Читать книгу Oorlogstijd Herinneringen en Indrukken - M. W. F. Treub - Страница 13

§ 2. De levensmiddelenwet.

Оглавление

Inhoudsopgave

Zelfs al was de regeling der uitvoerverboden en -consenten zonder gebreken geweest, dan zou zij toch niet voldoende geweest zijn. Om aan de bevolking het verkrijgen der benoodigde levensmiddelen tegen niet te hoog opgedreven prijzen te waarborgen, was meer noodig.

Zooals in de inleiding werd in herinnering gebracht, gaven de huisvrouwen in het laatst van Juli en in de eerste dagen van Augustus 1914 uiting aan den schrik, die haar op het vernemen der berichten omtrent het uitbreken van den oorlog om het hart sloeg, door de winkels van eetbare waren te bestormen en voorraden van allerlei levensmiddelen en huishoudelijke verbruiksartikelen in te slaan. Dit gaf aanleiding dat sommige winkels werden uitverkocht en dat hier en daar fancy-prijzen werden gevraagd, welke, in den schrik welke de bevolking bevangen had, gereedelijk werden betaald door de koopsters, die daartoe in staat waren. Deze uiting van oorlogspaniek was tegelijk zóó onverwacht en zóó hevig, dat daartegen zonder verwijl moest worden opgekomen. Zij gaf aan het kamerlid Schaper den 31en Juli 1914 aanleiding, aan de Regeering de schriftelijke vraag te stellen, wat zij tot het tegengaan van prijsopdrijving van levensbenoodigdheden dacht te doen. Die vraag werd door Het Volk in het nummer van Vrijdag-avond 31 Juli bekend gemaakt en den volgenden ochtend overgenomen in de ochtend-edities van de groote dagbladen. Daardoor nam ik er kennis van, nog voordat mij het officieele bericht van den Voorzitter der Tweede Kamer daaromtrent bereikte. Ook zonder dat die vraag gesteld was, zou men de prijsopdrijving niet ongestoord haar gang hebben laten gaan; dit neemt intusschen niet weg, dat het bloote doen der vraag reeds nuttig werkte. De Regeering had in die dagen als het ware naar alle zijden tegelijk te zien en te voorzien. Het was haar niet mogelijk alles wat er omging en voorziening vereischte, zelve waar te nemen. Veel was er, dat zij hetzij uit de dagbladen, hetzij uit vragen of mededeelingen van belanghebbenden of belangstellenden vernemen moest. Door de vraag van den heer Schaper werd haar aandacht bijtijds gevestigd op het gevaar, dat ten aanzien der prijsopdrijving van levensmiddelen dreigde.

Het was aanstonds duidelijk dat de bestaande onteigeningswet niet voldoende was om het opkomende gevaar te keeren en dat het langs den weg van uitbreiding dier wet gekeerd worden moest. Zaterdag ochtend onder het gaan naar het Ministerie overwoog ik de hoofdpunten van hetgeen hier noodig was. Daar gekomen, zette ik die hoofdpunten op het papier als schema voor een wetsontwerp met een korte Memorie van Toelichting. Aan den chef der afdeeling Handel werd door mij opgedragen, ze in den vereischten vorm te gieten en daaromtrent voor zooveel noodig de Departementen van Binnenlandsche Zaken en van Justitie te raadplegen. Persoonlijk besprak ik de zaak met den heer Cort van der Linden, van wien het ontwerp, daar het een aanvulling van de onteigeningswet betrof, formeel in de eerste plaats moest uitgaan. Naar aanleiding van opmerkingen van de Departementen van Binnenlandsche Zaken en van Justitie werd het stuk, dat tegen den middag in zijn eersten vorm gereed was gekomen, voor zooveel noodig gewijzigd en aangevuld. Hoewel ’s middags ook een belangrijke en vrij langdurige vergadering met personen uit de financieele wereld moest worden gehouden, was het toch omstreeks 7 uur ’s avonds zoover, dat ik aan de Koningin een audiëntie kon aanvragen om het ontwerp aan H. M. voor te leggen. De Koningin, die in die dagen met allerlei spoedzaken door Hare verschillende grondwettelijke raadslieden werd overstelpt, had den Voorzitter van den Ministerraad doen weten, dat alle leden van het Kabinet konden verzoeken in gehoor te worden ontvangen, zoo dikwijls zij dit voor dringende aangelegenheden noodig oordeelden. Bovendien had H. M. er voor gezorgd, dat voortdurend een der ambtenaren van Haar Kabinet ten Paleize aanwezig was, om de verdere behandeling van urgente stukken zooveel mogelijk te bespoedigen. Hoewel aan het ontwerp onophoudelijk was gewerkt, werd het toch ongeveer negen uur ’s avonds, vóórdat ik het stuk in den vorm, waarin het aan de Koningin kon worden voorgelegd, naar het Paleis kon medenemen. Toen ik met een enkel woord de strekking van het ontwerp uiteenzette, zeide de Koningin mij, dat Zij dienzelfden dag zeer was getroffen door de bestorming van winkels, welke Zij zelve had opgemerkt en dat Zij met genoegen zag, dat terstond een maatregel was voorbereid om het hieruit te duchten gevaar te keeren. Hoewel hetgeen ten Paleize binnenskamers tusschen de Koningin en een van Haar raadslieden wordt besproken, geheim is en behoort te blijven, ben ik wel niet onbescheiden en verklap ik geen staatsgeheim door te dezer zake een tipje van den sluier, die om zulke besprekingen hangt, op te lichten. Hare Majesteit gaf mij verlof het ontwerp uit Haar naam onverwijld naar den Raad van State om advies te zenden en teekende voorloopig het exemplaar, dat ik achterliet, boven op het stuk af, opdat de Directeur van Haar Kabinet daaruit voorloopig reeds Haar instemming met het ontwerp zou zien. Zoo werkte in die gedenkwaardige dagen ieder, de Koningin aan het hoofd, mede om den gang van zaken te bespoedigen en werd over formaliteiten, die vertraging teweegbrengen, heengestapt.

