Читать книгу Oudewater en omtrek, Geologisch, Mythologisch en Geschiedkundig Geschetst - Willem Cornelis van Zijll - Страница 29

Vuige Pinksteren;

Оглавление

en het lied:

Vuiglak, vuiglak!

Vuiglak is vroeg opgestaan

En toen weer naar zijn bed gegaan”

wordt dikwijls ten spot van zoodanige tragen gezongen.

Bij het stuk over het meifeest, geachte lezer, hadden wij u reeds bekend kunnen maken met iets van zoo groot belang voor de mythologie of liever voor hare afschaduwingen in ons leven, dat dit nu toch niet langer verzwegen zij, hoewel het ook nader nog meermalen in herinnering zal worden gebragt. Hiervoor zij dus uwe bijzondere aandacht verzocht.

Toen het Christendom ook in ons land over het heidendom allengs begon te zegevieren, werd menig gebruik van der heidenen natuurleer of godendienst, tot kinderspel verlaagd, de namen hunner goden werden dikwijls door verachtelijke namen in afschuw gebragt; in één woord, menigmaal stelde men wat vroeger zeer in aanzien stond, in een bespottelijk daglicht, en zoo stak de duisternis van hunne dienst nog sterker af bij het licht, door de geloofsverkondigers ontstoken.

Daarom werd het meivuur alligt vreugdevol kinderspel, en daarom moeten wij ook hierna nog dikwijls, met in onze taal verachtelijke woorden hunne voormalige godendienst aantoonen.

De reden, dat zulks nu door ons wordt vermeld, is deze, dat wij nog in de vuige Pinksteren iets gissen te zien, dat als eene nieuwe gedachte bijzonder den geleerde met de meeste bescheidenheid zij voorgelegd.

De lezer kan nu weten, dat de zonnegod in den moedernacht werd geboren. Vroeg in het jaar dus, wijl het jaaringang was.

Moet hier de lichtgod Baldur den luilak niet verbeelden, van wien men zingt:

»Luilak is vroeg opgestaan”?

Op de luilakken die lang slapen, kunnen wij toch wel niet toepassen, dat zij vroeg opstaan.

In Junij waarin onze Pinksteren gemeenlijk invalt, heeft de zon haar hoogste standplaats in deze gewesten bekomen en gaat al lager, zij legt zich hoe langer hoe meer ter ruste, en dan vindt ook Baldur ruste in den dood.

Wordt dit niet herdacht door:

»En toen weer naar zijn bed gegaan”?

Hoe het zij, de gelijkenis was o. i. te treffend om ze den mytholoog te onthouden, vooral als de latere verafschuwing hunner leer en menigvuldige mythologische overblijfselen dezer plaats hiermede worden in verband gebragt.

Vierde men op aarde het midzomerfeest met groote vreugde, ook de Asen deden zulks in Walhalla, ter eere van den zoo men immers meende, onkwetsbaren Baldur.

Buddingh meent, dat men dit godenleven op Midgard of de aarde navolgde door het steekspelen, balslaan, en doelschieten.

Hierin kunnen wij ons met genoemden schrijver vereenigen.

Behalve, dat het doelschieten ook hier eertijds plaats had, zou dan ook het balslaan in het nabijgelegen Polsbroek, waar dit nog plaats grijpt, hierop toegepast kunnen worden. Dit balslaan en kaatsen moet zelfs in 1605 te Oudewater nog zoo sterk in zwang zijn geweest, dat daartegen een verbod van den magistraat werd afgevaardigd, dit toch onder de kerkdienst te laten:

»Dat niemandt van den burgheren ofte inwoonderen deser stede, wie hy sy, op sondaghen ofte geordonneerde biddaghen, van ’smorgens ten neghen tot elf uren toe, zal mogen kaetsen.”

En op eene andere plaats:

»Dat ook niemandt binnen deser stede op ter straten, op ten kerckhove, uyte wateren bij de ramen, mitter kolven den bal slaen, noch metter slingher29, ofte ander instrument steenen, ofte yet quetselikx werpen en sullen moghen, Ghelijck oock niemandt met boghen, bussen, ofte diergelicken gheweren,…. buyten den doelen zal mogen schieten….”30

Ook het haan den kop afslaan31 en katknuppelen op de zoogenaamde en zotklinkende

Oudewater en omtrek, Geologisch, Mythologisch en Geschiedkundig Geschetst

Подняться наверх