Читать книгу Italië in de Middeleeuwen: Gedurende duizend jaar (305-1313) - H. B. Cotterill - Страница 8

Platen.

Оглавление

Inhoudsopgave

Plaat
1. Dante Titelplaat
Bronzen borstbeeld. Napels, Museo Nazionale. Het gezicht is misschien genomen naar het Bargello-masker, dat, naar men zegt, na zijn dood is gemaakt. In ieder geval is het een mooi stuk werk en geeft het in overeenstemming met onze verwachting een zeer bevredigende voorstelling van het uiterlijk van den dichter der Divina Commedia. Het herstelde Bargello-fresco, dat oorspronkelijk misschien door Giotto is gemaakt, geeft eerder den minnaar van Beatrice en den schrijver van de Vita Nuova weer.
2. Slag bij de Saxa Rubra 8
Gedeelte van den Triumfboog van Constantijn, Rome. Het groteske en ruwe relief in het midden, dat van 312 ongeveer dateert, stelt den slag van de Saxa Rubra, bij den Pons Milvius voor, waar Maxentius verdronk. Zie blz. 3 en 35. De reliefs daarboven, die veel fraaier zijn, dagteekenen uit den tijd van Trajanus en de Antonini. Zie blz. 230. In een Stanza van het Vaticaan is een beroemd fresco, dat hetzelfde voorstelt, geteekend door Raffael en geschilderd door Giulio Romano.
3. Borstbeelden van Constantijn den Groote en Julianus 16
Uffizi, Florence, en Museum van het Capitool, Rome. Wat Constantijn’s krullen en opschik betreft, zie blz. 45 n. Of het borstbeeld van Julianus echt is, wordt betwijfeld, daar de inscriptie middeleeuwsch is.
4. S. Paolo fuori le mura, Rome 24
Gesticht in 388 door Theodosius en Valentinianus II. Zie blz. 52 en onder Kerken in den Index. Afgebrand in 1823, behalve het koor en de apsis. De reconstructie (1824–54) volgens het oude plan is zeer indrukwekkend en het meer moderne karakter van sommige veranderingen verhindert niet, dat het gebouw een van de meest grootsche nog bestaande basilieken is.
5. S. Maria Maggiore, Rome 32
Zie Index onder Kerken.
6. Kansel, S. Ambrogio, Milaan 40
Met de zoogenaamde tombe van Stilicho. Daar hij te Ravenna (zie blz. 70) gedood is, zal hij waarschijnlijk niet hier begraven zijn. De sarcophaag dagteekent van 500 ongeveer. De oude Longobardische kansel werd omstreeks 1100 verwijderd gedurende een herstelling, en later in Romaanschen stijl weder opgericht, omstreeks 1200. Sommige van de grillige reliefs dateeren misschien van 800, of zelfs van 500.
7. Mausoleum van Galla Placidia, Ravenna 48
Zie blz. 79, 231, 241. De sarcophaag in het midden is die van de keizerin. Die aan den rechter- en aan de linkerkant (deze laatste is onzichtbaar) zijn, naar men vooronderstelt, de tomben van haar echtgenoot, Constantius III en haar zoon, Valentinianus III.
8. Paus Leo en Attila 56
Fresco, geschilderd door Raffael, in een van de Stanze van het Vaticaan. Zie blz. 90. Raffael brengt het tooneel over naar de nabijheid van Rome (Colosseum op den achtergrond) en geeft Leo I de gelaatstrekken van Leo X (vgl. plaat 29). Wat het voorkomen van Attila betreft, zie blz. 84. Opmerking verdient, dat de H. Petrus en de H. Paulus alleen door de Hunnen gezien worden. In de St. Pieter, boven het altaar van Leo I, is een theatraal relief van Algardi (c. 1650), dat hetzelfde tooneel voorstelt.
9. Munten; van Constantijn I tot Justinianus (c. 306–565) 64
Zie aanteekeningen, blz. 103–05.
10. Doopvont van de orthodoxen, Ravenna 72
Zie blz. 80, 241. De koepel, evenals die van de S. Vitale, is samengesteld uit buizen van terra-cotta. Zie blz. 237.
11. Mausoleum van Theoderik, Ravenna 80
Zie blz. 148–49.
12. S. Apollinare Nuovo, Ravenna 88
Zie beschrijvingen op blz. 151–53, 241.
13. S. Pietro in Ciel D’oro, Pavia 96
Zie onder Kerken in den Index. De kerk was oorspronkelijk (als zij nog niet ouder was) Longobardisch, misschien gesticht door Agilulf, c. 604; maar zij is in Romaanschen stijl herbouwd. Het grootste gedeelte van het portaal dagteekent van 950 tot 1000. Voor de tombe van Boëthius zie blz. 157 en voor die van den H. Augustinus zie de beschrijving van plaat 52 (1). Koningen van Italië (zie verklaring van plaat 19) werden soms gekroond te Pavia, de oude hoofdstad der Longobarden, in de S. Pietro of anders in de S. Michele, die toen de kathedraal was.
14. Boëthius 104
Zie blz. 155–59. Het schilderij, een fantasie of misschien gemaakt naar een oud portret, is een werk van Giovanni Santi, den vader van Raffael. Het bevindt zich in de Barberini-galerij, te Rome.
15. Monasterio del Sacro Speco, Subiaco 112
Zie blz. 166. De kerk en het klooster, en ook de Abdij-kerk van Monte Cassino en Collemaggio te Aquila (plaat 49) hebben naar men zegt, zeer geleden door de geweldige aardbeving van den 13en Januari, 1915.
