Читать книгу De Wonderen van den Antichrist - Lagerlöf Selma, Marie Franzos - Страница 12

Eerste deel
VI.
Don Matteo’s zending

Оглавление

En nu kwam er een namiddag, dat de geestelijke herder, don Matteo, zijn voeten in glanzend gepoetste schoenen stak, een schoon geborstelde soutane aantrok en zijn mantel in de sierlijkste plooien schikte. Zijn gelaat straalde, terwijl hij door de steeg liep en zegeningen uitdeelde aan de oude spinnende vrouwtjes, die voor haar huisdeuren zaten; en zijn handgebaren waren zoo bevallig, alsof hij rozen strooide.

Over de steeg, waardoor don Matteo liep, welfden zich minstens zeven bogen, alsof elk huis zich wilde verbinden met zijn buurman. De steeg liep dood tegen den berg, voor de helft was het een trap, voor de andere helft een straat; er was altijd overstrooming bij de goten en het lag er altijd vol sinaasappelschillen en koolblaren, genoeg om op uit te glijden. Van den grond tot aan den hemel hing er waschgoed aan de drooglijnen.

Natte hemdsmouwen en banden van boezelaars werden door den wind in don Matteo’s gezicht geslingerd. En dat was een even klam en kil gevoel, alsof don Matteo door een lijk gestreeld werd.

Aan het einde der steeg lag een kleine, donkere markt, en daar zag don Matteo een oud huis, waarvoor hij staan bleef. Het was groot en vierkant en bijna geheel zonder ramen. Het had twee hooge buitentrappen met verbazend breede treden en twee groote deuren met zware grendels. En het had muren van zwarte lava en een loggia, waar groene schimmel den vloer van tegelsteenen bedekte, en er waren zooveel spinnewebben, dat de lenige hagedissen er bijna in verward raakten.

Don Matteo lichtte den deurklopper op en liet dien zóó hard vallen, dat het geheele huis dreunde. Toen hoorde men hoe al de vrouwen uit de geheele steeg begonnen te vragen en te spreken.

En men zag hoe de waschvrouwen aan het marktbassin haar waschbord en linnenklopper lieten vallen en begonnen te vragen en te fluisteren:

„Met welk doel komt don Matteo hier?

„Waarom klopt hij op de deur van het oude huis, waar het spookt, en waarin niemand het waagt te wonen behalve de vreemde signorina, wier vader in de gevangenis zit?”

Maar nu deed Giannita de deur open voor don Matteo en voerde hem door lange gangen, die vochtig en schimmelig roken. Op enkele plaatsen waren de steenen van den vloer losgeraakt, en don Matteo kon tot diep in den kelder zien, waar een groote menigte ratten over den zwarten lavagrond joegen.

Terwijl don Matteo door het oude huis wandelde, verloor hij zijn goede luim. Hij liep voorbij geen trap, zonder wantrouwend naar beneden te kijken, en hij hoorde geen geritsel zonder te huiveren.

Hij werd neerslachtig als vóór een ongeluk. Don Matteo dacht aan den kleinen getulbanden Moor, die zich in dit huis placht te vertoonen, en indien hij hem ook niet zag, kon men toch zeggen, dat hij hem op de een of andere wijze gewaar werd.

Eindelijk opende Giannita een deur en liet den geestelijke in een vertrek. Daar waren de wanden naakt als in een stal, het bed hard als dat van een non en daarboven hing een houten Madonna, die niet meer waard was dan drie soldi.

Don Matteo staarde zoo lang naar dit kleine beeld, dat de tranen hem in de oogen kwamen.

Terwijl hij daar stond, kwam signorina Palmeri de kamer binnen. Ze hield haar hoofd gebogen, en haar bewegingen waren zoo langzaam alsof zij gewond was. Toen don Matteo haar zag, scheen hij te willen zeggen:

„U en ik, signorina Palmeri, ontmoeten elkaar hier in een wonderlijk oud huis. Is u hier om de Moorsche inscripties te bestudeeren of zoekt u in de kelders naar mozaïekwerk?” Want de pastoor werd verlegen, toen hij signorina Palmeri zag.

Hij kon niet begrijpen, dat deze edele dame arm was. Hij kon niet vatten, dat zij woonde in het huis van den kleinen Moor.

Hij zei tot zichzelf, dat hij haar moest redden uit het spookhuis en van de armoede. En hij bad de heilige Madonna om de macht haar te redden.

Daarna zei hij tot de signorina, dat hij een opdracht van don Ferrante kwam uitvoeren. Don Ferrante had hem toevertrouwd, dat zij zijn aanzoek had afgeslagen.

Waarom had zij dat gedaan? Wist zij niet dat, hoewel don Ferrante arm scheen als hij daar in zijn winkel stond, hij toch de rijkste man in Diamante was?

En don Ferrante behoorde tot een oud Spaansch geslacht, dat groot aanzien genoot, zoowel in zijn vaderland als hier op Sicilië. En hij bezat nog het groote huis aan de corso, dat zijn voorvaderen toebehoord had. Zij had niet neen moeten zeggen.

Terwijl don Matteo zoo sprak, zag hij hoe het gelaat van de signorina plotseling doodsbleek en strak werd. Hij waagde het bijna niet te spreken. Hij vreesde, dat zij zou bezwijmen.

Het was ook slechts met de grootste inspanning, dat zij hem kon antwoorden. De woorden wilden niet over haar lippen komen. ’t Was alsof die te afschuwelijk waren om uitgesproken te worden.

