisvederen versierd. Men kon de natuurlijke kleur der huid van dezen Betchuanen-hoofdman niet zien onder de dikke laag oker, waarmede hij van het hoofd tot de voeten bedekt was. Eenige onuitwischbare inkervingen in de dij duidden het aantal vijanden aan, die Moulibahan gedood had.

Dit stamhoofd, dat minst genomen even deftig was als Mathieu Strux zelf, naderde de Europeanen en nam hen één voor één bij den neus. De Russen lieten dit ernstig toe; de Engelschen stribbelden een weinig tegen, en toch was het volgens Afrikaansche zeden eene plechtige verbintenis om de plichten der gastvrijheid jegens de Europeanen in acht te nemen. Toen de plechtigheid was afgeloopen ging Moulibahan zonder een woord te spreken heen.

»En nu wij genaturaliseerd zijn als Betchuanen,” zeide kolonel Everest, »kunnen wij ons zonder een dag of een uur te verliezen met ons werk bezighouden.”

Geen enkel uur ging verloren, en toch was de commissie niet vóór de eerste dagen van Maart tot het vertrek gereed, zooveel zorg en omslag vereischt het gereedmaken van zulk eene onderneming. Het was bovendien de door kolonel Everest aangewezen dag. Op dat tijdstip namelijk eindigde het regenseizoen, en het water dat in de uithollingen van den grond hier en daar was blijven staan, zou eene kostbare hulpbron worden voor de woestijnreizigers.

Het vertrek werd op 2 Maart vastgesteld. Dien dag was de geheele karavaan onder bevel van Mokum tot het vertrek gereed. De Europeanen namen afscheid van de zendelingen van Lattakou, en verlieten ten zeven ure ’s morgens het plaatsje.

»Waar gaan we heen, kolonel?” vroeg William Emery op het oogenblik dat de karavaan de laatste hut van het stadje achter zich liet.

»Recht voor ons uit, mijnheer Emery,” antwoordde de kolonel, »tot op het oogenblik dat we een geschikte plaats hebben gevonden om een basis te meten!”

Om acht uren had de karavaan de lage en met kleine heesters bedekte heuvels achter zich, welke Lattakou omringen, en de woestijn lag met al hare gevaren, vermoeienissen en onvoorziene gebeurtenissen voor hen.

Avonturen van drie Russen en drie Engelschen, Gevolgd door 'De Blokkadebrekers'

Подняться наверх