Читать книгу Vijf weken in een luchtballon - Jules Verne - Страница 10
VI.
ОглавлениеEen ongewoon bediende.—Hij ziet de wachters van Jupiter.—Dick en Joe twisten.—De twijfel en het geloof.—De weging.—Joe-Wellington.—Hij ontvangt eene halve kroon.
Doctor Ferguson had een bediende, met name Joe, een uitmuntend man, die aan zijn meester een onbepaald vertrouwen en eene stipte dienstvaardigheid had toegezegd, daar hij zelfs zijne bevelen voorkwam en altijd op eene vernuftige wijze uitlegde; hij was altijd in een goed humeur. Ferguson liet al wat zijn onderhoud betrof, op hem aankomen, en met reden. Zeldzame en eerlijke Joe! Een knecht, die uw diner bestelt en wiens smaak de uwe is, die uw reiskoffer pakt en noch kousen noch hemden vergeet, die uwe sleutels en uwe geheimen bezit, en daarvan geen misbruik maakt.
Maar wat ook was de doctor voor dien waardigen Joe? met welken eerbied en welk vertrouwen ontving hij zijne beslissingen! Als Ferguson gesproken had, was het een gek, die zou willen antwoorden. Al wat hij dacht was juist, al wat hij zeide verstandig, al wat hij beval doenlijk, al wat hij ondernam mogelijk en al wat hij voltooide bewonderenswaardig. Al hadt gij Joe in stukken gehouwen, dat u zeker niet zou hebben aangestaan, hij zou omtrent zijn meester niet van gevoelen veranderd zijn.
Toen de doctor het voornemen koesterde om Afrika in een ballon door te reizen, was het voor Joe eene gedane zaak; er bestonden geene hinderpalen meer; van het oogenblik af aan, dat doctor Ferguson besloten had te vertrekken, was hij ook aangekomen—met zijn getrouwen dienaar, want die brave jongen wist wel dat hij mede zou gaan, hoewel daarover nog niet was gesproken.
Hij moest overigens belangrijke diensten bewijzen door zijn vernuft en zijne groote vlugheid. Als men een professor in de gymnastiek voor de apen in den dierentuin, die toch zeer slim zijn, had moeten benoemen, zoude Joe zeker die betrekking hebben gekregen. Springen, klouteren, vliegen, duizend verwonderlijke toeren uitvoeren, was voor hem slechts een spel.
Joe. Blz. 24.
Als Ferguson het hoofd en Kennedy de arm was, moest Joe de hand zijn. Hij had zijn meester reeds op verscheidene reizen vergezeld en bezat eenige wetenschap op zijne wijze, maar hij onderscheidde zich voornamelijk daardoor, dat hij alles van de beste zijde beschouwde; hij vond alles gemakkelijk, logisch, natuurlijk, en bij gevolg kende hij de behoefte niet om zich te beklagen en te morren.
Onder andere hoedanigheden bezat hij een verbazend sterk gezicht; hij deelde met Moestlin, den professor van Kepler, de zeldzame bekwaamheid om zonder verrekijker de wachters van Jupiter te zien en in de groep der Plejaden 14 sterren te tellen, waarvan de laatsten van de negende grootte zijn. Hij was daarom niet trotscher, integendeel, hij groette u reeds van verre en, als het noodig was, wist hij zich voortreffelijk van zijne oogen te bedienen.
Met dit vertrouwen, dat Joe in den doctor stelde, moet men zich dus niet verwonderen over de onophoudelijke woordenwisselingen tusschen Kennedy en den waardigen bediende, terwijl ze overigens op een behoorlijken afstand van elkander bleven.
De een twijfelde, de ander geloofde; de een had eene groote voorzichtigheid, de ander een blind vertrouwen; de doctor bevond zich tusschen twijfel en vertrouwen in, dat wil zeggen, dat hij zich om geen van beiden bekommerde.—“Welnu, mijnheer Kennedy?” zeide Joe.—“Welnu! mijn jongen?”—“Het oogenblik nadert. Het schijnt, dat wij ons naar de maan inschepen.”—“Gij wilt zeggen naar het Maanland, dat niet zoover ligt; maar wees tevreden, het is even gevaarlijk.”—“Gevaarlijk! met een man als doctor Ferguson!”—“Ik wil u uwe begoochelingen niet ontnemen, brave Joe, maar wat hij daar gaat ondernemen is kort en goed het werk van een zinnelooze; hij zal niet vertrekken.”—“Zal hij niet vertrekken? Gij hebt dan zijn ballon niet gezien in de werkplaats van de heeren Mitchell in Bourough1.”—“Ik zal er mij wel voor wachten, dien te gaan zien.”—“Gij verliest daar een fraai schouwspel, mijnheer! Welk een fraai voorwerp! Wat eene fraaie snede! Welk een lief schuitje! Wat zullen wij daarin op ons gemak zijn!”—“Gij denkt er dus ernstig aan uw meester te vergezellen?”
