Читать книгу Geertje - Johan de Meester - Страница 9

V.

Оглавление

Inhoudsopgave

—Ja gut nou vin ik et wel.…

—Nou dag!

—Dag Oom.

En veerkrachtig van blijdschap daalde Geertje de Binnenweg in. Hemeltje toch, wat een menschen daarginder! Zaterdagavond ook, daags vóór Pinkster. O, wat een prettige straat was dit toch! Zóó voelde je je in een stad! Prettig die wind ook! ze zeilde de straat in! Gunst, een kaffee dáár, dat was er tòen niet. Wat een rijkdom, wat vreemde ramen, maar je kon niks naar binnen zien. Daar waren weer de twee zilverwinkels met de gou’en-slangelichtjes. Als ze die winkelkasten zag, dacht ze altoos aan een sprookje, al dat licht en al die kleuren in de glans van de spiegelruit. Wat een mooie kristallen dingen; daar fluweelen schilden vol ringen; en de bodem van de kast heelegaar bezaaid met horloges.… Hè, daar die prachtige rooie snoeren en dat ritselen van dat licht langs de zilveren jongenskettings, en d’er tusschen de kelken met lichtjes, tusschen al dat geglinster gestoken.… Kijk, daar was de gang met de kar met bokkings, en ja, hier was Vermarsch toch ook nog.… Kijk nou, die had wel een heele rij bijbels!.… Dat zou ze toch is zeggen aan Oom. Hè, wat lag het hier lekker vol, spoorweggidsen, schoolbehoeften, prentbriefkaarten, ’en half raam vol. „Wàt ’en mooie kinderboeken.… Maar van die bijbels zou ze n’is zegge; of, wat gaf het!… Daar hadt je Elie. En hier De Zon! Hè, wat een winkel, dáárin te werke.… En dan hùn winkel!.… O dáár was [40]Jansen—stil voorbij maar, ellendig toch je te moeten schamen.… ’t Steegje voorbij, ja, daar was het huis: Haring, Stok- en Zoutevisch.… Zou Mina thuis zijn? Jee, wat een volk in ’et winkeltje. Toch maar naar binnen.…—„Goeienavond”.… Juffrouw Koenders keek niet op—als je de handen ook zoo vol heb’.… Zou ze durven doorgaan naar achter? Nee toch eerst de juffrouw gedag zegge.… Maar as Mina haar dan zag staan. Nou wat gaf dat? Zoo, wat naar voren. Zou ze? Ajakkes nee, niet de herkenning net nou er zooveel menschen waren. Jee, alweer twee achter haar. Och, wat zou ’et ook. Toch wachten. ’t Winkeltje was nog precies hetzelfde. Al die bussen en die flesschen, daar die plaat, en die kaart van het Nieuwsblad. Wacht! Nou.…

—Goejenavond juffrouw.

—Dag.… juffrouw.

—Is Mina thuis? Ken u me nie’ meer? Geertje Hendriks. Weet u niet, die wel bij Mien kwam.

—O! ja.… Ja, Mien is achter.

Zij door. O daar was Mien al.

—Dag Mien.

—Hé bei jij ’et Geertje. Kom derin.

Daar zat ze weer.

—Bei je weer is hier?

—’k Ben weer gelesjeerd bij Oom en Tante, maar je weet, ze zijn verhuisd.…

—Ja!.…

De toon, waarop Mina dat enkele ja zei, Geertje voelde het, dat wou zeggen: ja dáár weet ik alles van, praat me niet van die verhuizing!.… En ’t gesprek bleef even hokken.

—Wat ’en mense in de winkel!

—Ja da’s altoos ’s Zaterdagsavonds. En dan met de Pinkster, hé? Ben jij voor de Pinkster us overgekomme?

—Gut nee, ’k ben hier al veertien dage, en ik blijf hier, ’k zoek ’en betrekking.…

—Wàt ze’ je! [41]

—Ja gut, weet je niet da ’k dat toe’ al wou. ’k Wou zoo graag as kinderjuffrouw.…

—Zoo! En.… hei j’al wat op zich’?

—Nee! ’k wou juist jou is vrage, of jij soms wat voor me weet. Jij kom toch in zooveel huize. Ik had gedacht dat Oom en Tante wat voor me zoue hebbe, ze hadden et ook an Groo’moe geschreve, dat ze wel wat voor me zoue vinde, maar ik zie d’er nog niet veel van.

—Ja, de beloftes van je Oom, daar weet hier de heele straat van. Maar waar die tegesewoordig verkeert, zal ie je niet veel moois bezorge. ’k Wil wel is hoore.… Maar et zou dan motte weze in ’en christelijk gezin.…

—Ja, nou dat meende-n-ik ook.

—Nee zie je-n-et is maar, je Oom is zoo heelemaal anders nou.… Maar as jij zoo wil, met plezier.

—Ja graag.… Gaat het jou altoos goed?

