Читать книгу Vijf weken in een luchtballon - Jules Verne - Страница 7
IV.
ОглавлениеAfrikaansche onderzoekingen.—Barth, Richardson, Overweg, Werne, Brun-Rollet, Peney, Andrea Debono, Miani, Guillaume Lejean, Bruce, Krapf en Rebmann. Maizan, Roscher, Burton en Speke.
De richting, die doctor Ferguson zich had voorgesteld te volgen, was niet bij toeval gekozen, zijn punt van vertrek was ernstig overwogen, en niet zonder reden besloot hij van het eiland Zanzibar op te stijgen. Dit eiland, dicht bij de Oostkust van Afrika gelegen, ligt op 6° zuiderbreedte, dat is 430 geographische mijlen bezuiden den evenaar.
Van dit eiland was de laatste expeditie vertrokken om de bronnen van den Nijl op te sporen.
Maar het zal goed zijn aan te wijzen, welke onderzoekingen Ferguson hoopte te verbinden. Er zijn twee hoofdzakelijke: die van doctor Barth in 1849, en die van de luitenants Burton en Speke in 1858.
Doctor Barth is een Hamburger, die voor zijn landgenoot Overweg en voor zich het verlof vroeg om zich bij den tocht van den Engelschman Richardson te voegen; deze was belast met eene zending naar Soudan.
Dit uitgestrekte land is gelegen tusschen 15° en 10° noorderbreedte, dat is te zeggen, om er te komen, moet men meer dan 500 mijlen in het binnenste van Afrika dringen.
Tot op dien tijd was die landstreek slechts bekend door de reis van Denham, Clapperton en Oudney van 1822 tot 1824. Richardson, Barth en Overweg, begeerig hunne onderzoekingen verder voort te zetten, kwamen te Tunis en Tripoli aan, even als hunne voorgangers, en vervolgens te Murzuk, hoofdstad van Fezzan.
Zij verlieten toen de loodrechte richting en maakten een omweg westwaarts naar Ghât, niet zonder moeielijkheden geleid door de Touaregs. Na duizend tooneelen van plundering, kwelling, aanvallen met gewapende hand, kwam hunne karavaan in October in de groote oase van Asben. Doctor Barth scheidde zich van zijne gezellen, deed een uitstapje naar de stad Aghadès en voegde zich weder bij den tocht, die zich den 12den December weder op weg begaf; zij kwamen in de provincie Damerghou, waar de reizigers scheidden en Barth den weg van Kano insloeg, waar hij met geduld en na het betalen van aanzienlijke sommen aankwam.
Ondanks een hevige koorts verliet hij deze stad den 7den Maart door een enkelen bediende gevolgd. Het voornaamste doel zijner reis was het meer Tchad te verkennen, waarvan hij nog 350 mijlen verwijderd was. Hij ging toen oostwaarts en bereikte de stad Zouricolo in Burnou, aan den oever van het meer. Eindelijk bereikte hij na drie weken, den 14den April, twaalf en een halve maand na zijn vertrek van Tripoli, de stad Ngornou.
Wij vinden hem den 29sten Maart 1851 weder bij zijn vertrek met Overweg om het koninkrijk Adamaoua, ten zuiden van het meer, te bezoeken; hij kwam tot aan de stad Yola, een weinig beneden 9° noorderbreedte. Dit is de uiterste grens door dien stoutmoedigen reiziger bereikt.
Hij kwam in Augustus te Kouka terug, vandaar doorreisde hij achtereenvolgens Mandara, Barghimi, Kanem en bereikte de uiterste grens ten Oosten, de stad Masena, op 17° 20′ westerlengte gelegen1.
Den 25sten November 1752, na den dood van Overweg, zijn laatsten medgezel, drong hij westelijk door, bezocht Sockoto, stak den Niger over, en kwam eindelijk te Tombuctoe, waar hij acht maanden lang moest kwijnen te midden der kwellingen en slechte behandelingen van den scheik en van de ellende. Maar de tegenwoordigheid van een Christen in de stad kon niet langer worden geduld, de Fullanahs dreigden haar te belegeren. De doctor verliet haar dus den 17den Maart 1854, vluchtte naar de grenzen, waar hij drie-en-dertig dagen bleef, van alles ontbloot, kwam in November te Kano terug—en ging weder naar Kouka, vanwaar hij, na vier maanden oponthoud, den weg naar Denham weder insloeg; hij zag Tripoli weder tegen het einde van Augustus 1855 en kwam den 6den September te Londen terug, alleen overgebleven van zijne makkers. Dit was de stoutmoedige reis van Barth.
Doctor Ferguson teekende zorgvuldig op, dat hij tot op 4° noorderbreedte en 17° westerlengte was gekomen.
Zien wij nu, wat de luitenants Burton en Speke in Oost-Afrika deden.
De verschillende expeditiën, die den Nijl opzeilden, konden nooit aan de geheimzinnige bronnen van die rivier komen. Volgens het verhaal van den duitschen geneesheer Ferdinand Werne, ging de reis, beproefd in 1840, onder bescherming van Mehemed-Ali, niet verder dan Gondokoro, tusschen de 4° en 5° noorder-parallel.
