Читать книгу De Hoovenier - Rabindranath Tagore - Страница 11
IX.
ОглавлениеAls ik des nachts alleen naar de samenkomst van minne ga, dan zingen de voogels niet, de wind roert zich niet, stom staan de huizen ter weerszij van de straat.
Het zijn mijn eigen enkel-ringen, die luidruchtig worden bij elken stap, en ik schaam mij.
Als ik op mijn balkon zit en naar zijn voetstap luister, dan ritselen de bladen niet aan de boomen, het water in de rivier is stom als het zwaard op de knieën van een ingeslapen schildwacht.
Het is mijn eigen hart dat wild slaat—ik weet niet hoe ik het zal doen bedaren.
Als mijn geliefde komt en aan mijn zijde zit, als mijn lijf beeft en mijn oogleeden needergaan, dan wordt de nacht donker, de wind blaast de lamp uit, en de wolken trekken sluyers oover de starren.
Het is het juweel op mijn eigen borst dat glans en licht geeft. Ik weet niet hoe ik het moet verbergen.