Читать книгу Nederlandsche Sagen en Legenden - Josef Cohen - Страница 40
Maria, het Venster
ОглавлениеEr was een geleerd man, rijk van goed, maar onrein van leven. Al zijn geld verspilde hij in zonde. En toen hij niets meer had, was hij bedroefd en ver van der menschen huizen ging hij in eenzaamheid. Niet wist hij, wat te beginnen zonder rijkdom, en alles wilde hij bedrijven, om het geld weder te winnen. De Duivel kwam tot hem, zeggend:
“Waarom ben je zoo droeve?”
De geleerde man vertelde hem, wat er was geschied. De duivel sprak:
“Wil je doen, wat ik, raad—ik zal je geven aan rijkdom genoeg.”
De man beloofde, dat hij den raad wilde opvolgen, wat het ook wezen mocht.
“Dan moet je God verzaken en Zijne moeder Maria,” zeide de Duivel.
Op dezen raad verzaakte hij zijn God, maar met zware moeite kwam hij ertoe, om Maria, de moeder Gods, te verzaken. Maar hij verzaakte Haar om der wille van den rijkdom. Daarom gaf de Duivel hem veel goud, en hij leefde een langen tijd in groote zonde. Ten laatste keerde hij tot zichzelven in:
“O! onzalig mensch, wat heb je gedaan? Je hebt God verzaakt en Zijn moeder Maria. Sterf je in deze zonden, zoo ben je eeuwig verdoemd.”
Hij ging in een kerk en viel op zijn knieën voor het beeld van Maria en smeekte zeer innig, dat Zij zich zijner zou ontfermen en voor hem bidden zoude. Hij liet niet af, bad altijd en bedreef grooten rouw vanwege zijn zonde. Ten laatste sprak de barmhartige moeder Gods tot den armen zondaar:
“Ik kan u niet helpen, want gij hebt uw God en uw Schepper en mij verzaakt.”
“O waarde moeder Gods, gij moet mij helpen, want anders ben ik verdoemd voor eeuwig.”