Читать книгу De Pleegzoon - J. van Lennep - Страница 7

II.

Оглавление

Inhoudsopgave

Zonder eenige overdrijving mag beweerd worden, dat Van Lennep als dichter, als romanschrijver, vele jaren lang de populairste onzer auteurs is geweest. Als voorbeeld zijner populariteit heeft Cd. Busken Huet in 18645 verhaald, dat eene Zandvoortsche vischvrouw al de veertien deelen van zijn exemplaar der romantische werken van Van Lennep had geleend en gelezen.

Doch niet alleen in visschersstulpen ook in de huizen onzer gegoede burgerij, in de woningen onzer patriciërs op de Keizers- en Heerengrachten, was Van Lennep steeds een welkome gast. Zijne “Idyllen” maakten hem populair bij de studenten, zijne “Legenden” wonnen hem het hart van al wat jong was, vooral de harten der Hollandsche jonge meisjes, eene verovering Van Lennep tot op den laatsten dag zijner vriendelijke grijsheid dierbaar. Oud en jong, stedeling en dorper, edelman en burger, schonken hem hunne genegenheid, toen “de Pleegzoon” verscheen, toen “Ferdinand Huyck,” zijn beste roman, “de Roos van Dekama” opvolgde, toen de breed ontworpen “Voorouders” het licht zagen, en eindelijk, toen de niet het minst besproken, aangevallen, geprezen en gelezen “Lotgevallen van Klaasjen Zevenster” geheel de letterkundige wereld in den winter van 1865 op 1866 in rep en roer brachten.

Van Lennep’s romans blijven leven, zoo goed als die van Walter Scott, en worden herhaaldelijk herdrukt, gelijk ook deze steeds opnieuw worden uitgegeven. “De Pleegzoon” verscheen in 1829 en zag sedert dat jaar tot heden met al zijne opvolgers, telkens in nieuwen vorm het licht. Omtrent “de(n) Pleegzoon” schreef de auteur mij (4 Augustus 1867):

“Ik heb mijn Pleegzoon ongeveer 40 jaren geleden geschreven (1827); hij heeft eenige jaren in de lade gelegen; geen boekverkoper wou er aan. Eerst toen ik met mijne Legenden wat naam gemaakt had, wou P. Meijer Warnars er zich wel over ontfermen. Van honorarium kon nog geen sprake zijn, en ik geloof niet, dat Drost voor zijn “Pestilentie te Katwijk” heel veel meer gehad heeft. Oltmans kwam iets later, wanneer weet ik niet. Eerst na 1840 heb ik honorarium bedongen....”

De eerste historische roman van Mr. Jacob van Lennep moest twee jaren wachten, voordat hij bij wijze van genade door den druk werd algemeen gemaakt!

Dit leerzaam feit voor de geschiedenis onzer letteren zal balsem gieten in de wonden van hen, die met onuitgegeven handschriften naar een uitgever blijven zoeken, en tevens in die der lofredenaars van ’t verledene, welke er zich aan ergeren, dat onze boekenmarkt op het huidige oogenblik te veel overvoerd is.

De drukken van Van Lennep’s historische romans volgden elkander spoedig, een bewijs, dat P. Meijer Warnars weinig oog had op letterkundige kunst. ’t Meest bekend werden: de Rotterdamsche uitgaaf van 1855 in dertien blauwe deelen en de vier deelen, klein folio, door Nijhoff, Sijthoff en Thieme van 1867 tot 1869 in het licht gezonden. Zonder profeet te zijn, durf ik ook der tegenwoordige volkseditie in elf deelen de vruchtbaarste toekomst voorspellen.

De historische romans van Van Lennep hebben eene blijvende waarde, die zoowel uit hunne kracht, als uit hunne zwakheid spruit. Voordat ik dit met een enkel woord staaf, doet zich de vraag op, of Van Lennep chronologisch inderdaad onze eerste historische romanschrijver is. Meestal stelt men het zoo vóór, alsof in 1829 door “De(n) Pleegzoon” in de geschiedenis der Nederlandsche letteren een datum gevormd wordt; alsof Van Lennep’s eerste roman, tevens de eerste historische roman in Nederland geweest is. Dit is alleen in zekeren zin juist. Van Lennep schreef in 1827—hij zelf verzekerde het ons reeds—zijn eersten historischen roman. Als zoodanig is de chronologie in orde. Doch om nauwkeurig te spreken, had men moeten vermelden, dat in 1827 eene Amsterdamsche patricische schrijfster, Mejuffrouw Maria Jacoba de Neufville, het beproefd had een historischen roman samen te stellen, die evenals “De Pleegzoon,”[komma achter ”?] maar eenigen tijd vóór “De(n) Pleegzoon”, in 1829 het licht zag onder den titel: “De Schildknaap. Iets uit den ouden tijd. Een oorspronkelijk historisch romantisch verhaal.” (Staalgravure van D. Veelwaard). Te Amsterdam bij P. den Hengst en Zoon. 1829, gr. 8o.

