Читать книгу Uit Oost en West: verklaring van eenige uitheemsche woorden - Pieter Johannes Veth - Страница 36
Bakkeljauw.
ОглавлениеDit woord ontbreekt, zeer ten onrechte, in alle Nederlandsche woordenboeken. Het is algemeen in gebruik in onze Westindische bezittingen en in alle geschriften die daarover handelen. Het voedsel der negerslaven placht er hoofdzakelijk uit bananen en bakkeljauw te bestaan. Zie van Hoëvell, „Slaven en vrijen”, D. I, bl. 118; van Sijpesteyn, „Beschrijving van Suriname,” bl. 202. De bakkeljauw was de opengespouwen, sterk gezouten en gedroogde kabeljauw, die op de banken van Newfoundland gevangen en in vaten van 600 à 700 pond naar Suriname gezonden werd. Kabeljauw en bakkeljauw zijn klaarblijkelijk hetzelfde woord, slechts door letteromzetting gewijzigd. Welke vorm de oorspronkelijke is, valt bezwaarlijk uit te maken. De germaansche talen hebben den vorm met ka, b. v. het Hoogduitsch Kabeljau of Kabliau, het Deensch cabliau, het Zweedsch kabeljo; ook het Fransch heeft cabéliau en het middeleeuwsch Latijn cabellauwus. Daarentegen hebben de romaansche talen den vorm met ba, zooals het Spaansch Bacallao, het Portugeesch Bacalhao, het Italiaansch Bachalaio. Men meent dat deze woorden eigenlijk uit het Baskisch stammen, en wijst er op dat de Basken het eerst de kabeljauwvisscherij op de bank van Newfoundland op groote schaal hebben gedreven. Ook labberdaan, bij ons de gewone naam van de gezouten kabeljauw, wijst naar de Basken. Zie het etymologisch woordenboek van Franck op dat woord. Er is dus wel eenige reden om de vormen met ba voor meer oorspronkelijk te houden.
Sommigen meenen dat er tusschen kabeljauw en bakkeljauw een soortverschil bestaat. Zoo zegt v. Hoëvell, t. a. p., dat de bakkeljauw, d. i. de kabeljauw die op de bank van Newfoundland gevangen wordt, een middensoort tusschen kabeljauw en schelvisch is. Ik houd die meening voor ongegrond. Natuurproducten die over eene groote oppervlakte verspreid zijn, vertoonen veelal eenige verscheidenheden, maar een onderscheid als hier tusschen de kabeljauw van Newfoundland en die der Noordzee wordt aangenomen, is, voorzoover ik weet, aan de beoefenaars der natuurlijke historie onbekend.
Doch al bestaat dit soortverschil niet, toch zijn kabeljauw en bakkeljauw geene synoniemen. De noordelijke volken gebruiken kabeljauw voor de levende en versche visch, en hebben voor de verschillende bereidingen die deze ondergaat, om voor verzending en bewaring geschikt te worden, verschillende benamingen, zooals stokvisch voor de gedroogde, labberdaan voor de gezouten, klipvisch voor de tevens gezouten en gedroogde kabeljauw. De zuidelijke volken, die de versche kabeljauw niet veel te zien krijgen, gebruiken hun bakkeljauw vooral van de visch, die op verschillende wijzen is verduurzaamd. Wel verklaart het woordenboek der Spaansche Akademie bacallao door abadejo, dat in het algemeen de kabeljauw aanduidt, maar het Portugeesch woordenboek van Moraes Silva omschrijft bacalhao uitdrukkelijk door „o badejo escalado e curado ao sol, ou embarricado em salmadeira”, d. i. de kabeljauw opengespouwen en in de zon gedroogd of in de pekel gelegd. Dit beantwoordt volkomen aan de beteekenis aan ons bakkeljauw toegekend. Bakkeljauw is dus de Westindische naam van stokvisch of zoutevisch, dien wij daar, gelijk zoovele andere woorden, van de Spanjaarden of Portugeezen hebben overgenomen, ofschoon wij daarin slechts een zeer oud en bekend woord in anderen vorm en met speciale beteekenis hebben terug ontvangen.