Читать книгу Mythen & Legenden van Japan - F. Hadland Davis - Страница 8
Susa-no-o en de Slang.
ОглавлениеBij de gewone tegenstrijdigheid van mythen en legenden, behoeft het ons niet te verbazen, dat nergens meer eenige melding wordt gemaakt van het leven van Susa-no-o in het Land van Yomi. Als wij hem weer terugzien, is het buiten eenig verband met zijn gewonen, boosaardigen aanleg. Wij vinden hem juist terug in een rol, die de Ridders van de Ronde Tafel waardig is. Wij zijn volkomen in onzekerheid, of zijn plotseling optreden als dolende ridder een listige zet van zijn kant was met het oog op latere plannen, dan wel of het plotselinge verdwijnen van zijn zuster uit den Hemel hem er toe geleid heeft, voor goed zijn wijze van handelen te veranderen.
Toen Susa-no-o uit den Hemel was afgedaald, kwam hij aan de rivier Hi, in de provincie Idzumo. Hier werd hij gestoord door een weenend geluid. Het was iets zóó ongewoons, een ander dan hem zelf te hooren weenen, dat hij er dadelijk op uittrok, om de oorzaak dier droefheid op te sporen. Spoedig ontdekte hij een ouden man en een oude vrouw. Zij hadden een jong meisje tusschen zich in, dat zij hartelijk liefkoosden en met medelijdende oogen aanstaarden, alsof zij haar met tegenzin een laatst vaarwel toeriepen. Toen Susa-no-o het oude paar vroeg, wie zij waren en waarom zij zoo weeklaagden, antwoordde de oude man: “Ik ben een Aardsche Godheid, en mijn naam is Ashi-nadzuchi (‘Voet-slag-oude’). De naam van mijn vrouw is Te-nadzuchi (‘Hand-slag-oude’). Dit meisje is onze dochter, en haar naam is Kushi-nada-hime (‘Bewonderenswaardige-Inada-Prinses’). De reden van onze droefheid is, dat wij vroeger acht kinderen, allen dochters, bezeten hebben; maar ieder jaar is er ééne verslonden door een achttakkige slang, en nu nadert de tijd, dat dit meisje zal worden verslonden. Er is geen kans voor haar, om hieraan te ontkomen, en daarom zijn wij zoo vreeselijk bedroefd.”
De Onstuimige Jongeling luisterde met de grootste aandacht naar dit droevige verhaal, en daar hij zag, dat het meisje bijzonder schoon was, bood hij zich aan, om de achttakkige slang te dooden, als haar ouders haar hem ten huwelijk wilden geven als een passende belooning voor zijn diensten. Dit verzoek werd bereidwillig toegestaan.
Susa-no-o en Kushi-nada-hime
Susa-no-o veranderde nu Kushi-nada-hime in een kam met veel tanden en stak dien in zijn haar. Daarop verzocht hij het oude echtpaar, een ruime hoeveelheid saké te brouwen. Toen de saké gereed was, goot hij het brouwsel in acht kuipen en wachtte de komst van het vreeselijke monster af.
Eindelijk kwam de slang. Zij had acht koppen, en oogen rooder dan wintergroen. Bovendien had zij acht staarten, en dennen en cypressen groeiden op haar rug. Zij had een lengte van acht heuvels en acht valleien. Haar logge wijze van beweging was uit den aard der zaak langzaam, maar toen zij de saké ontdekte, dronk iedere kop gretig den verleidelijken drank, totdat de slang vreeselijk dronken werd en in slaap viel. Daar Susa-no-o toen weinig meer had te vreezen, trok hij zijn zwaard, dat tien span groot was, en hakte hij het groote monster in kleine stukken. Toen hij één der staarten trof, werd zijn zwaard gekorven en toen hij zich daar overheen bukte, ontdekte hij een zwaard, dat de Murakumo-no-Tsurugi genoemd werd. Toen hij zag, dat het een goddelijk zwaard was, gaf hij het aan de Goden van den Hemel.
Nadat hij zijn taak met den besten uitslag had volbracht, veranderde Susa-no-o zijn kam met vele tanden weer in Kushi-nada-hime, en kwam tenslotte in Suga, dat gelegen was in de provincie Idzumo, teneinde zijn huwelijk te kunnen sluiten. Hier vervaardigde hij het volgende gedicht:
“Vele wolken verrijzen,
Aan alle zijden een veelvuldige heining,
Om daarbinnen de bruiden te ontvangen,
Zij vormen een veelvuldige heining—
O! die veelvuldige heining!”
Nihongi.