De poging van Mejuffrouw De Neufville is volkomen dezelfde als die van Mr. J. van Lennep. Zij vloeit uit dezelfde bron. Zij getuigt het in haar “Voorberigt,” als zij verklaart:

“Aan de Verhandeling van den Hooggeleerden Heer D. J. van Lennep, Over het belangrijke van Holland’s grond en oudheden voor gevoel en verbeelding, welke Verhandeling ik op den 30e Januarij 1827 het genoegen had, door den opsteller te hooren voordragen, is het werk, hetwelk ik thans mijnen landgenooten aanbied, deszelfs wording verschuldigd. Altijd met warme liefde voor mijn zoo dikwijls ten onregte verguisd en beschimpt vaderland vervuld, groeide die liefde in mij tot geestdrift aan, door de zoo welsprekende taal des Hoogleeraars en kwam al aanstonds de lust in mij op, om te beproeven of het mogelijk wezen zou, een romantisch tafereel te schetsen, in den smaak van dezulke, als wij aangaande de zeden en gewoonten van andere volken bezitten, iets waarmede (en hierover betuigt de Heer Van Lennep, in meergemelde Verhandeling zijne verwondering) zich aangaande onze voorvaderen nog niemand beziggehouden had.”

Uit deze woorden blijkt duidelijk, dat “de Pleegzoon” en “de Schildknaap” bijna terzelfder tijd en onder dezelfde invloeden ontstaan zijn. De hoogleeraar D. J. van Lennep gaf aan beiden dezelfde opwekking; hij leende zelfs wetenschappelijke boeken aan Mejuffrouw De Neufville, zooals zij in datzelfde “Voorberigt” vermeldt, als zij getuigt: “Voor het overige hebben andere schrijvers, wier werken ik, of zelve bezit, of die mij door den heer Van Lennep.... goedgunstiglijk geleend werden, mij tot leidslieden verstrekt.”

Het is duidelijk, dat vóór 1827 in Nederland geen historische romans zijn geschreven, daar de nauwkeurige D. J. van Lennep in dat geval zeker niet zou gezegd hebben, dat zich “nog niemand” met dit kunstvak in Nederland had “beziggehouden”. Tevens blijkt uit het “Voorberigt”, dat men den buitenlandschen historischen roman kent, zoodat “Pleegzoon” en “Schildknaap” beiden uit de school van Sir Walter Scott stammen—Scott, die in 1814 met “Waverley” begon, en tot aan zijn dood (1832) met zijn “Count Robert of Paris” volhardde. Het behoeft niet nader gestaafd, dat de historische roman juist een kolfje was naar de hand dezer twee, tot eene zeer behoudende wereldbeschouwing overhellende naturen—Maria Jacoba de Neufville en Jacob van Lennep. Scott had den historischen roman het eerst in zijn modernen vorm te voorschijn geroepen, Scott was de apostel zijner nationale glorie, gekant tegen het Fransch classicisme, gekant tegen de omwentelingen van 1789 en 1793.

Dat het opwekkend woord van den hoogleeraar D. J. van Lennep in 1827 terstond goede diensten deed aan de vaderlandsche letteren, blijkt niet alleen aan “Schildknaap” en “Pleegzoon,” maar daarenboven nog aan eene enkele zwakke poging in 1828 door J. C. Appenzeller beproefd, die in dat jaar een, nu geheel vergeten, historischen roman schreef onder den titel: “Geertruida Van Wart, of trouw tot in den dood. Eene ware geschiedenis uit de 14e eeuw.” Amsterdam, 1828. 8o.

Onze Nederlandsche historische roman begint—daar Adriaan Loosjes, wegens gebrek aan historischen zin, niet mag medetellen—met Mejuffrouw De Neufville en Jacob van Lennep in 1829, om dan onder invloed van dezen laatste—en natuurlijk van diens meester Walter Scott—rijkelijk te bloeien. Van Limburg Brouwer gaf in 1831: “Charicles en Euphorion,” in 1838: “Diofanes.” Bakhuizen Van den Brink volgde in 1834 en 1835 met historische novellen in de “Muzen,” het tijdschrift van Potgieter, Heije en Drost; deze laatste schreef in 1831 zijn “Hermingard van de Eikenterpen;” Oltmans volgde in 1834 met “Het slot Loevestein,” in 1838 met “De(n) Schaapherder;” eindelijk verscheen Mejuffrouw A. L. G. Toussaint, met haar “Almagro” (1837), haar “Graaf van Devonshire” (1838) en haar “Lauernesse” (1840).

Stellen wij dus de te veel vergeten De Neufville naast onzen Van Lennep, dan mogen wij aan beiden de eer geven den historischen roman in Nederland te hebben begonnen.

De Pleegzoon

Подняться наверх