“Ja,” antwoordde Joe met overtuiging, “ik zal hem vergezellen waar hij wil! Dat zou er nog aan ontbreken, om hem alleen te laten, als wij reeds samen de geheele wereld hebben rondgereisd! Wie zou hem ondersteunen als hij vermoeid was? Wie zou hem eene krachtige hand bieden om een afgrond over te springen? Wie zou hem oppassen als hij ziek werd? Neen, mijnheer Dick, Joe zal altoos op zijn post zijn bij doctor Ferguson.”
“Brave jongen.”—“Overigens, gij gaat met ons,” hernam Joe.—“Zonder twijfel,” zeide Kennedy! “dat is te zeggen, ik vergezel u, om Samuel tot op het laatste oogenblik te verhinderen eene dergelijke dwaasheid te doen! Ik zal hem zelfs tot aan Zanzibar volgen, opdat daar nog een vriendenhand hem van zijn onzinnig plan terug moge houden.”
“Gij zult niets tegenhouden, mijnheer Kennedy, met uw verlof. Mijn meester is niet gek; hij overdenkt lang wat hij wil ondernemen, en als zijn besluit genomen is, kan de duivel zelfs hem niet daarvan afbrengen.”
“Dat zullen wij zien.”
“Vlei u niet met die hoop. Het is van het grootste belang, dat gij meegaat. Voor een jager als gij, is Afrika een heerlijk land. Aldus zult gij op geenerlei wijs berouw hebben van uwe reis.”
“Neen, zeker niet, ik zal er geen berouw van hebben, vooral als die stalen kop eindelijk voor de bewijzen zwicht.”
“A propos,” zeide Joe, “gij weet, dat van daag de weging plaats heeft.”—“De weging?”—“Zonder twijfel. Mijn meester, gij en ik, wij gaan ons laten wegen.”—“Even als Jockeys.”—“Precies. Maar wees gerust, men zal u niet mager maken, als gij te zwaar zijt. Men zal u nemen zooals gij zijt.”—“Ik zal me niet laten wegen,” zeide de Schot met vastheid.—“Maar, mijnheer, het schijnt dat het noodig is voor zijn toestel.”—“Welnu! zijn toestel zal het zonder dit wel klaren.”—“Zoo! zoo! En als wij nu eens uit gebrek aan nauwkeurige berekeningen, niet konden opstijgen?”—“Ik verlang niets anders!”—“Laat ons zien, mijnheer Kennedy, mijn meester zal ons terstond komen halen.”—“Ik zal niet gaan”—“Gij zult hem dit verdriet niet willen doen.”—“Ik zal wel.”—“Goed,” zeide Joe lachende. “Gij spreekt zoo, omdat hij niet hier is, maar als hij in uw gezicht zal zeggen: ‘Dick (met u verlof) Dick, ik moet nauwkeurig uw gewicht kennen, dan zult gij gaan, daarvoor sta ik borg.’”—“Ik zal niet gaan.”
Op hetzelfde oogenblik kwam de doctor in zijne studeerkamer, waar dit gesprek werd gehouden; hij zag Kennedy aan, die zich niet op zijn gemak gevoelde.
“Dick,” zeide de doctor, “ga met Joe; ik moet weten hoe zwaar gij beiden weegt.”—“Maar....”—“gij kunt uw hoed ophouden. Kom.” En Dick ging.
Alle drie begaven zich naar de werkplaats van de heeren Mitchell, waar een der zoogenaamde romeinsche weegschalen gereed gemaakt was. De doctor moest werkelijk het gewicht van zijne metgezellen kennen voor het evenwicht van zijn ballon. Hij liet dus Dick op de schaal gaan en deze, zonder weerstand te bieden, zeide zacht: “Ook goed, dit verbindt nog tot niets.”—“Honderd drie-en-vijftig pond,” zeide de doctor, het getal in zijn zakboekje opteekenende.—“Ben ik te zwaar?”—“Neen, mijnheer Kennedy,” antwoordde Joe; “overigens, ik ben licht, dat weegt tegen elkaar op.”
Dit zeggende, nam Joe spoedig de plaats van den jager in; in zijne drift wierp hij de ballans bijna omver; hij stelde zich in de houding van Wellington in Hyde Park.—Honderd-twintig pond, schreef de doctor.—“Hè! hè!” zeide Joe met een glimlach van voldoening. Waarom glimlachte hij? Hij zou dit nooit kunnen zeggen.—“Op mijne beurt,” zeide Ferguson, en hij schreef honderd-vijf-en-dertig pond voor zijn gewicht. “Met ons allen,” zeide hij, “wegen wij niet meer dan vierhonderd pond.”
“Maar, meester,” antwoordde Joe, “als het voor uw tocht noodig was, kon ik mij wel een weinig doen vermageren, door niet te eten.”—“Dat hoeft niet, mijn jongen,” zeide de doctor; “gij kunt naar hartelust eten, en ziedaar een halve kroon om u naar willekeur te verzwaren.”
1 Zuidelijke voorstad van Londen.