Читать книгу Keltische Mythen en Legenden - T. W. Rolleston - Страница 11
De plundering van Rome.
ОглавлениеWij hebben reeds melding gemaakt van twee der groote oorlogen, door de op het vasteland wonende Kelten gevoerd; wij komen thans tot den derden, dien tegen de Etruskers, die hen ten slotte in botsing bracht met de grootste macht van het heidensche Europa, en aanleiding gaf tot hun grootste wapenfeit, de plundering van Rome. Omstreeks het jaar 400 v.C. schijnt het Keltische rijk het toppunt van zijn macht te hebben bereikt. Onder een koning, bij Livius Ambicatus genoemd, die waarschijnlijk het hoofd van een overheerschenden stam was in een militairen bond, zooals in onze dagen de Duitsche Keizer, schijnen de Kelten in sterke mate te zijn samengesmeed tot een politieke eenheid, en een op eenzelfde doel gerichte politiek te hebben gevolgd. Daar zij aangetrokken waren door het vruchtbare land van Noord-Italië, daalden zij af door de passen der Alpen, en wisten zij zich daar, na hevige gevechten met de Etruscische inwoners, te handhaven. In die dagen drongen de Romeinen van beneden af op de Etruskers aan, en Romeinen en Kelten werkten volkomen met elkander in overleg en voor dat doel verbonden met elkander samen. Maar de Romeinen, die waarschijnlijk een groote minachting hadden voor de Noordelijke barbaarsche krijgslieden, hadden de onbezonnenheid oneerlijk spel met hen te spelen bij het beleg van Clusium (301 v.C.) welke plaats de Romeinen beschouwden als één der bolwerken van Latium tegen het noorden. De Kelten herkenden Romeinen, die bij hen gekomen waren in het onschendbare karakter van afgevaardigden, als strijders onder de rijen van den vijand. De gebeurtenissen, die toen volgden, zijn, in den vorm, waarin zij tot ons zijn gekomen, zeer vermengd met legenden, maar er zijn toch enkele trekken onder van dramatische kracht en levendigheid, waarin het ware karakter der Kelten duidelijk herkenbaar naar voren treedt. Zooals ons wordt verhaald, wendden zij zich tot Rome, om genoegdoening te krijgen voor het verraad der afgezanten, de drie zonen van Fabius Ambustus, den opperpriester. De Romeinen weigerden aan dien eisch gehoor te geven, en kozen juist de Fabii tot militaire tribunen voor het volgende jaar. Daarop braken de Kelten het beleg van Clusium op en trokken regelrecht op Rome af. Zij dachten er niet aan, op goed geluk te plunderen of te verwoesten, zij vielen geen enkele stad of vesting aan. “Wij zijn op weg naar Rome,” zoo riepen zij tot de wachten op de muren der provinciesteden, die verwonderd en beangst den ontzaglijken troep, die onafgebroken naar het zuiden trok, nastaarden. Eindelijk bereikten zij de Allia, enkele mijlen van Rome af, waar de geheele beschikbare troepenmacht der stad in slagorde stond geschaard om hen tegemoet te trekken. De slag werd geleverd den 18den Juli 390, dien ongelukkigen dies Alliensis, die lange jaren in den Romeinschen kalender de herinnering levendig hield aan de diepste vernedering, die de Republiek ooit heeft ondergaan. De Kelten omsingelden het Romeinsche leger en vernietigden het in één enkelen geweldigen aanval. Drie dagen later waren zij in Rome, en omstreeks een jaar bleven zij meester van de stad of van haar puinhoopen, totdat een groote geldboete was betaald en de trouweloosheid bij Clusium ten volle was gewroken. Omstreeks een eeuw lang nadat het vredesverdrag gesloten was, bleef de vrede tusschen de Kelten en de Romeinen gehandhaafd, en het verbreken van dien vrede, toen enkele Keltische stammen zich met hun ouden vijand, de Etruskers, verbonden tijdens den derden Samnietischen oorlog, viel samen met het ineenstorten van de Keltische macht.13 Wij moeten thans nog twee vragen bespreken voordat wij het geschiedkundige gedeelte van deze Inleiding kunnen afsluiten. In de eerste plaats, wat zijn de bewijzen dat de Keltische macht zich gedurende die periode zoover over Midden-Europa heeft verspreid? In de tweede plaats, waar waren toen de Germaansche volksstammen, en wat was hun verhouding tot de Kelten?
“Wij zijn op weg naar Rome”