Читать книгу Gomer voor den sabbath; meditatiën over en voor de sabbath - Abraham Kuyper - Страница 9

V.

Оглавление

Inhoudsopgave

DE SABBATH DOOR GOD GEKEURD.

Mijne Sabbathen.

Ezech. 20:12.

Ook over uw viering van den Sabbath gaat een oordeel. Juist omdat hij niet door u uitgedacht, maar door God ingesteld, geheiligd en gezegend is, staat ge tegenover dien Sabbath van uw God in een verplichting. En zoo ontstaat de vraag, wie uw Sabbath keurt.

En dan leert de ervaring, dat er voor den vrome een bizondere verleiding in ligt, om zich tot keurder van den Sabbath bij zijn broeder op te werpen.

Over niets veroorloven de broeders zich zoo licht een opmerking, een oordeel en zelfs een vonnis, als over de wijze waarop een ander den Sabbath houdt.

Onverklaarbaar is dit niet.

Immers de Sabbathsviering is een sterk onderscheidend merkteeken, waardoor Gods volk van de wereld is afgescheiden. Het is een zaak, die onder ieders gezicht en bereik valt. En ook, men kan iemands wijze van den Sabbath te vieren, afkeuren, zonder hem in zijn karakter te kwetsen.

Vooral bij dit gebod bestaat er dus noodzakelijkheid voor elk onzer, om toe te zien; er ligt in dit gebod een prikkel tot allerlei aanmerking; en een aanklacht van overtreding van dit gebod is wel ernstig, maar kwetst toch den burgerlijken persoon niet.

Zeg dus ook niet, dat het beter ware, zoo dit oordeel der broederen zweeg. Integendeel, meer dan éen, die nog geen vreeze Gods in zijn hart had, om den Sabbath om Gods wil te houden, is begonnen met het uit vreeze voor de broeders te doen, en is zoo op weg gekomen, om een Sabbathsvierder om Gods wil te worden.

Alleen maar, op de vraag: „Wie keurt uw Sabbath?” moogt ge nooit antwoorden: „Mijn broeder.”

Uw eenige Keurmeester bij uw Sabbathsviering is de Heere Heere!

Hij heeft gezegd: „Het zijn mijn Sabbathen.”

Ook treedt de kerk wel op, om in inzake de Sabbathsviering te oordeelen, en zeer zeker ligt dit op haar weg.

De kerk is ongetwijfeld geroepen om niet alleen op den Sabbath, maar ook den Sabbath te prediken. Ze moet tot Sabbathsviering opwekken. Ze moet aan de Sabbathsviering leiding en stuur geven. De Sabbath is haar kerkelijk terrein.

Zelfs moet ze verder gaan, en bij slordige Sabbathsviering vermanen, bij overtreding waarschuwen en ten laatste bij in het oogloopende schending van den Sabbath zelfs met haar discipline optreden en den Sabbathsschender weren van het Heilig Avondmaal.

Slechts zie ze daarbij wel toe, dat ze den naam van schending niet geve aan wat slechts verschil van Christelijk inzicht, of ook onopzettelijke overtreding is.

Sabbathsschennis onderstelt altoos kwaad opzet; de bedoeling, om het heilige te verachten; en heeft haar wortel in vijandschap tegen God.

Hier dient dus omzichtelijk en met bedachtzaamheid te werk gegaan.

Er zij onderscheid des oordeels.

Zijn er Christenbroeders, die met den kerkeraad verschillen in opvatting van den Sabbath en in ernst verklaren, voor hun conscientie iets wel op den Sabbath geoorloofd te achten, wat een kerkeraad voor ongeoorloofd houdt, dan mag er van vermaning en waarschuwing, maar nooit van censuur sprake zijn.

Censuur komt eerst tepas, waar booze toeleg of verregaande vergetenheid van God in het spel is.

Ook de kerk keurt uw Sabbath niet.

De Keurmeester van uw Sabbath is en blijft de Heere.

Wil dit nu zeggen, dat ge dus op den Sabbath u noch aan uw broeder, noch aan uw kerk te storen hebt?

Dat zij verre.

Reeds de liefde eischt, dat ge ook in het stuk van den Sabbath uw broeder niet ergert, en de eerbied voor de dragers van het kerkelijk ambt stelt het u ten plicht, u, zooveel uw conscientie toelaat, naar hun oordeel te schikken.

