Читать книгу Mythen & Legenden van Japan - F. Hadland Davis - Страница 7
Ama-terasu en Susa-no-o.
ОглавлениеSusa-no-o, of de “Onstuimige Jongeling”, was de broeder van Ama-terasu, de Godin der Zon. Susa-no-o was een zeer ongewenschte godheid, en in het Rijk der Japansche Goden was hij een beslist hinderlijk element. Zijn karakter is zeer duidelijk in de Nihongi geschetst, misschien zelfs duidelijker dan dat van eenige andere godheid, in die oude geschriften vermeld. Susa-no-o had een ontzettend slecht humeur, dat zich dikwijls openbaarde in een aantal wreede en onedele handelingen. Bovendien had hij, in weerwil van zijn langen baard, de gewoonte voortdurend te huilen en te jammeren. Als een ander kind in een gril een stuk speelgoed zou vernielen, zou de Onstuimige Jongeling, als hij in ziedende drift ontstoken was, zonder een oogenblik te waarschuwen het schoone groen der bergen doen verdorren, en bovendien een aantal menschen een ontijdigen dood doen sterven.
Zijn ouders, Izanagi en Izanami, waren door zijn wijze van optreden in groote zorgen; zij besloten dan ook, na ernstig met elkander te hebben overlegd, hun weerspannigen, ongezeglijken zoon naar het land van Yomi te verbannen. Maar Susa-no-o had ook een woordje in die zaak mede te spreken. Hij deed het volgende verzoek met de woorden: “Ik zal nu uwe bevelen gehoorzamen en naar het Onder-Land (Yomi) gaan. Vóór dien tijd wensch ik echter een korten tijd naar de Vlakte van den Hoogen Hemel te gaan en een onderhoud te hebben met mijn oudere zuster (Ama-terasu), waarna ik voor eeuwig zal verdwijnen”. Dit schijnbaar zoo onschuldige verzoek werd hem toegestaan, en Susa-no-o steeg op naar den Hemel. Zijn vertrek veroorzaakte een groote beweging der zee, en de heuvelen en bergen zuchtten zwaar. Ama-terasu hoorde nu dat leven, en toen zij bemerkte, dat daardoor de aanstaande komst van haar slechten broeder Susa-no-o werd aangekondigd, zeide zij bij zich zelf: “Komt mijn jongere broeder met goede bedoelingen hier? Ik denk, dat het zijn doel is, mij van mijn koninkrijk te berooven. Volgens de opdracht, die onze ouders hun kinderen hebben gegeven, heeft ieder van ons zijn hem uitsluitend toegewezen gebied. Waarom dus verwerpt hij het koninkrijk, waarheen hij zich heeft te begeven, en drijft hij de vermetelheid zoo ver, om hier te komen spionneeren?”
Ama-terasu maakte zich toen gereed voor den strijd. Zij bond zich het haar in knoopen, en hing er juweelen in, en om haar polsen “een prachtig snoer met vijfhonderd Yasaka juweelen.” Zij zag er ontzagwekkend uit, toen zij nog bovendien over haar rug een “pijlkoker met duizend pijlen” had geslagen en bovendien een tweeden “pijlkoker met vijfhonderd pijlen”, en toen zij daarbij nog haar armen had beschermd met een soort kussens, om het terugspringen van de pees van den boog zooveel mogelijk te dempen. Nadat zij zich aldus voor een doodelijken strijd had toegerust, zwaaide zij haar boog, greep het gevest van haar zwaard, en stampte telkens hard op den grond, totdat zij een gat had gemaakt, dat wijd genoeg was, om als verschansing dienst te doen.
Al die uitgewerkte en vernuftige voorbereidingen waren vergeefsch. De Onstuimige Jongeling deed zich volkomen voor als een boeteling. “Van het begin af”, zoo sprak hij, “is mijn hart niet zoo zwart geweest. Ik ben op het punt voor eeuwig naar het Onder-Land te vertrekken, hoe kon ik de gedachte verdragen, om te vertrekken, zonder nog eens voor het laatst, u, mijn oudere zuster, van aangezicht tot aangezicht te aanschouwen? Om die reden ben ik te voet de wolken en nevelen doorgetrokken en ben ik van verren afstand hierheen gekomen. Het verbaast mij, dat mijn oudere zuster van haar kant een zoo strenge en stroeve houding tegen mij aanneemt.”
