Читать книгу Keltische Mythen en Legenden - T. W. Rolleston - Страница 18
De beschrijving van Caesar.
ОглавлениеCaesar heeft ons een nauwkeurige en critische beschrijving van hen gegeven, zooals hij ze in Gallië heeft leeren kennen. Zij waren, zooals hij zegt, bijzonder strijdlustig, maar spoedig door tegenspoed uit het veld geslagen. Zij waren zeer bijgeloovig, en onderwierpen zich aan de beslissing der Druïden in alle publieke en private aangelegenheden, en beschouwden het als de grootste straf, als zij in den ban werden gedaan en hun geweigerd werd aan de godsdienstige ceremoniën deel te nemen.
“Zij die op dien grond in den ban zijn gedaan (omdat zij geweigerd hadden zich te onderwerpen aan een beslissing der Druïden) worden onder de laagsten en de goddeloozen gerekend; iedereen ontvlucht hun gezelschap en vermijdt het zich met hen in een mondgesprek te begeven, uit vrees, door die nauwere aanraking te worden besmet; zij mogen geen rechtsgeding aanhangig maken; en geen enkele betrekking wordt hun toevertrouwd. De Druïden zijn meestal vrij van militairen dienst en dragen niet, zooals de anderen, in de belasting bij... Door dergelijke belooningen aangemoedigd, komen een aantal van hen uit eigen beweging in hun scholen, en worden door hun vrienden en bloedverwanten daarheen gezonden. Men vertelt, dat zij daar een aantal verzen uit het hoofd leeren; enkelen zetten hun opvoeding gedurende twintig jaar voort; en evenmin wordt het voor geoorloofd beschouwd die dingen (de leerstellingen der Druïden) op schrift te brengen, hoewel zij in bijna alle openbare handelingen en private mededeelingen de Grieksche letterteekens gebruiken.”
De Galliërs waren fel op nieuwtjes en vielen kooplieden en reizigers lastig met hun ijdel gesnap19, zij kwamen gemakkelijk onder den invloed van anderen, waren hartstochtelijk en ongeduldig, verzot op afwisseling en besluiteloos bij hun beraadslagingen. Tevens waren zij merkwaardig slim en verstandig, zeer snel in het gebruik maken van iederen kunstgreep, dien zij konden aanwenden en volgden alles na, wat zij geschikt achtten. De vindingrijkheid, waarmede zij de gevaren der nieuwerwetsche belegeringswerktuigen der Romeinsche legers wisten te vermijden, wordt door Caesar in het bijzonder vermeld. Hij spreekt met grooten eerbied van hun moed, en schrijft hun doodsverachting, ten minste voor een groot deel, toe aan hun innig geloof in de onsterfelijkheid der ziel20. Een volk, dat in vroeger dagen herhaaldelijk Romeinsche legers had vernietigd, Rome had geplunderd, en meer dan eens zelfs Caesar geplaatst had in een toestand waarin hij aan de grootste zorgen en gevaren was blootgesteld, bestond blijkbaar niet uit zwakkelingen, wat ook zijn godsdienstige opvattingen en gebruiken mochten zijn. Caesar gaat niet mank aan overgevoelige bewondering van zijn vijanden, maar één episode bij het beleg van Avaricum dwingt hem er toe, de dapperheid der verdedigers aan de onsterfelijkheid over te geven. Een Romeinsche houten stellage of agger was door de Romeinen opgericht om boven de muren uit te steken die bleken weerstand te kunnen bieden aan de aanvallen van den stormram. De Galliërs slaagden er in, dien toestel in brand te steken. Het was nu van het hoogste gewicht, de belegeraars te beletten de vlammen te blusschen, en een Galliër klom op een gedeelte van den muur boven den agger en wierp daarop stukken vet en pik neer, die hem van binnen uit werden toegereikt. Hij werd spoedig neergeveld door een werptuig van een Romeinschen catapult. Onmiddellijk stapte een ander over hem heen toen hij daar neerlag, en vervolgde de taak van zijn makker. Ook hij viel neer, maar een derde nam dadelijk zijn plaats in, zoo ook een vierde; en die post werd niet verlaten voordat de soldaten ten slotte de vlammen hadden gedoofd en de verdedigers hadden gedwongen naar de stad terug te keeren, die eindelijk den volgenden dag werd ingenomen.
“Onmiddellijk stapte een ander over hem heen toen hij daar nederlag”