Читать книгу Nederlandsche Sagen en Legenden - Josef Cohen - Страница 15

De Slaper in het Voorhout, de Vorst van éénen dag of de Vroolijke Willem

Оглавление

Inhoudsopgave

In den tijd, dat Filips de Goede, hertog van Bourgondië, graaf van Vlaanderen, van Holland, Zeeland en Friesland, Den Haag bezocht, om er met zijn gemalin, de vrome Isabella van Portugal den eed van getrouwheid te ontvangen, woonde er in de Korte Poten een vroolijke schoenlapper, genaamd Willem van Nieuwen, die meende zich ter eere van zijn soeverein te moeten bedrinken. Hij had een paar guldens bespaard, en binnen korten tijd had hij de gezondheid van den goeden Filips zoo dikwijls aangeroepen, dat hij er zelf zijn gezonde gedachten mede verloor. Hij wilde naar zijn woning, doch in het Voorhout weigerden zijn beenen hun plicht—en hij viel neer als een blok. Nog luider snurkte hij dan zijn gewoonte was.

In dienzelfden nacht verliet—nadat de klapwaker middernacht had geroepen—Filips de Goede het Binnenhof en, den moestuin van het paleis doorgaande, ging hij linksaf het Tournooiveld op en kwam in het Voorhout. Hij had drie edellieden bij zich, die met name worden genoemd: Jacob de Roussay, Hue de Lannoy en Jan de Berghes, grappenmakers, zooals Den Haag ze sinds dien nooit meer heeft gekend, waardige kornuiten van den goeden Filips. Ze trokken Willem aan zijn been, en Jacob de Roussay zeide met een kennersblik:

“Hij heeft te veel bier en brandewijn.”

Jan de Berghes riep uit:

“Bij den Hollandschen leeuw! die slapende man is de vroolijke Willem, die voorzeker de gezondheid Uwer Hoogheid vandaag gedronken heeft.”

“Wij hebben deernis met het ontwaken van dezen man,” aldus peinsde Filips, “en wijl hij de vroolijkheid mint, zullen wij hem morgen met een onverwachtsch feest verrassen. Daardoor zal hij tegelijk ook ons vroolijk stemmen. Neemt den man op uwen rug, heer de Berghes, heer de Bladzijde 23Lannoy, en draagt hem naar ons paleis. Het wordt morgen een dag, die ons zal heugen.”

Op zijn bevel trok men Willem de kleeren uit, men waschte hem met reukwater, en trok hem een fijn Haarlemsch-linnen hemd aan. Een zijden muts zette men hem los op zijn verwilderd haar, en daarna legde men hem in het eigen bed van den hertog.

De schoenlapper snurkte.

En terwijl hij sliep, fluisterden de hovelingen het elkander toe:

“Filips wil, dat de vroolijke Willem zich voor den graaf van Holland zal houden.”

Met ongeduld wachtte men den morgen.

Terwijl lach en gefluister in den nacht niet ophielden, sliep de schoenlapper den slaap der rechtvaardigen en der dronkaards, in het bed van den hertog, gelijk hij had geslapen in de koele nachtlucht, gelijk hij zou hebben geslapen in een varkenskot. Hij sliep, als had hij dagen lang gewaakt, en onafgebroken trompette zijn snurken in het hertogelijk vertrek, zoodat 't door 't gansche paleis te hooren was. 't Geheele hof verzamelde zich in den morgen om zijn legerstede … een heir met kletterende wapens had hem niet kunnen wekken, laat staan wat jonge edellieden, hofdames, kameniers, pages …. 't Zonlicht streelde hem over 't gelaat, de geluiden van den dag drongen naar binnen—hij snurkte slechts.

Eindelijk naderde de maarschalk van Bourgondië in groot kostuum hem, en raakte hem even den schouder aan.

“Heer Graaf,” zeide hij, “het uur van Uwer Hoogheids ontwaken is ook thans gekomen.”

Om deze plechtige woorden bekommerde zich de slapende niet.

Een page sloeg hem tegen de hand. Een jong edelman stampte met zwaren voet op den grond.

De maarschalk in eigen persoon schudde hem.

Bladzijde 24Willem ontwaakte, richtte zich op, en zag verdwaasd om zich heen.

Nederlandsche Sagen en Legenden

Подняться наверх