Intusschen was de Ministerraad van acht uur af bijeen ter behandeling van verschillende dringende onderwerpen en waren in een afzonderlijke kamer van het Ministerie van Justitie eenige ambtenaren van dat Departement en van die van Landbouw en van Binnenlandsche Zaken samengekomen, om het ontwerp nog nader onder handen te nemen, naar aanleiding van de opmerkingen, welke de Raad van State mocht maken. Toen ik in het gebouw van het Departement van Justitie, waar de Ministerraad pleegt te vergaderen, gekomen was, ging ik eerst naar de kamer van den Secretaris-Generaal. Daar vertelden mij de heeren, die er met het zooeven aangewezen doel samengekomen waren, dat de Raad van State uiteen was gegaan en den volgenden ochtend opnieuw zou vergaderen. Aangezien het ontwerp van zeer urgenten aard was en, zoo eenigszins mogelijk, behandeld moest worden in de vergadering van de Tweede Kamer, die Maandag 3 Augustus bijeenkwam, kon ik die mededeeling niet eenvoudig voor kennisgeving aannemen. Telefonisch kreeg ik er den hoofdcommies die in het gebouw van den Raad van State achtergebleven was, toe, dat hij den waarnemenden vice-voorzitter van den Raad (de heer Röell was kort te voren overleden en een nieuwe vice-voorzitter was nog niet benoemd) zou mededeelen, dat er een bij uitstek dringend ontwerp was ingekomen en dat de Regeering het zeer op prijs zou stellen, als zij nog dienzelfden avond of nacht het advies van den Raad daaromtrent zou kunnen ontvangen. De waarnemende voorzitter bleek aanstonds bereid zijne medewerking te verleenen. De leden van den Raad van State werden terstond voor een spoedvergadering op denzelfden avond opgeroepen en des nachts omstreeks half één of één uur kwam het advies in. De Ministers van Binnenlandsche Zaken en van Justitie waren met mij in de vergaderzaal van den Ministerraad gebleven ter behandeling van het ontwerp naar aanleiding van het in aantocht zijnde advies. De zooeven genoemde ambtenaren hadden het intusschen nog eens zorgvuldig van alle kanten bekeken, zoodat de slotredactie, toen het advies van den Raad van State ingekomen was, spoedig kon worden vastgesteld. Het ontwerp kon nu den volgenden ochtend aan de Tweede Kamer worden aangeboden en zóó tijdig aan de leden van de beide kamers worden rondgezonden, dat zij er nog vóór de vergadering op Maandag den 3den Augustus van konden kennis nemen. Na formeel in de afdeelingen te zijn onderzocht, werd het nog denzelfden dag met eenige andere zeer urgente wetsontwerpen door beide Kamers der Staten-Generaal aangenomen; des avonds verscheen het, door de Koningin bekrachtigd, in het Staatsblad. Sneller levensloop, van het eerste stadium der overweging van zijn inhoud tot zijn metamorphose als van kracht zijnde wet toe, heeft wel nooit een wetsontwerp gehad.

De strekking kan ik het eenvoudigst duidelijk maken door het overnemen van de Memorie van Toelichting.

Oorlogstijd Herinneringen en Indrukken

Подняться наверх