In 1855 vertrok Brun-Rollet, die tot consul van Sardinië in oostelijk Soedan benoemd was, in plaats van Vaudey, die ter dood was gebracht, van Karthoum en kwam, onder den naam van Yakoub, handelaar in gom en ivoor, te Belenia, beneden den 4den graad en keerde ziek naar Karthoum terug, waar hij in 1857 stierf.
Noch doctor Peney, chef van den geneeskundigen dienst in Egypte, die op een kleine stoomboot een graad zuidelijker kwam dan Gondokoro en van uitputting te Karthoum stierf—noch de Venetiaan Miani, die, de watervallen ten zuiden van Gondokoro gelegen omtrekkende, de tweede parallel bereikte—noch de Maltezer koopman Andrea Debono, die zijn uitstap naar den Nijl nog verder voortzette, konden de onoverschrijdelijke grens overkomen.
In 1859 begaf Guillaume Lejean, door het fransche gouvernement met eene zending belast, zich naar Karthoum, langs de Roode Zee, scheepte zich op den Nijl in met een-en-twintig man equipage en twintig soldaten, maar hij kon niet verder komen dan Gondokoro en liep de grootste gevaren te midden der negers, die in vollen opstand waren. De tocht onder het bestuur van d’Escayrac de Lauture beproefde eveneens aan de befaamde bronnen te komen.
Maar die noodlottige eindpaal hield altijd de reizigers terug; de afgezondenen van Nero hadden eertijds den 9den graad noorderbreedte bereikt; men vorderde dus in achttien eeuwen slechts 5 of 6 graden, dat is 300 à 360 geographische mijlen.
Verscheidene reizigers beproefden de bronnen van den Nijl te bereiken, door van een punt op de Oostkust van Afrika te vertrekken.
Van 1768 tot 1772 vertrok de Schot Bruce van Masuah, eene haven van Abyssinië, doorreisde Tigré, bezocht de puinhoopen van Axum, zag de bronnen van den Nijl, waar zij niet waren en verkreeg geen enkel belangrijk resultaat.
In 1844 stichtte doctor Krapf, een anglikaansch zendeling, eene nederzetting te Monbaz op de kust van Zanguebar en ontdekte, in gezelschap van den eerwaarden Rebmann, twee bergen op driehonderd mijlen afstands van de kust; het zijn de bergen Kilimandjaro en Kenia, die de heeren de Heuglin en Thornton gedeeltelijk hebben beklommen.
In 1845 ontscheepte de Franschman Maizan alleen te Bagamayo, tegenover Zanzibar en kwam te Deje-la-Mhora, waar het opperhoofd hem onder de wreedste martelingen deed sterven.
In 1859, in Augustus, bereikte de jonge reiziger Roscher van Hamburg, met eene karavaan arabische kooplieden vertrokken, het meer Nyassa, waar hij in den slaap werd vermoord.
Eindelijk werden in 1857 de luitenants Burton en Speke, beiden officieren in het leger van Bengalen, door het Aardrijkskundig genootschap van Londen gezonden, om de groote afrikaansche meren te onderzoeken; den 17den Juni verlieten zij Zanzibar en richtten zich westwaarts.
Na vier maanden ongehoord lijden, nadat hunne bagage geplunderd en hunne dragers gedood waren, kwamen zij te Kazeh, middelpunt van vereeniging der handelaars en karavanen; zij waren midden in het Maanland; daar verzamelden zij kostbare documenten over de zeden, regeering, godsdienst en plantengroei van het land; vervolgens richtten zij hun weg naar het eerste der groote meren, het meer Tanganayika, gelegen tusschen 3° en 8° zuiderbreedte; zij kwamen er den 14den Februari 1858 aan en bezochten de verschillende volksstammen aan de oevers, voor het grootste deel menscheneters.
Zij vertrokken den 26sten Mei en kwamen den 20sten Juni te Kazeh terug. Daar bleef Burton, uitgeput, verscheidene maanden ziek; gedurende dien tijd deed Speke een tocht naar het noorden van meer dan 300 mijlen ver, tot aan het meer Oukéréoué, dat hij den 3den Augustus zag, maar hij kon er slechts het begin van zien op 2° 30′ breedte.
Hij was den 25sten Augustus te Kazeh terug en hernam met Burton den weg naar Zanzibar, dat zij in Maart van het volgende jaar wederzagen. Deze twee onverschrokken reizigers kwamen toen in Engeland terug, en het Aardrijkskundige genootschap te Parijs kende hun zijn jaarlijkschen prijs toe.
Doctor Ferguson merkte zorgvuldig op, dat zij noch den 2den graad zuiderbreedte noch den 29sten graad oosterlengte hadden overschreden.
Hij moest dus de onderzoekingen van Burton en Speke verbinden met die van doctor Barth; dat is, hij moest eene uitgestrektheid lands van meer dan twaalf graden doorkruisen.
1 Men rekent hier van den meridiaan van Greenwich.