Читать книгу De politieke partijen in Nederland en de christelijke coalitie - Paul Verschave - Страница 4

INLEIDING.

Оглавление

Inhoudsopgave

De reiziger, die voor de eerste maal Holland bezoekt, zal nauwelijks de grenzen over zijn, of hij wordt getroffen door den bizonderen aanblik van het panorama, dat zich aan zijn oogen voordoet; en naarmate hij meer het land in reist, vestigt zich zijn indruk, gewekt door bewondering en bekoring, door zachtheid en zwaarmoedigheid.

Vooral treft hem de onafzienbare, overal groenende en lage vlakte, in alle richtingen door rivier en kanalen doorsneden, met boomgroepen nu en dan, terwijl groote donkere molens hier en daar omhoog steken, vreemde en eigenaardige plekken gevormd worden door huizen, waarvan de roode daken glinsteren in het schemerend licht van een neveligen hemel.

Door dit alles, wat het oog boeit zonder den blik te vermoeien, komt een gevoel van opgewektheid en toch van kalmte over hem.

In dit tafereel, met harmonische kleuren en zuivere lijnen, waarin de hoeken zijn weggedoezeld door den lichten wasem, die voortdurend schemert op de onbewogen wateren, en waar alles harmonisch in elkaar vloeit, de kleurschakeering van het groen een ongelooflijken glans vertoont door de voortdurende vochtigheid van den grond, verschijnt de kleur van elk voorwerp rustiger, en de gedachten dwalen als vanzelf heel ver weg, zoo ver als de nauwelijks gebogen lijn van den horizon het gedoogt.

De reiziger verbaast zich over deze eigenaardige, onverklaarbare natuur, waarvan hij eenigen tijd, voor hij er het verdere intieme leven van leert kennen, in zijn zielsbeweeg en gevoeligheid de weerspiegeling vindt.

Maar dit is overigens niet het eenige, waarover hij zich in dit land heeft te verbazen. Indien de staatkundige aangelegenheden hem eenigszins belang inboezemen, zal hij zich weldra ervan overtuigen dat het politieke leven van het tegenwoordige Holland, in zijn groote lijnen, dezelfde karaktertrekken vertoont als zijn landschap: dezelfde zichtbare, treffende, grootsche onbewogenheid, dezelfde indruk van hooge rust, dezelfde hoedanigheden van kracht en innerlijk leven.

Ook hier zal hij zich bevinden tegenover een nieuwe wereld, bijna geheel onbekend in Europa, en vooral in Frankrijk. Inderdaad, dit kleine volk, dat woont op het aangeslibde land van drie rivieren, dat zijn grond veroverde op de zee en zijn onafhankelijkheid op Spanje toen dat het toppunt van zijn macht bereikt had; dit volk van kooplieden, dat Engeland deed beven en de macht van Lodewijk XIV overwon, en dat nu, wel-is-waar vervallen van zijn vroegere glorie, met een teedere liefde zich schaart rondom zijn jonge, lieve, alom beminde koningin, biedt het zeldzaam schouwspel van politiek, welker beginselen evenwijdig loopen aan den breeden stroom van heel het geestelijk leven.

De Hollander is van aanleg de kalmte zelf. Zijn koud temperament, niet geneigd tot licht-ontvlambaar enthousiasme, kan zich moeilijk vereenigen met een oppervlakkige beschouwing en laat zich niet meeslepen door enkel schoonschijnende redeneering. Hij wil dóórdringen tot den grond der dingen, zonder zich door den vorm te laten misleiden, zonder zich op te houden met den vaak bedriegelijken glans van de oppervlakte. In de politiek ook volgt hij zijn diepste overtuiging, hij stelt zich niet tevreden met vernuftige, korte bespiegelingen, hij draaft niet achter een mensch of een hersenschim aan, veel minder handelt hij uit tijdverbeuzelende liefhebberij. Zijn oog bemerkt onder den toevalligen loop der gebeurtenissen en onder de vlottende ontwikkeling der partijen, den strijd van onderscheidene stelsels, die met zich brengen de gewichtigste gevolgen voor het geluk en de welvaart van een volk. En nog dieper in het probleem indringende, ontwaart hij dat de wezenlijke ideeën, die de drijfveer van het politieke leven beheerschen, in verband staan met de wetenschap die zich bezighoudt met het doel van het menschelijk bestaan: een leven God ter eere, dus met de theologie. Dit verklaart, waarom de religieuse beschouwingen altijd zulk een groote plaats hebben ingenomen in de geschiedenis van zijn land. Zoo was het in de 17e eeuw tijdens de Remonstrantsche geschillen; zoo is het nu nog; en Holland blijft onder gewijzigde gestalte het land van den strijd der godsdienstige overtuigingen.

Om aan politiek te doen, en goed er aan te doen, is aaneensluiting noodzakelijk. Trouwens dit wapen en deze macht kent de Hollander sinds lang, omdat hij het steeds met goed gevolg heeft toegepast in den strijd tegen de elementen. Het moerassig land, waarop zijn woning gebouwd werd, was voortdurend blootgesteld aan de verwoestingen van de zee en de vernielende kracht van den wind. Om het te beschermen en zich te verweren, waren zijn individueele krachten onvoldoende; maar hij vertiendubbelde ze door aaneensluiting, en dank zij deze, heeft hij voet voor voet zijn land op de zee veroverd; heeft hij de moerassen drooggemaakt, de rivieren bedijkt, en terzelfder tijd den wind opgevangen en er zich van bediend, om de meren droog te leggen; heeft hij uitnemend de aangeslibde gronden—vrucht van zijn veroverenden arbeid—zich ten nutte gemaakt. En om ze te behouden, verplichten hem de nimmer-aflatende aanvallen der natuurkrachten om geen oogenblik zijn waakzaamheid en werkzaamheid te laten verslappen.