Paulus zag niet het minste kwaad in het eten van offervleesch; maar „als het mijn broeder ergert,” sprak hij, „dan zal ik geen vleesch meer eten in der eeuwigheid.”

Slechts tegen éen ding moet ge op uw hoede zijn: Ge moogt ook bij uw Sabbath nooit eenig mensch als keurmeester in de plaats van God laten treden, maar zijt verplicht om zelfs tegenover uw liefsten broeder het recht van uw God in dit heilig stuk te handhaven.

Vraagt dus uw broeder u, om na te laten wat gij deedt, en stemt hij toe, dat niet hij, maar zijn en uw God te dezen Rechter is, ga dan voor hem uit den weg.

Maar stelt hij zich met macht tegen u over, en matigt hij zich het recht aan, om voor u te willen uitmaken, wat wel en wat niet geoorloofd is, wijk dan geen uur met onderwerping, maar weersta hem. Want door dan te zwichten, zoudt ge zijn conscientie toeschroeien, en zelf aan de eere van uw God tekort doen.

Alles hangt hier aan het standpunt, dat ge inneemt. Omdat het 's Heeren Sabbathen zijn, kan en mag Hij alleen uwe Sabbathen keuren, en zijt ge Hem en Hem alleen van uw Sabbathen rekenschap schuldig.

Desaangaande nu onderwijst Hij u door zijn Woord en Geest; onderwijst Hij u door het voorgeslacht; onderwijst Hij u door uw kerk; en onderwijst Hij u door uw broeder; en gij hebt op al deze roepstemmen en aanwijzingen van uw God acht te slaan.

Maar als nu uw kerk en uw broeder gesproken hebben, blijft de rekenschap toch altoos tusschen u en uw God.

Alles wat ook op den Sabbath uit het geloof is, doet u vrij uitgaan; al wat niet uit het geloof is, is en blijft ook op het stuk van den Sabbath zonde.

Laat ge dus iets uit vreeze voor menschen, en uit beduchtheid voor hun oordeel, en omdat zij zich als keurmeesters opwerpen, dan laat ge dit niet uit het geloof, en is het u zonde.

En dan alleen, als ge op uw Sabbath rust, en in die ruste heiliglijk bezig zijt, omdat uw God het zoo wil en opdat ge zijn vrede moogt indrinken, is uw Sabbathsviering uit het geloof en is er in dezen deele geen zonde in u.

Wie anders te werk gaat, is een dienstknecht en heeft „een geest der dienstbaarheid ontvangen wederom tot vreeze.”

Dan zijt ge nog onder de wet en kent het zoet der genade niet.

Ja, erger nog, dan bezwijkt ge straks onder de geboden en inzettingen van menschen, en torst een juk, dat ook uw vaderen niet hebben kunnen dragen.

En zoo is Gods kind niet.

Een kind van God staat in de vrijheid, waarmeê Christus hem heeft vrijgemaakt; en die vrijheid komt hierin uit, dat hij geen anderen heer noch meester kent, dan den Heere.

Met Hem en met Hem alleen heeft hij te doen, en dus ook alleen naar Zijn wil vraagt hij.

En zeg nu niet, dat dit den Sabbath zal doen verslappen.

Want al ware dit zoo, dan nog tienmaal liever een slapper Sabbath, waarbij de vreeze Gods u vervult, dan een strenger Sabbath, waarbij ge uw God niet aanziet, maar eeniglijk vraagt naar het oordeel der menschen.

Maar bovendien, dit verwijt is zonder grond.

Een kind van God is teeder en nauw in de conscientie. En als slechts eenmaal de vreeze en eerbiedenis voor den Heere onzen God op uw Sabbathsviering in gaat werken, dan weegt ze u van week tot week ernstiger op het hart, wordt u een zaak des gebeds en des worstelens, en eindigt met heel uw leven te beheerschen.

Uiterlijke vormendienst heeft toch voor ons geen waarde. De Heere vraagt niet, dat ge een vromen Sabbath nabootsen, maar dat ge Hem, den Heere, uw Sabbath houden zult.

En eerst zoo ge daaraan toekomt, erlangt uw Sabbathsviering geestelijke beteekenis, en brengt ze een zegen voor uw huis en uw hart.

Gomer voor den sabbath; meditatiën over en voor de sabbath

Подняться наверх