Читать книгу Paedagogische Overwegingen - Asscher Eva Wilhelmina - Страница 6

VI EERBIED VOOR DE MEENINGEN VAN ONS KIND *

Оглавление

De Moeder is streng geloovig, de Vader atheïst.

Bij de opvoeding der kinderen werd Moeder wat het godsdienstige gedeelte betreft geheel vrij gelaten. Vader meende, dat de kinderen eenmaal volwassen, toch zelf hun weg zouden bepalen.

Volgens geloofsgebruik moesten de kinderen beneden dertien jaar op „Grooten Verzoendag” een halven dag vasten, daarna schrijft de wet een heelen dag voor.

– Het vasten is voor kleine kinderen een pretje evenals elke afwijking van het gewone, ze voelen zelden bezwaren. —

Meta, juist zeventien jaar geworden, had Moeder verklaard zich nu niet meer aan den „Grooten Verzoendag” te willen houden. Ze geloofde niet en wilde niet langer huichelen.

Moeder antwoordde, dat ze Meta's overtuiging niet rekende. Tot ze meerderjarig was, beval ze haar naar de kerk te gaan en te vasten. Daarna kon ze doen zooals ze zelf verkoos.

Dat was het eerste ernstige conflict tusschen Moeder en dochter.

Meta gaf oogenschijnlijk toe.

Ze kocht echter de noodige broodjes en at ze heimelijk op.

's Avonds viel het Moeder op, dat Meta in tegenstelling van andere jaren, er bijzonder blozend en welvarend uitzag.

„Je hebt gegeten Meta,” zei Moeder op beslisten toon.

„Ja Moeder”, gaf het meisje eerlijk ten antwoord. „Ik zou voor u liever gewild hebben, dat u het niet gemerkt hadt, maar nu wil ik u toch niet langer bedriegen.”

Na die vermetele bekentenis begon tusschen Mevrouw en Meta een verhouding te bestaan, die allerdroevigst werd.

Moeder verlangde bij de minste kleinigheid haar gezag gehandhaafd te zien, Meta wilde haar zelfstandigheid op geen enkel punt prijs geven.

Het geheele gezin leed onder de wederkeerige plagerijen en opgewonden stemmingen. Moeder en dochter gaven elkaâr geen enkel bewijs van liefde meer.

Meta zou ten slotte de dupe geworden zijn van Moeders verkeerde paedagogische inzichten. Vader overwoog, dat die toestand niet langer mocht voortduren, ze moesten van elkaar.

Meta vermagerde bij den dag. Vader besloot het meisje naar een kostschool in België te sturen.

Juist bracht ik Mevr. B., mijn naaste buurvrouw, in deze dagen een bezoek.

Ze zat in zak en asch.

Toen ik binnenkwam brak ze in snikken uit.

Op mij was haar hoop gevestigd, „de verloren dochter te doen terug keeren”, zei de wanhopige Moeder.

Het viel me heel gemakkelijk de Moeder tot andere gedachten te brengen, nadat ik de juiste toedracht van de oneenigheid vernomen had.

Ik legde haar uit, dat de wet alleen den meerderjarige verantwoordelijk acht voor zijne daden, maar dat het toch zeer vaak voorkwam, dat iemand van zeventien jaar meer competent was tot juist oordeelen en handelen dan iemand van vier en twintig. Dat nu hing geheel van de persoonlijkheid af.

Ik betoogde, dat haar moederplicht gebood, dit kind in dezen zelf te laten beslissen.

Geloof is een gevoel, dat geen zelfstandig mensch mag opgedrongen worden. Het meisje had de ware opvoeding tot het geloof genoten, de moeder was dus geheel vrij van alle schuld, nu het geloof zich bij Meta niet ontwikkeld had, zooals Moeder het verlangd had. Ze kon dat betreuren, maar in geen geval mocht ze een dergelijk meisje dwingen tot welke overtuiging ook! We moeten voorkomen, dat onze kinderen lijden onder opgedrongen meeningen.

Een hartelijke omhelzing tusschen Moeder en dochter was de kroon op mijn leering.

Paedagogische Overwegingen

Подняться наверх