Op deze wijze is Holland geworden het land van de vrije vereeniging. Ontstaan door de onvermijdelijkheid van den strijd tegen de natuurkrachten, heeft zij zich langzamerhand ontwikkeld, zich uitgestrekt tot de andere terreinen van het menschelijk leven; tot de litteratuur, waar zij in de 16de eeuw reeds de rederijkerskamers in het leven riep; tot het bedrijf, waar zij de gilden deed bloeien, en in deze dagen de syndicaten; tot de politiek, waar zij partijen deed opkomen, vast van beginsel en ter dege georganiseerd.

De politieke strijd heeft zelfs dezen karaktertrek gemeen met den strijd tegen de natuurkrachten, dat het doel, hetwelk men bereiken wil, dikwijls ver verwijderd is en temidden van onzekerheid en donkerheid ligt; en toch voor den een zoowel als voor den ander is dat doel alles, en het najagen ervan eischt arbeid van geduld en volharding.

Nog opmerkelijker dan haar ontwikkeling en haar aantal, is dat deze vereenigingen hetzij met materieel of politiek doel, zich bewegen en handelend optreden in bijna volmaakte vrijheid, temidden van de groote organisatie van den Staat, die ze niet wantrouwt en er niet aan denkt om ze te doen verdwijnen. Het verschijnsel doet zich binnen het vereenigingsleven zelfs voor, dat de voor de gemeenschap zoo noodige tucht geen afbreuk doet aan de individueele vrijheid. De Hollander bezit in hooge mate het gevoel van onafhankelijkheid en den eerbied voor de persoonlijke vrijheid. Geen grondwet heeft dit officieel verordend; het is veeleer een traditioneele en nationale deugd, en de wetten hebben er zich naar te regelen.

Zooals al de Germaansche landen, zijn ook de Nederlanden in de 16de eeuw voor het Protestantisme gewonnen, en ondervonden zij in dezelfde mate als Duitschland en Engeland de gevolgen van den godsdienstigen omkeer, die in Europa zich onder de volken baan brak.

Maar hier droeg de strijd der godsdiensten een zéér bizonder karakter, dien van een onafhankelijkheidskrijg, van een opstand tegen den vreemdeling, van het volk dat bedreigd werd in zijn verkregen voorrechten en belangen. De vrede van Munster, die een einde maakte aan dien strijd, deed ook de bestrijding van de Roomschen door de Calvinisten ophouden. Toch moet erkend worden, dat de vervolging van de Calvinisten minder hard, veel minder bloedig was geweest, dan in andere landen, bijv. in Engeland. Het nationaal karakter en het gevoel voor vrijheid, hoewel niet bij machte om ze paal en perk te stellen, hebben er ten minste het gruwzame van verzacht, en aan geheele centra, ja heele provinciën toegestaan Roomsch te blijven.

De Revolutie keerde de oude toestanden geheel om. De constitutie van 1797 gaf den Roomschen in theorie de vrijheid. Zij namen haar met vreugde aan en bedienden er zich ijverig van om wat vervallen was weer op te bouwen, en zich van de slagen te herstellen, kerken te stichten, pastorieën te bouwen, en stichtingen van barmhartigheid in het leven te roepen.

Niettemin, indien ook al de Gereformeerde godsdienst in schijn ophield staatgodsdienst te zijn, de zeden bleven er van doordrongen, en het protestantsche conservatisme, waardoor het werd geleid, beschouwde de Roomschen nog als indringers, bijna als vijanden. Deze vijandschap was vooral voelbaar onder de regeering van koning Willem I, die in 1815 de Nederlanden onder zijn scepter verkregen had, en zij was in 1830 een der voornaamste oorzaken van den Belgischen opstand en van de scheiding der zuidelijke provinciën.

Men moet letten op de dagen van 1848 om te zien, hoe de Roomschen op het staatkundig tooneel optraden, en in de praktijk hun volledige vrijheid terugkregen.

Sedert dien tijd hebben zij haar gehandhaafd, hebben zij haar uitgebreid, en hebben zij onder het volk een belangrijke, ja meermalen een overwegende plaats ingenomen, en zijn zij tot een positie gekomen, als hun geloofsbroeders in weinig landen kennen, zelfs niet in Duitschland, waar, niettegenstaande de overwinningen van het centrum, de Roomschen zich niet in het genot van een volkomen onafhankelijkheid verheugen, en altijd gevoelen de kracht van het Staatsdespotisme en de vijandschap van het »Evangelische Verbond”.

Deze positie hebben de Nederlandsche Roomschen niet verkregen zonder strijd, zonder krachtsinspanning, zonder organisatie, en 't is daarom van belang om hen van nabij te leeren kennen, en de samenstelling van hun partij en haar program na te gaan, in vergelijking met de organisatie en het program van de andere partijen in Holland, en hun verhouding in het publieke leven en den staatkundigen strijd te schetsen. Op deze wijze zal het mogelijk zijn te zien, wat zij hebben gedaan, en hoe zij geslaagd zijn, en den invloed vast te stellen, die een bekwame, werkzame en aan tucht gewende minderheid oefent in een land dat niettegenstaande alles, in zijn meerderheid protestant blijft.

De politieke partijen in Nederland en de christelijke coalitie

Подняться наверх