Читать книгу De Ellendigen (Deel 5 van 5) - Victor Hugo, Clara Inés Bravo Villarreal - Страница 11
Boek I
De oorlog tusschen vier muren
Elfde hoofdstuk
Het geweerschot dat niets mist en niemand doodt
ОглавлениеHet vuur der aanvallers hield aan. Het geweer- en het schrootvuur wisselden elkander af, zonder inderdaad veel schade te veroorzaken. Alleen het bovengedeelte van den gevel van Corinthe leed; het venster der eerste verdieping en de dakvensters, die door geweerkogels en kartetsen doorboord waren, verloren hoe langer hoe meer allen vorm. De strijders die er geposteerd waren, hadden zich moeten verwijderen. ’t Is overigens een tactiek bij den aanval van barricaden lang het geweervuur gaande te houden, ten einde de munitie der opstandelingen uit te putten, zoo zij den misslag begaan het vuur te beantwoorden. Zoodra men aan de verflauwing van hun vuur bespeurt, dat zij noch lood noch kruit meer hebben, gaat men tot de bestorming over. Enjolras was in dien strik niet gevallen; de barricade antwoordde niet.
Bij ieder pelotonsvuur, stak Gavroche zijn tong uit, ten teeken van de hoogste verachting.
„Goed,” zeide hij, „scheurt linnen. Wij hebben pluksel noodig.”
Courfeyrac verweet het schrootvuur zijn weinige uitwerking en zeide tot het kanon:
„Ge begint te beuzelen, goede man.”
Men intrigueert in een gevecht als op een bal.
’t Is waarschijnlijk dat deze stilte der barricade de belegeraars begon te verontrusten en hun iets onverwachts deed vreezen; dat zij de noodzakelijkheid beseften van helder door dien hoop steenen heen te zien en te weten wat achter dien gevoelloozen muur gebeurde, die de schoten ontving zonder ze te beantwoorden. Eensklaps zagen de belegerden een helm, die op een naburig dak in de zon glinsterde. Een pompier stond tegen een hoogen schoorsteen als op schildwacht. Zijn blik viel lijnrecht in de barricade.
„Dat is een lastige toeschouwer,” zei Enjolras.
Jean Valjean had aan Enjolras diens karabijn wedergegeven, maar hij had zijn geweer.
Zonder een woord te spreken, legde hij op den pompier aan, en een seconde later viel de helm door een kogel getroffen kletterend op de straat. De verschrikte soldaat verdween in haast.
Een tweede opmerker nam zijn plaats in. Deze was een officier, Jean Valjean, die zijn geweer weder geladen had, legde op den nieuw aangekomene aan en deed den helm van den officier den helm van den soldaat opzoeken. De officier toefde niet, maar verwijderde zich in allerijl. Ditmaal werd de waarschuwing begrepen. Niemand verscheen meer op het dak, en men zag er van af, de barricade te bespieden.
„Waarom hebt ge den man niet gedood?” vroeg Bossuet aan Jean Valjean.
Jean Valjean antwoordde niet.