Читать книгу Nederlandsche Sagen en Legenden - Josef Cohen - Страница 41
Figuur 7.
Оглавление“O, waarde moeder Gods, gij moet mij helpen”
Bladzijde 88“Ik kan u niet helpen, want gij hebt het niet verdiend, dat men u helpen zal.”
“O Maria, hoe is Uw naam en hoe pleegt men U te noemen?”
“Sommigen noemen mij de moeder Gods, anderen de vrouwe der engelen of de koningin van het Hemelrijk of een ster der zee of de lieve moeder Gods Maria.”
“O! waarde moeder Gods Maria—Gij hebt nog een anderen naam, zooals het staat in salve regina.”
“Men noemt mij ook de barmhartige moeder Gods.”
“O lieve Maria en moeder der barmhartigheid, dien naam meen ik en ik hoop, dat Gij dien door mij niet zult verliezen. En zoo Gij mij niet helpt, verliest Gij Uwen goeden naam.”
Toen sprak Maria, de moeder Gods, tot haar lief kind Jezus:
“O! lief kind, ontferm U over dezen zondaar.”
“Lieve moeder, hij heeft mij verzaakt, ik keur hem geen genade waardig.”
Toen nam het beeld van Maria haar lieve kind Jezus en zette het op het Altaar, en knielde neder voor het Altaar, biddend zonder einde, en zeggend:
“Lieve kind! ontferm U over den zondaar.”
“Lieve moeder, de deur des hemels is hem ontzegd.”
“Lieve kind, is hem de deur ontzegd, laat mij dan het venster wezen, opdat hij door Mij mag komen in het eeuwige leven. Want ik ben het venster des Hemels.”
“Lieve moeder! ik zal Uwen wil doen.”
Maria, de barmhartige moeder Gods, zeide tot den zondaar:
“Ga heen en wil niet meer zonde bedrijven. Maar biecht uw boosheid en beter uw leven.”
De man dankte en loofde Maria, de moeder Gods en ging blijde en vertroost heen. Hij ontdeed zich van al het goed des Duivels, en hij ging in een klooster, waar hij God en Maria diende en zijn zondig leven beterde. Bladzijde 89