Читать книгу De Ellendigen (Deel 5 van 5) - Victor Hugo, Clara Inés Bravo Villarreal - Страница 9
Boek I
De oorlog tusschen vier muren
Negende hoofdstuk
Aanwending van het oude wildstrooperstalent en van het onfeilbaar schot, dat op de veroordeeling van 1796 van invloed is geweest
ОглавлениеDe meening in de barricade was verschillend. Het kanon zou weder gelost worden. Onder zulk een schrootvuur kon men het niet langer dan een kwartieruurs uithouden. ’t Was een volstrekte noodzakelijkheid het schrootvuur onschadelijk te maken.
Enjolras gaf bevel:
„Er moet daar een matras gelegd worden.”
„Men heeft er geene,” zei Combeferre. „De gekwetsten liggen er op.”
Tot hiertoe had Jean Valjean, op den hoek der herberg, alleen, op een straatpaal, met het geweer tusschen de knieën gezeten, aan ’t geen plaats had niet het minste deelgenomen. Hij scheen de omstanders niet te hooren, die tot elkander zeiden: „Ziedaar een geweer, dat niets uitricht.”
Toen Enjolras het bevel gaf, stond hij op.
Men herinnere zich dat, bij de komst van den volkshoop in de straat Chanvrerie, een oude vrouw een matras voor haar venster had gehangen, om zich tegen de kogels te beveiligen. ’t Was een dakvenster van een huis met zes verdiepingen, dat even buiten de barricade stond. De matras rustte onder op twee droogstokken en hing boven aan twee touwen, die aan spijkers in ’t kozijn waren gebonden. Men zag deze twee touwen duidelijk, maar fijn als een draad.
„Kan iemand mij een karabijn met dubbelen loop leenen?” zei Jean Valjean.
Enjolras, die de zijne weder geladen had, reikte ze hem.
Jean Valjean legde aan op het dakvenster en schoot.
Een der twee touwen van de matras was stuk geschoten. De matras hing nu nog slechts aan één touw.
Jean Valjean loste het tweede schot. Het tweede touw sloeg tegen de glasruiten van het dakvenster; de matras gleed tusschen de twee droogstokken en viel op de straat.
De barricade juichte.
Alle stemmen riepen:
„Wij hebben de matras!”
„Ja,” zei Combeferre, „maar wie zal ze halen?”
De matras was inderdaad buiten de barricade tusschen de belegerden en de belegeraars gevallen. Aangezien de dood van den sergeant der kanonniers de troepen had verbitterd, hadden de soldaten zich sedert eenige oogenblikken achter de rij steenen, door hen opgericht, plat op den buik gelegd en tegen de barricade het vuur geopend, in afwachting dat het kanon, ’t welk gedwongen was te zwijgen, weder bediend kon worden. De opstandelingen beantwoordden het geweervuur niet, om hun munitie te sparen. De kogels stieten af tegen de barricade, maar vlogen vreeselijk in de straat terug.
Jean Valjean ging door de snijding in de straat, te midden van den kogelregen, naar de matras, raapte ze op, laadde ze op zijn rug en kwam in de barricade terug.
Hij zelf legde de matras in de snijding en plaatste ze zoodanig tegen den muur dat de artilleristen ze niet zagen.
Toen dit verricht was wachtte men het schrootvuur af. Het bleef niet lang uit.
Het kanon braakte brullend zijn kogels; zij werden niet meer teruggekaatst, maar smoorden in de matras. De verwachte uitkomst was verkregen. De barricade was behoed.
„Burger,” zei Enjolras tot Jean Valjean, „de republiek dankt u.”
Bossuet bewonderde en lachte. Hij riep:
„’t Is onzedelijk, dat een matras zooveel macht heeft. ’t Is de zegepraal van ’t geen buigt op ’t geen woedt. Om ’t even, eere zij de matras, die een kanon machteloos maakt!”