Читать книгу Nederlandsche Sagen en Legenden - Josef Cohen - Страница 38
Det Heilig Hout van Dordrecht
ОглавлениеWeet, alle Christenmenschen, dat op de wijze, hierna verteld, in Dordrecht is gebracht het waarachtig Heilig Hout, ofte een stuk van het Heilige Kruis.
Lang geleden woonde er in Dordrecht een eerlijk jongeling, Claes Scoutet was zijn naam; en hij diende zijn meester vele jaren lang, onderdanig en getrouw.
Van zijn onovertref bare deugd vertelde men veel goeds, zoodat ook een machtig Lombardijnsch koopman over hem hoorde spreken; bij hem trad Claes Scoutet in dienst als knecht en klerk. De koopman vertrouwde hem na korten tijd volkomen, en had hem lief, of het een zoon van hem ware. Zij beiden dan dreven handel in Lombardije, ver weg gelegen.
Na eenigen tijd vertrokken de Lombard en Claes, naar een land van heidenen, en daar verkochten zij juweelen aan allen, die deze zaken begeerden. Ze leerden de taal der heidenen, en werden met hen bevriend. Zij dreven eerlijken handel, zoodat de groote Soudaan of Vorst van Babylonië met zijn vrouw en zijn dochter over hen hoorden spreken. De vrouwen hebben de schittering lief, en de vrouw en de dochter des Soudaans bedachten vele listen, om de juweelen te verkrijgen, die de koopman bij zich had. Ze fluisterden en monkelden onder elkaar, en wat de twee sluwe vorstinnen bedachten, is waard om te vermelden.
Ze lieten den koopman komen, en lachten hem toe, en voerden het met vleiende woorden in zijn geest, dat hij met den Soudaan van Babylonië zou spreken.
“Wek op den Soudaan,” zoo zeiden zij, “dat hij zijn schepter zal doen vermaken. Fij! hoe plomp is hij voor zulk een heerscher.”
Toen nu de Soudaan had toegestemd—want welke man is tegen de list van vrouwen bestand?—dat hij zijn schepter zou doen vermaken, liet zijn dochter den jongen Claes bij zich komen, en ze zeide:
Bladzijde 84“Onder het goud en de diamanten en paarlen van den schepter is een groot stuk van 't hout verborgen, waaraan de God der Christenen is gestorven.”
Waarom sprak dit de dochter des Soudaans? Opdat ze enkele juweelen van Claes te goedkooper zou krijgen, want ze wist wel, dat hij begeerig naar het hout was, en ook zeide ze het, daar haar ziel gewend was naar het zalige Christen-geloof.
Aldus was het, dat de koopman zijn juweelen gaf in pand voor den schepter, en dat ze afscheid van den Soudaan namen, die hun mede gaf twee trouwe heidensche knechten en een brief van vrijgeleide, om te reizen door het land der Arabieren, die zeer wreed zijn; zeven kameelen schonk de Soudaan hun bovendien.
Toen de koopman en Claes halverwege Alkarië en Jeruzalem waren gekomen, wat geschiedde er? De koopman werd ziek aan den menisoen, en stierf, na zijn ziel te hebben gegeven in de handen Gods.
Mogen allen, die God vreezen, sterven, als hij.
Ze waren nog twaalf dagreizen van Jeruzalem, en ook een der trouwe heidensche knechten werd ziek, en stierf aan den menisoen. Nu was Claes bijna alleen in 't land der Arabieren; in den nacht brak hij het heilige hout, God smeekende om genade, want anders wist hij niet te doen. De stukken verborg hij onder zijn kleeren.
Den dag daarop maakte hij zich gereed om naar Jeruzalem te trekken, waar hij zonder veel avonturen aankwam, en vandaar reisde hij naar Jaffa, waar hij een schip vond.
Hij vroeg de bootslieden:
“Waarheen gaat dit schip?” En ze antwoordden hem:
“Naar Venetië.”
Nauwelijks had hij plaats genomen, of de wind werd goed, en waaiende, waaiende, dreef de wind 't schip in zoo korten tijd naar Venetië, dat het zeer mirakelijk was, een mirakel Gods.
In Venetië ontmoette hij alras een goed man, die met Bladzijde 85een groot schip naar Londen wilde varen. Londen is een stad in Engeland.
Claes ging dan scheepwaart, en de wind woei. Zij kwamen in zoo korten tijd in Engeland, dat iedereen, die 't hoorde, zich verbaasde. En Claes ging naar Dover, en vandaar naar Vlaanderen, en hij kwam in Brugge aan. Daar borg hij 't hout in een gesloten kist, en hij trok naar Armegië en naar andere landen, drijvende koopmanschap, totdat de tijd was gekomen, om te huwen: want hij had gelds genoeg. Zijn oogen zochten, en ze vonden een jong meisje, Margaretha Tristram was haar naam, en na Claes' dood is zij getrouwd met Uutenhoven.
Toen Claes twee jaren met haar in den echt had geleefd, toonde hij haar het kistje, waarin geborgen was het heilige hout, en hij zeide tot haar:
“Ik ga naar Dordrecht, omdat ik daar geboren ben, en ik neem mee een stuk van het kruis.”
Hij ging voor het kapittel der Groote Kerk, en hij deed de kerkmeesters beloven, dat zij voor hem en zijn gezin zouden bidden en doen bidden, eeuwiglijk. En zij beloofden het hem. Op deze voorwaarden gaf Claes de kerk een stuk van 't kruis onzes Heeren, Jesu Christi.
De kerkmeesters lieten maken een kruis van fijn goud, waarin zij het heilig hout legden, en ze zetten het kruis op een altaar, het altaar van den Heiligen Hout, aan de noordzijde.
Dus alle geloovigen wilt aanbidden het Heilige Hout, waarin onze zaligheid is gewrocht.
En in 't jaar één duizend vierhonderd zeven en vijftig verbrandde de Groote Kerk met alle andere huizen, groote en kleine, staande aan de poortzijde, en de huizen van de Vuylpoort tot aan het Minnebroedersklooster.
En alles wat in de Groote Kerk was, verbrandde, behalve steen en ijzer. Zilver, goud, koper, lood, en de klokken smolten en alles, wat het Heilig hout bevatte, ja het verbrandde of smolt. Alleen 't Heilig hout spaarde God.
Bladzijde 86Toen de brand over was, trok de deken der kerk, meester Jan van Egmond Aalbertsz—een zeer vroom man—met vele Heeren en burgers, en kerkmeesters, Willem Duyck, den zoon van Arend Duyck en vrouwe van Naarssen, en Jan van Muylwijck, die later de banier heeft gedragen voor Utrecht en Deventer, en met ontelbaar volk, wereldlijk en geestelijk, en ze zochten 't in de asch voor het verbrande altaar.
En toen ze 't vonden, was 't week, of 't van was geweest ware, maar daarna werd het hard en stijf als hout. Men toonde het aan het volk, en daarna elken Goeden Vrijdag en op den Paaschdag.
Het heilig hout heeft Claes Scoutet de kerk gegeven, en hij was vroeger een burger van Dordrecht, en hij toog naar Brugge. Brugge is een stad in Vlaanderen.
Aldaar werd hij burger en hij stierf aldaar.
God zij zijn ziel genadig. Deo gratias. Bladzijde 87