Ama-terasu hoorde die opmerking niet zonder eenig wantrouwen aan. De liefde van Susa-no-o voor zijn bloedverwanten was niet gemakkelijk in overeenstemming te brengen met zijn wreedheid. Daarom besloot zij zijn oprechtheid op de proef te stellen door een merkwaardige wijze van handelen, die wij hier niet behoeven te beschrijven. Voldoende zij het te zeggen, dat de zuiverheid van hart en de oprechtheid van den Onstuimigen Jongeling tegenover zijn zuster glansrijk te voorschijn kwamen.
Maar het goede gedrag van Susa-no-o was in werkelijkheid slechts van korten duur. Ama-terasu had juist een groot aantal voortreffelijke rijstvelden in den Hemel gemaakt. Enkele waren kort en andere waren lang, en Ama-terasu was terecht trotsch op die rijstvelden. Maar nauwelijks had zij het zaad in de lente gezaaid, of Susa-no-o vernielde de scheidingen tusschen de velden en liet in den herfst een aantal bonte veulens los.
Op zekeren dag, toen hij zijn zuster zag in de heilige Weef-Zaal, terwijl zij bezig was de kleederen der Goden te weven, maakte hij een opening in de zoldering en wierp hij een gevild paard naar beneden. Ama-terasu was zóó verschrikt, dat zij zich bij ongeluk aan de weversspoel bezeerde. In woede ontstoken, besloot zij haar verblijfplaats te verlaten; haar glinsterende kleederen daarom bijeengarend, kroop zij de blauwe lucht af, trad een grot binnen, maakte die stevig dicht, en bleef daar in eenzaamheid achter.
De wereld was nu in duisternis gehuld, en men kende geen wisseling meer van dag en nacht. Toen die ontzettende ramp had plaats gegrepen, verzamelden zich de Tachtig Myriaden Goden aan den oever der Rivier van den Hemel, en bespraken samen, hoe zij het best Ama-terasu konden overreden, om den Hemel weer op nieuw te begunstigen met haar schitterende glorie. Geen mindere Godheid dan de “Gedachten-bijeenvoegende” bracht na diepzinnig overleg een aantal zangvogels bijeen uit het Eeuwige Land. Na een aantal tooverformulieren met een bot van een hertepoot over een vuur van schors van een kerseboom, vervaardigden de Godheden een aantal gereedschappen, blaasbalgen en smidsen. Sterren werden samengesmeed om een spiegel te vormen, en ten slotte werden edelgesteenten en muziekinstrumenten vervaardigd.
Toen dit alles behoorlijk voltooid was, kwamen de Tachtig Myriaden Goden naar beneden naar de grot in de rots, waar de Zon-Godin verborgen was, en gaven een goed bestudeerde voorstelling. Aan de bovenste takken van den Echten Sakaki Boom hingen zij de kostbare juweelen, en aan de middelste takken den spiegel. Aan iederen kant was er een luid gezang van vogels, wat slechts het voorspel was van wat moest volgen. Nu nam Uzume (“Hemelsch-verontrustende-vrouw”) een speer in haar hand, bekranst met Eulalia gras, en maakte een kapsel van den Echten Sakaki Boom. Daarna zette zij een tobbe omgekeerd neer, en begon op bijzonder onwelvoegelijke wijze te dansen, totdat de Tachtig Myriaden Goden in lachen uitbarstten.
Dergelijke merkwaardige en buitengewone handelingen wekten natuurlijk de nieuwsgierigheid op van Ama-terasu, en zij kwam dus te voorschijn. Op nieuw werd de wereld door haar tegenwoordigheid in goudglans gehuld. Op nieuw hield zij verblijf in de Vlakte van den Hoogen Hemel, en Susa-no-o werd behoorlijk gekastijd en naar het Yomi Land verbannen.