Читать книгу Mythen & Legenden van Japan - F. Hadland Davis - Страница 10
De komst van het Verheven Kleinkind.
ОглавлениеAma-terasu begiftigde haar kleinzoon Ninigi, of Prins Rijst-Aar-Rossig-Overvloed, met ruime giften. Zij schonk hem kostbare steenen van de bergtrappen des Hemels, witte kristallen ballen, en, wat de kostbaarste gift van alle was, het goddelijke zwaard, dat Susa-no-o in de slang had ontdekt. Zij gaf hem eveneens den sterrenspiegel, waarin zij gekeken had, toen zij uit haar grot gluurde. Verschillende godheden vergezelden Ninigi, en daaronder was ook die opgewekte, vroolijke en dansende maagd Uzume begrepen, wier dansen, zooals men zich zal herinneren, de Goden zooveel vreugde had verschaft.
Ninigi en zijn metgezellen waren nauwelijks door de wolken heengebroken, en aan den Weg naar den Hemel met zijn acht vertakkingen gekomen, toen zij tot hun groote ontsteltenis een reusachtig wezen ontdekten, met groote en helder schijnende oogen. Zijn uiterlijk was zóó schrikwekkend, dat Ninigi en al zijn metgezellen, met uitzondering van de vroolijke en betooverende Uzume, zich opmaakten om terug te keeren en hun zending in den steek te laten. Maar Uzume ging naar den reus toe en vroeg hem, wie het was, die hun tocht durfde tegenhouden. De reus antwoordde: “Ik ben de Godheid der Veldwegen. Ik kom mijn hulde bieden aan Ninigi, en verzoek de eer te mogen hebben, hem tot gids te strekken. Keer naar uw meester terug, o schoone Uzume, en breng hem de boodschap over.”
Uzume keerde daarop terug en bracht haar boodschap over aan de Goden, die op zoo lafhartige wijze teruggeweken waren. Toen zij het goede nieuws hoorden, verheugden zij zich zeer, braken ten tweede male door de wolken heen, rustten uit op de Drijvende Brug van den Hemel, en bereikten eindelijk den top van Takachihi.
Het Verheven Kleinkind reisde, met de Godheid der Veldwegen als gids, van het ééne deel van het rijk waarover hij zou regeeren, naar het andere. Toen hij een bijzonder liefelijke plaats had bereikt, bouwde hij een paleis.
Nigini was zóó ingenomen met den dienst, dien de God der Veldwegen hem had bewezen, dat hij dien reus de vroolijke Uzume tot vrouw gaf.
Nadat Nigini op zoo romantische wijze zijn trouwen gids had beloond, begon hij ook zelf het ontbranden van het liefdevuur in zijn borst te voelen, toen hij op zekeren dag, op een wandeling langs de kust een bijzonder lieftallig meisje zag. “Wie zijt gij, o schoone dame?” vroeg Ninigi. Zij antwoordde: “Ik ben de dochter van den Bezitter van den Grooten Berg. Mijn naam is Ko-no-Hana, de Prinses die de Bloemen en Boomen doet bloeien.”
Ninigi werd verliefd op Ko-no-Hana. Met allen spoed ging hij naar haar vader, Oho-yama, en verzocht dezen, hem wel haar hand te willen schenken.
Hoori en de Dochter van den Zeegod
Oho-yama had een oudere dochter, Iha-Naga, Prinses Lang-als-de-Rotsen. Zooals haar naam doet vermoeden, was zij volstrekt niet schoon, maar haar vader wenschte, dat de kinderen van Ninigi eeuwig zouden blijven leven zooals de rotsen. Daarom bracht hij zijn beide dochters naar Ninigi, en sprak hij de hoop uit, dat de keuze van den minnaar op Iha-Naga zou vallen. Evenals Asschepoester, en niet haar leelijke zusters, bij de kinderen van onze streken geliefd is, zoo bleef ook Ninigi trouw aan zijn oorspronkelijke keuze, en wilde zelfs geen blik slaan op Iha-Naga. Deze veronachtzaming maakte Prinses Lang-als-de-Rotsen vreeselijk boos. Zij riep met meer heftigheid dan bescheidenheid uit: “Als gij mij hadt gekozen, zoudt gij en uw kinderen lang in het land hebben geleefd. Nu gij mijn zuster hebt gekozen, zult gij met de uwen even snel omkomen als de bloesems der boomen, en even snel als de jeugdige frischheid op het gelaat van mijn zuster.”
Toch leefde Ninigi en Ko-no-Hana een tijdlang samen gelukkig; maar op zekeren dag werd Ninigi door jaloerschheid bevangen, waardoor hij zijn gemoedsrust verloor. Hij had geen enkele reden, jaloersch te zijn, en Ko-no-Hana nam hem zijn optreden ten hoogste kwalijk. Zij trok zich terug in een houten hut, die zij in brand stak. Uit de vlammen verrezen drie kleine jongens. Wij behoeven ons alleen maar bezig te houden met twee van hen—Hoderi (“Schijnend-Vuur”) en Hoori (“Uitdoovend-Vuur”). Zooals wij later zullen zien, was Hoori de grootvader van den eersten Mikado van Japan.