Читать книгу De Ellendigen (Deel 3 van 5) - Victor Hugo, Clara Inés Bravo Villarreal - Страница 9
Boek I.
Parijs in zijn atomen bestudeerd
Negende hoofdstuk.
De oude geest van Gallië
ОглавлениеIn Molière was iets van den straatjongen; ook in Beaumarchais. In het leven des straatjongens is iets van den Gallischen geest. Deze, gepaard aan zijn gezond verstand, geeft hem soms kracht als de alcohol den wijn. Soms is deze geest een gebrek. De straatjongen treedt in Voltaire te voorschijn. Camille Desmoulins was een kind der voorstad. Championnet, die de mirakelen brutaliseerde, kwam van de Parijsche straat; jong had hij in de portalen der kerken van St. Jan van Beauvais en van Saint Etienne du Mont kattenkwaad bedreven en de reliquieënkast der H. Genoveva tamelijk oneerbiedig behandeld, om later bevelen aan het fleschje van den H. Januarius te geven.
De straatjongen van Parijs is eerbiedig, spotziek en onbeschoft. Hij heeft leelijke tanden, omdat hij slecht gevoed wordt en zijn maag ziekelijk is; hij heeft fraaie oogen, wijl hij schrander is. Hij groeit tot alles op. Hij speelt in de goot en verheft zich door den opstand; zijn onbeschaamdheid blijft hem bij, zelfs in het schrootvuur; hij was een kwajongen, en wordt een held; gelijk de jonge Thebaan schudt hij de leeuwenhuid; de tamboer Barra was een straatjongen van Parijs; hij roept: Voorwaarts! en in een oogenblik is de dreumes een reus.
Dit kind uit het straatslijk is ook het kind van het ideaal. Men mete slechts de vleugelvlucht van Molière tot Barra.
Ten slotte, en om alles in één woord samen te vatten: de straatjongen is een wezen, dat zich vermaakt, wijl het ongelukkig is.