Читать книгу Mythen & Legenden van Japan - F. Hadland Davis - Страница 29

“Mijn Heer Zak met Rijst”.

Оглавление

Inhoudsopgave

Op zekeren dag kwam de groote Hidesato bij een brug, die over het schoone meer Biwa was gespannen. Hij was op het punt, de brug over te trekken, toen hij een slangendraak in diepen slaap zag, die hem in den weg lag. Hidesato klom zonder een oogenblik aarzelens over het monster heen en vervolgde zijn weg.

Hij was nog niet ver voortgeschreden, toen hij hoorde, dat iemand hem riep. Hij zag om, en zag, dat op de plaats van den draak een man stond, die met veel plichtplegingen voor hem boog. Het was een man met een vreemd uiterlijk, op wiens rood haar een kroon geplaatst was in den vorm van een draak.

“Ik ben de Drakenkoning van het meer Biwa”, zoo sprak de roodharige man. “Een oogenblik geleden nam ik den vorm aan van een vreeselijk monster, in de hoop, een sterveling te vinden, die niet bang voor mij was. Gij, o Heer, hebt geen vrees getoond, en ik ben daarover zeer verheugd. Een groote honderdpoot komt telkens van gindsche berg af, komt mijn paleis binnen en dood mijn kinderen en kleinkinderen. Één voor één zijn zij voedsel geworden voor dit ontzaglijke monster, en ik vrees, dat, als er niets gedaan kan worden, om dat dier te dooden, ik spoedig zelf het slachtoffer zal worden. Lang heb ik reeds op een dapper sterveling gewacht. Alle mannen, die mij tot nu toe in mijn drakengestalte hebben gezien, zijn weggeloopen. Gij zijt een dapper man, en ik smeek u, mijn bitteren vijand te dooden.”

Hidesato, wien een avontuur altijd welkom was, te meer als er gevaar aan verbonden was, stemde er onmiddellijk in toe, te probeeren, wat hij voor den Drakenkoning kon doen.

Toen Hidesato het paleis van den Drakenkoning bereikte, bleek het een prachtig gebouw te zijn, nauwelijks minder schoon dan het paleis van den Zeekoning zelf. Hij werd onthaald op gekristalliseerde lotusbladeren en bloemen en at de lekkernijen, die te kust en te keur hem werden voorgezet. Terwijl hij smulde, dansten tien kleine goudvischjes, en vlak achter de goudvischjes maakten tien karpers liefelijke muziek op de koto en de samisen. Juist dacht Hidesato er over na, hoe voortreffelijk hij onthaald was, en hoe bijzonder lekker de wijn was, toen zij allen een vreeselijk leven hoorden, als een dozijn donderslagen, die te gelijk losbraken.

Hidesato en de Drakenkoning stonden haastig op en liepen naar het balkon. Zij zagen, dat de berg Mikami nauwelijks te herkennen was, daar hij van den top tot den voet bedekt was door den ontzaglijken honderdpoot. In zijn kop gloeiden twee vuurballen en zijn honderd pooten waren als een lange, kronkelende ketens lantarens.

Hidesato deed een pijl op zijn boog en trok toen de pees met alle kracht aan. De pijl vloog door de lucht en trof den honderdpoot in het midden van den kop, maar sprong terug zonder een wond te hebben veroorzaakt. Weer liet Hidesato een pijl voortsuizen, weer trof die pijl het monster, maar weer viel hij op den grond, zonder schade te hebben berokkend. Hidesato had nog slechts één pijl over. Plotseling herinnerde hij zich de tooverwerking van menschelijk speeksel, en daarom stak hij de punt van den laatst overgebleven pijl een oogenblik in zijn mond, waarna hij dien haastig op den boog legde en nauwkeurig mikte.

De laatste pijl trof doel en doorboorde de hersenen van het monster. Het bewoog zich niet langer; het licht in zijn oogen en pooten verzwakte en ging eindelijk uit, en het meer Biwa, met zijn onderzeesch paleis, werd in diepe duisternis gehuld. De donder raasde, de bliksem flitste, en een oogenblik scheen het, alsof het paleis van den Drakenkoning op den grond zou vallen.

Den volgenden dag was ieder teeken van den storm verdwenen. De lucht was helder. De zon scheen schitterend aan den hemel. En in het fonkelende blauwe meer lag het lijk van den grooten honderdpoot.

De Drakenkoning en zijn omgeving waren bijzonder verheugd, toen zij zagen, dat hun gevreesde vijand gedood was. Hidesato werd weer feestelijk onthaald, zelfs nog vorstelijker dan te voren. Toen hij eindelijk vertrok, deed hij dit met een stoet van visschen, die plotseling in mannen veranderden. De Drakenkoning schonk onze held vijf kostbare gaven: twee klokken, een zak met rijst, een rol zijde en een kookpan.

De Drakenkoning vergezelde Hidesato tot aan de brug, en toen liet hij schoorvoetend toe, dat onze held met den grooten stoet van dienaren, die de geschenken droegen, wegtrok.

Toen Hidesato zijn huis bereikte, legden de dienaren de geschenken van den Drakenkoning neer en verdwenen plotseling.

De geschenken waren geen gewone gaven. De zak met rijst was onuitputtelijk, er was evenmin een einde aan de rol zijde, en in de kookpan kon gekookt worden zonder vuur. Alleen de klokken hadden geen magische eigenschappen; deze werden aan een naburigen tempel aangeboden. Hidesato werd rijk, en zijn roem verspreidde zich wijd en zijd. Het volk noemde hem nu niet langer Hidesato, maar Tawara Toda, of “Mijn Heer Zak met Rijst”.

1 Drie personen, voorkomende in Robin Hood. Men vindt ze genoemd in “de Talisman en in Ivanhoe” van Walter Scott.

2 Hoofdstuk X.

3 Deze lezing wordt gevonden in den Catalogus van Japansche en Chineesche schilderwerken in het Britsch Museum, door Dr. William Anderson.

Mythen & Legenden van Japan

Подняться наверх