—Och ja, zoo’n gangetje hé? De eene tijd is wat beter as anders. Maar me moeder he’t goed d’er brood, ’k hoef ’et dus niet zoo te doen. Natuurlik komp ’er wel is wat tegeslag. As ik hier in de rijkdom wou, maar moeder zeit ook: je neem niet alles. ’t Is toch ook voor de hééle dag haas’. Ik naai alleen in christelijke huize, en die benne d’er niet zooveel van de rijkdom. Nou en dan hei je netuurlik wel ’is onplezierige dinge. Net deze week nog weer, bij de vrouw van ’en aptheker, ze betaalde me negentig cente, andere mense geven ’en gulden, nou en de kost was d’er ook nou niet zóó. Maar ’en last, dat ik had met dat mens! Dan dee-n-ik dit niet goed èn dan dat. En aldoor maar niks as verstelwerk. Nou dat gaat je op ’t laa’s vervele en ik heb d’er maar afgeschreve. Dus nou heb ik me dinsdagge ope.… Kijk, daar ’s moeder ook.…

—Hoe gaat het je, Geertje? ’k Zou je zeker niet herkend hebbe. We hebbe anders nog wel is gezeid, ik en Mien, hoe zou dat meisje et make.

—Je hadt nog gezeid dat je nog us zou schrijve.…

—Och ja gut, maar je begrijpt.… [42]

—No’ ja, Mien zait dat maar zoo. En je ben zeker weer bij je Oom?.… Daar is et anders wel veranderd.…

—Ja, dat het zij al ondervonde.… Verbeel je Moeder, d’er Oom, of d’er Tante, had an d’er Grootmoe geschreve, dat zullie wel ’en betrekking voor d’er zoue vinde.…

—Hoe, ’en betrekking?

—Ja, ziet u, ’k wou hier graag gaan, as kinderjuffrouw. En vroeger had Oom is, toen-ie thuis was, gezeid, dat hij dan wel is voor me vrage zou bij dominee Gobius, of die niks voor me wist.…

—Bij dominee Gobius! Nee, daar zal je Oom voor jou gaan anbelle!

—Geertje vroeg offe wij niks wisse.…

—Wij? Maar meid, hoe komp dat zoo? Vonne je grootou’ers dat goed, dat jij zoo maar op de bonnefooi naar Rotterdam ging?

—Ja, die dachte dat Oom wat zou vinde.

—O, dus, die wete van niks! En jij zit mit de gebakke pere. Maar ’t is nog mooi dat je Oom je de kos geef, want anders.… ’en kostganger meer, die past hum nou ook nie’ bezonder.…

—Daarom wou ’k d’er juist graag uit. Weet u niet ie’s?

—Ja kind, as ik wis.… Zie je, maar.… Jonge, meid, is dat no’ wel goed voor je? In zoo’n groote vreemde stad, jij die zoo van buite kom.… Weet je wel, wat het is in zoo’n stad?.…

—Maar, Moeder, Geertje kan hier toch wel ’en fesoenlijke betrekking vinde.…

—No’ ja, maar dan nog.… mit al die verleiding. Afijn, dat benne mijn zake niet.… Mien, la’ me morgen Griet der is vrage.… Misschien dat die wat weet.… Anders, zoo midden in de tijd.…

—Och ja, Oom schreef: Kom maar vast, dan zoeke we samen op ons gemak.…

—Hei je al is in de Kerkbode gekeke?

—In wat?

—De Kerkbode, da’s de krant mit de predikbeurte. Maar daar vin je-n-ook de beste dienst-anbiedings in.… [43]

—O!—Geertje herinnerde zich! De Kerkbode! waar Oom van sprak.… Zou zij daar nou der dienst in vinden? En dan op juffrouw Koenders d’er raad!?

—Hier is-t-ie, zei Mien.

—Mag ik daar is in kijke?

Juffrouw Koenders had „volluk” hooren roepen. De meisjes keken samen de krant door. Maar ze raakten opnieuw aan de praat. Geertje vertelde van thuis, van ’t dorp. Mina deed een kleinigheid blijken van „een vriend”, die wel eens aankwam, morgen zou hij in de kerk zijn, dominee Gobius preekte dan; hij, de vriend, kende Dominee ook.… En heldhaftig vroeg toen Geertje, of ze mee mocht naar de kerk.…

De meisjes scheidden: „tot morge’ dan”; Geertje zou Mina komen halen. En ze kreeg De Kerkbode mee. Vlug liep ze nu, door de menschen heen. Bang was ze niets, hoewel het al laat was. Wat konne haar al die flauwiteiten van vreemde jongens schelen! Waar ze een beetje angst voor had:—wat zou’en Oom en Tante zeggen? Oom had toch al zoo gemopperd, dat ze naar juffrouw Koenders toe wou! En met Mina nu naar de kerk! Nou maar, Groo’va had nog weer geschreve, ook aan Oom, of zij wel trouw „mee” ging ter kerke. En ze was er geen een keer geweest.… Als Oom boos was, haar een zorg. Ze verkeerde veel liever met menschen als juffrouw Koenders dan bevoorbeeld met meneer Maandag. Ze voelde zich nu weer heelemaal anders, lang zoo onrustig niet, veel gewoner. ’t Waren wat een aardige menschen, orthedoks, ja, maar niks stijf. Groo’moe zou ook zeker blij zijn, als ze morgen van hen schreef.

En op eens.… het kwam zoo vreemd, net in al die herrie van ’t Singel, kreeg ze zoo’n verlangen naar Groo’moe, zou ze plots thuis willen zijn, morgen met Groo’moe naar de kerk gaan, Groo’va hooren bijbellezen, vóór de preek van Dominee Wevers.… [44]

[Inhoud]

Geertje

Подняться наверх