Читать книгу Oudewater en omtrek, Geologisch, Mythologisch en Geschiedkundig Geschetst - Willem Cornelis van Zijll - Страница 21

MYTHOLOGIE. II.

Оглавление

Inhoudsopgave

„Met den ijver tot onderzoek, kwam ook allengs de overtuiging van het nut daarvan. Men kreeg hier opheldering over menig oud gebruik, over aloude wetten en instellingen, over woorden en uitdrukkingen, die sedert eeuwen duister geweest waren, en men leerde de denkwijze der vroegere tijden al beter en beter kennen, zoodat dit onderzoek ook reeds voor andere wetenschappen nut gedragen heeft.”

Mr. L. Ph. C. van den Bergh.

Zeker, die lust, deze ijver tot onderzoek, waarvan in bovenstaand motto wordt gesproken, is aangenaam en nuttig: de mensch, die geschiedenis beoefent, volkseigenaardigheden en volksgebruiken met historisch waarnemend oog nagaat, hij leeft in zekeren zin niet alleen in dezen tijd: neen, door zich te verplaatsen naar het grijs verleden, toovert hij zich personen en zaken voor den geest, geheel vreemd somtijds aan die der eeuw waarin hij leeft,—smaakt hij een genot, een verheven genoegen, hen onbekend, die omtrent de geschiedenis onverschillig zijn en alzoo hun zedelijk voordeel niet willen doen met het nut, dat zij in zich bevat.

De geschiedenis en vooral de onbeschreven geschiedenis tot leidsvrouwe, en gij kunt ver, zeer ver doordringen in den onmetelijken tijd-oceaan; zij toch is de genius die u bijstaat, om thans verlaten plekken te bevolken, met de schimmen van heldhaftige mannen, geleefd hebbende in den grijzen voortijd!

Aller landen en volkeren geschiedenis is belangwekkend. De historie der laatsten heeft ons geleerd, dat eenigen, hoe nietig in hun begin, groot werden en magtig, maar dat ook juist die magt en die weelde hen verwijfd maakten, dat het de middelen waren tot hun ondergang. Helaas, ook zij ondervonden, dat de zoete weg der weelde glibberig was en gevaarlijk te betreden.

Zoo traden dan eenmaal magtige volkeren af van het groote wereldtooneel; van velen bleef dikwerf niet eens de naam overig.

Bij anderen wisselden voor- en tegenspoed, ontwikkeling en achteruitgang elkander af, doch zij hielden zich staande tot op dezen stond.

Is dan de kennis omtrent de wisselingen van ieder land en van elk volk zoo treffend en nuttig voor den mensch, hoeveel te meer moet het ons dan aansporen de geschiedenis na te gaan van ons eigen land, en strenger nog, van die dierbare plekke gronds, waarop wij het eerste levenslicht aanschouwden, welligt ook eenmaal den grooten natuurcijns zullen betalen, en onder welks groenende kerkhofzoden ook daarna onze assche zal rusten.

Gevoelen wij ons bij die gedachte reeds opgewekt, geen vreemdelingen te blijven op de breede baan der geschiedenis, er is echter nog een prikkel, nog een drijfveer die ons daartoe geleidt: deze, dat wij geene laakbare onverschilligheid mogen toonen, omtrent het bedrijf en leven onzer vaderen, die zoo veel veil hadden voor hun nageslacht; als hunne naneven niet alleen, ook als bewoners van den grond, dien zij ontwoekerden, hebben wij welligt zelfs een pligt te vervullen; de beoefening hunner geschiedenis. En deze algemeene beschouwingen, geachte lezer, zijn ook van bijzondere toepassing op Oudewater en omtrek, de punten onzer beschrijving.

Ontrollen wij dan de geschiedbladen, en zien wij daarin, welke gevaren ons dapper voorgeslacht dikwijls trotseerde, hoe het uit menigen kamp als overwinnaar terug keerde, hoe het moed met beleid en kracht bij innige volharding wist te voegen; hoe het leefde en stierf.

En, waar die geschiedrollen ontbreken, daar zijn het alhier plaatsnamen en volksgebruiken, die ons toefluisteren van dappere voorvaderen, van krachtige mannen, blond van haar en blaauw van oog, die hunne sterkgespierde leden alleen dekten met eene ruwe dierenhuid, los om de breede schouderen geslagen en bevestigd met eene doorn, van voorvaderen, offerende aan goden die niet bestonden, aan hemelligchamen, vuur en water, aan boom en plant, aan stroomen, enz.

Ook de voormalige gesteldheid van Oudewater’s bodem, die in de eerste aflevering behandeld werd, bood zich voor dusdanige vereering uitnemend aan.

Behalve immers, dat zij hier even als elders hunnen goden konden offeren, verschafte de woudvolle toestand hun ter aanbidding boomen; in den vetten kleibodem groeiden planten in overvloed die zij vereerden, en de IJsselstroom bood hen eene woonplaats aan voor hunne watergoden en waterdienst; en dit, geachte lezer! is het verband tusschen geologie en mythologie, dat op bladz. 2 beloofd werd om aan te toonen.

En, niet waar, het is niet te verwonderen, dat wij juist bij gebrek eener zekere geschiedenis dezer streek tijdens het heidendom, die in hunne godendienst, hunne natuurvereering of mythologie trachten te zoeken, welke, als het dierbaarste wat zij bezaten, ook de veelvuldigste sporen heeft nagelaten.

Als zoodanig dan willen wij het eerst eenige heidensche feesten behandelen, waarvan sporen schijnen of wezenlijk zijn achtergebleven; daaronder zal men dan ook aantreffen de meivuren, waarvan wij zullen trachten te bewijzen: wie zij toegewijd waren, en daarna wat zij nog zijn; ten einde alzoo vergelijkingspunten verkregen worden, tusschen heidensch offervuur van vroeger en vreugdevol kinderspel van thans.

Oudewater en omtrek, Geologisch, Mythologisch en Geschiedkundig Geschetst

Подняться наверх