„Zij kon wel begrijpen,” zei zij, „dat don Ferrante wilde weten waarom zij zijn aanzoek had afgeslagen. Ze was diep geroerd en dankbaar, maar zij kon zijn vrouw niet worden. Zij kon niet trouwen, want zij bracht smaad en schande als bruidsgift mede.”

„Als ge trouwt met een Alagona, lieve signorina,” zei don Matteo, „behoeft ge niet te vreezen, dat men zal vragen van welk geslacht ge zelf zijt. Dat is een roemrijk, oud stamhuis. Don Ferrante en zijn zuster, donna Elisa, worden steeds tot de eersten der stad gerekend, ofschoon zij al de bezittingen van hun geslacht verloren hebben en handel moeten drijven.

„Don Ferrante weet wel, dat de glans van zijn ouden naam niet verduisterd zal worden door een huwelijk met u.

„Maak geen bezwaren om die reden, signorina, indien ge anders met don Ferrante zoudt willen huwen.”

Maar signorina Palmeri herhaalde wat zij gezegd had. Don Ferrante moest niet trouwen met een dochter van een misdadiger. Ze zat daar bleek en wanhopig en scheen zich te willen oefenen in het zeggen van deze vreeselijke woorden.

Zij zeide, dat zij zich niet indringen wilde in een geslacht, dat haar zou verachten. Het gelukte haar dit hard en koud te zeggen, zonder dat haar stem beefde.

Maar hoe langer ze sprak, hoe grooter de begeerte van don Matteo werd om haar te helpen. Het was alsof hij een koningin ontmoet had, die van haar troon gestooten was. En er kwam een brandend verlangen over hem, haar weer de kroon op het hoofd te zetten en den koningsmantel om de schouders te slaan.

Daarom vroeg don Matteo haar of haar vader niet spoedig uit de gevangenis zou komen en waarvan hij dan leven moest.

De signorina antwoordde dat hij zou leven van haar arbeid. Don Matteo vroeg haar zeer ernstig of zij zich wel afgevraagd had, hoe haar vader, die altijd een rijke man was geweest, de armoede zou kunnen dragen.

Nu zweeg zij. Ze trachtte de lippen tot een antwoord te bewegen, maar kon geen geluid uitbrengen.

Don Matteo sprak en sprak. Zij zag er hoe langer hoe wanhopiger uit, maar gaf toch niet toe.

Hij wist ten slotte geen raad meer.

Hoe zou hij haar toch kunnen redden uit het spookhuis, uit de armoede en van den last der schande die haar drukte? Maar toen vielen zijn oogen op het kleine Madonnabeeldje boven het bed. De jonge signorina was dus een geloovige.

Nu werd de geest vaardig over don Matteo. Hij voelde dat God hem gezonden had, om deze arme vrouw te redden. En toen hij weer sprak, was er een klank in zijn stem, die hem anders vreemd was. Hij begreep, dat hij het niet alleen was, die nu tot haar sprak.

„Mijn dochter,” zei hij, terwijl hij oprees, „om der wille van uw vader zult ge huwen met don Ferrante. De Madonna wil het, mijn dochter.”

Er kwam iets imponeerends over don Matteo’s uiterlijk. Zoo had nog geen mensch hem ooit gezien.

De signorina beefde alsof de Heilige Geest tot haar gesproken had, en zij vouwde haar handen.

„Word een goede en trouwe echtgenoote voor don Ferrante,” zei don Matteo, „en de Madonna belooft u door mij, dat uw vader een onbezorgden ouderdom zal hebben.”

Toen zag de signorina dat het een heilige ingeving was, die don Matteo inspireerde. Het was God die door hem sprak. En zij wierp zich op de knieën en boog het hoofd.

„Ik zal doen wat gij beveelt,” zei ze.

Maar zie, toen de geestelijke, don Matteo, uit het huis van den kleinen Moor kwam, en door de steeg ging, nam bij plotseling zijn brevier en begon te lezen. En ofschoon het waschgoed hem om de wangen sloeg, en sinaasappelschillen en kleine kinderen op de straat schenen te liggen, alleen om hem te doen struikelen, hij zag niet op uit zijn boek.

Hij had behoefte Gods heilige woorden te hooren.

Want daarbinnen in het zwarte huis had hem alles zoo zeker en gewis geschenen, maar nu hij buiten kwam in den zonneschijn, begon hij bevreesd te worden voor de belofte, die hij in der Madonna’s naam gegeven had.

Don Matteo bad en las en las en bad.

Mocht de almachtige God in den hemel de vrouw beschermen, die op hem vertrouwd en hem gehoorzaamd had, alsof hij een profeet ware!

Don Matteo sloeg den hoek om naar de corso. Hij bonsde tegen ezels, die naar huis gedreven werden met reizende signorina’s op hun rug, hij liep recht tegen veldarbeiders aan, die van hun werk naar huis keerden en hij stiet tegen de oude spinnende vrouwtjes en raakte verward in haar linnen. Eindelijk bereikte hij een kleinen, donkeren winkel.

Het was een vertrek zonder ramen, dat in den hoek van een oud paleis lag. De drempel was een voet hoog, de vloer was van vastgetrapte aarde, en de deur moest altijd openstaan om licht binnen te laten. De toonbank was belegerd door voerlieden en ezeldrijvers.

En voor de toonbank stond don Ferrante. Zijn baard was in wanorde, zijn gelaat één en al rimpel, zijn stem heesch van woede. De voerlieden verlangden een onmatig hooge betaling voor de vrachten, die ze van Catania naar Diamante gebracht hadden.

De Wonderen van den Antichrist

Подняться наверх