Читать книгу De Nederlandsche Geslachtsnamen in Oorsprong, Geschiedenis en Beteekenis - Johan Winkler - Страница 5
Indeeling.
ОглавлениеDit werk is verdeeld in vier hoofd-afdeelingen. Deze bevatten:
I. De geslachtsnamen die ontleend zijn aan mansvóórnamen. Het zijn de zoogenoemde vadersnamen of patronymika. Van § 4 tot § 66.
II. De maagschapsnamen van aardrijkskundigen oorsprong. Met andere woorden: die ontleend zijn aan de namen van volken en volksstammen, landen en gewesten, eilanden en gouen, steden en dorpen, rivieren, enz. of aan gemeene zelfstandige-naamwoorden welke als plaatsnamen dienst doen. Van § 66 tot § 108.
III. Geeft een overzicht van al de geslachtsnamen die niet tot de beide vorige hoofd-afdeelingen kunnen gebracht worden. Het zijn de namen van allerlei oorsprong. Van § 108 tot § 151.
IV. In deze afdeeling vindt men de maagschapsnamen beschoud uit het oogpunt van hunne aardrijkskundige verdeeling in en buiten Nederland; van hunnen oorsprong uit vreemde talen; van hunne verhouding tegen over elkanderen, enz. Van § 151 tot en met § 168.
Deze vier hoofd-afdeelingen zijn elk weêr in verschillende onder-afdeelingen gesplitst, die met de letters van het a-b-c aangeduid zijn.
Hoofd-afdeeling I vervalt nader in
A. De patronymika in hunnen oudsten form, op ing uitgaande. Van § 7 tot § 32.
B. Die vadersnamen, welke nieue taalformen vertoonen. Van § 32 tot § 66.
Hoofd-afdeeling II is samengesteld uit de twee onder-afdeelingen
A. Waarin de maagschapsnamen behandeld worden die van volkenkundigen aard zijn, of wel ontleend aan byzondere aardrijkskundige namen. Van § 66 tot § 94. En
B. Waarin men de geslachtsnamen vermeld vindt, van algemeen-aardrijkskundigen oorsprong. Van § 94 tot § 108.
Hoofd-afdeeling III vervalt in vele onder-afdeelingen. Dit zijn de volgenden:
A. Geslachtsnamen, aan de namen van ambten, bedryven, handwerken, enz. ontleend. Van § 108 tot § 124.
B. Geslachtsnamen, ontleend aan persoonlike eigenschappen, zoowel lichamelike als geestelike. Van § 124 tot § 128.
C. Geslachtsnamen, van huisnamen, gevelteekens, uithangborden, enz. afgeleid. Van § 128 tot § 131.
D. Geslachtsnamen, ontleend aan de namen van dieren. Van § 131 tot § 135.
E. Geslachtsnamen, aan het plantenrijk ontleend. Van § 135 tot § 137.
F. Geslachtsnamen, aan het delfstoffenrijk ontleend. § 137.
G. Geslachtsnamen, ontleend aan het heelal, aan natuurverschijnselen, jaargetyden, byzondere dagen, enz. § 138.
H. Geslachtsnamen, aan de namen van lichaamsdeelen ontleend. § 139.
I. Geslachtsnamen, aan spyzen, dranken, en kleedingstukken ontleend. Van § 140 tot § 142.
J. Geslachtsnamen, afgeleid van de namen van munten, geldsoorten, maten en getallen. § 142 en § 143.
K. Geslachtsnamen, ontleend aan de verwantschap en de onderlinge betrekkingen der menschen. § 144.
L. Geslachtsnamen, ontleend aan de namen van goden en godinnen, kerkheiligen, godsdiensten, enz. § 145.
M. Geslachtsnamen, ontleend aan de namen van denkbeelden, zaken, eigenschappen, zoo goede als kwade. § 146.
N. Zonderlinge geslachtsnamen. Van § 147 tot § 150.
O. Imperativische geslachtsnamen. § 150.
Hoofd-afdeeling IV is samengesteld uit de volgende onder-afdeelingen:
A. De noord- en de zuid-nederlandsche geslachtsnamen. § 151.
B. De geslachtsnamen der verschillende nederlandsche gewesten. Van § 152 tot § 156.
C. Geslachtsnamen, die kenmerken van nederlandsche gouspraken vertoonen. § 156 en § 157.
D. Nederlandsche geslachtsnamen, buiten de hedendaagsche nederlandsche grenzen inheemsch. Van § 158 tot § 162.
E. De geslachtsnamen der nederlandsche Israëliten. § 162 en § 163.
F. Vreemde geslachtsnamen in Nederland. Van § 164 tot § 167.
G. Latynsche en grieksche geslachtsnamen. § 167. Eindelik
H. Een paragraaf (§ 168) »Tot besluit”.