16. S. Vitale, Ravenna 120
Zie onder Kerken in den Index. Vgl. plaat 23.
17. Mozaïeken van Justinianus en Theodora, Ravenna 128
Zie blz. 179, 242.
18. S. Apollinare in Classe, Ravenna 136
Zie onder Kerken in den Index. Voor de mozaïeken, zie blz. 242
19. (I). De IJzeren Kroon 144
Deze kroon wordt bewaard in de schatkamer van de kathedraal te Monza (zie blz. 226 n.). Met deze kroon werden, naar men zegt, de Longobardische koningen gekroond, te Pavia, hun hoofdstad, of te Milaan (b.v. Agilulf) of misschien te Monza. De Frankische en Duitsche monarchen tot Hendrik II (1002), schijnen als koningen van Italië gewoonlijk te Pavia, maar later ook te Milaan, gekroond te zijn. De “Italiaansche” koning Berengarius II (c. 950) werd te Pavia gekroond. Frederik Barbarossa, die met Milaan in oorlog was, werd te Monza, of misschien te Pavia, welke stad zijn partij koos, c. 1155 gekroond. Sinds dien tijd is de IJzeren Kroon te Monza bewaard. Karel V kroonde zichzelf met deze kroon te Bologna in 1530 en Napoleon werd er in 1805 mede gekroond (te Milaan). In 1859 werd zij door de Oostenrijkers medegenomen, maar in 1866 teruggegeven. Misschien was het oorspronkelijk een eenvoudige ijzeren kroon of was alleen de binnenste ring van ijzer (dien men op de plaat kan zien); volgens de overlevering was deze ring gemaakt van een der spijkers van het Kruis, die door Helena uit Jeruzalem waren gebracht (zie blz. 37, noot 3). Het gouden, met juweelen bezette, uitwendige dagteekent misschien van het jaar 1100 ongeveer. Het is een eenvoudiger en waarschijnlijk een later werk dan de kroon, die er onder is afgebeeld. Muratori verwerpt de legende van den spijker. Bonincontro, een kroniekschrijver van Monza uit de veertiende eeuw, vermeldt de legende niet, ofschoon hij over de ijzeren kroon spreekt en ons vertelt, dat ijzer een sterk en koninklijk metaal is. Er waren, naar men meende, talrijke spijkers van het Kruis (zie blz. 37). Het verhaal zal, wanneer het zijn oorsprong er niet aan te danken heeft, toch zeer zeker bevestigd zijn door het feit, dat Matteo Villani (c. 1350) deze kroon de Sda Corona noemde, hetgeen verkeerdelijk werd uitgelegd als Sancta Corona, terwijl het beteekent Seconda Corona; de eerste kroon was de zilveren te Aken en de derde de gouden te Rome.
(II). De zoogenaamde Kroon van Karel den Groote 144
Deze prachtige kroon, versierd met een kruis en een boogvormigen diadeem, wordt bewaard in de keizerlijke schatkamer te Weenen, (in den “Hofburg”). Over den tijd, wanneer zij is gemaakt, bestaat groot verschil van meening. Sommigen, zooals Bock, met wien ik het eens ben, zijn overtuigd, dat de kroon zelf een vroeg Italiaansch werk is en dat de diadeem met den naam Koenraad (Chuonradus) een bijvoegsel van later tijd is. Wanneer dit zoo is, bestaat de mogelijkheid, dat dit werkelijk de kroon is, die door Leo III gebruikt werd om Karel den Groote te kronen. Maar sommige Duitschers, zooals v. Falke, die een fraai geïllustreerde monografie over dit onderwerp heeft geschreven, verzekeren, dat de beide deelen zonder twijfel in Duitschland zijn gemaakt en zij houden vol, dat het geheel onmogelijk iets anders kan zijn dan een werk uit de elfde eeuw en dus een keizerlijke diadeem moet zijn, die bepaaldelijk (te Mainz?) vervaardigd is voor de kroning van Koenraad II en zijn gemalin Gisela in het jaar 1027 (zie blz. 310). Er bestaat ook een verzameling van prachtige broches, loovertjes, oorringen, halskettingen enz., die gevonden zijn bij het graven in een straat te Mainz, niet zoo heel lang geleden; deze voorwerpen lijken in bewerking zeer op de boogvormige kroon en kunnen wel door Gisela bij de kroning gedragen zijn. Zij was een zeer energieke en eerzuchtige vrouw. Door haar moeder stamde zij van Karel den Groote af, en nadat zij tweemaal getrouwd was geweest, trad zij in het huwelijk met Koenraad, toen deze nog slechts een Graaf was. Zij rustte niet, voordat zij bereikt had, dat hij en zij zelf met den keizerlijken diadeem te Rome gekroond waren, bij welke gelegenheid er veel bloed werd vergoten door de twisten tusschen de Duitschers en de Romeinen, zooals zoo dikwijls gebeurde, en ook door den naijver tusschen de aartsbisschoppen van Ravenna en Milaan. De boogvormige diadeem heeft, in parels, het opschrift: Chuonradus Dei gratia Imperator Augustus. De kroon zelf bestaat uit edelgesteenten, gouddraadwerk en parels; er zijn drie afbeeldingen in email op, die het volgende voorstellen: (1) Christus, tusschen de twee aartsengelen, als Koning der Koningen. (2) David als de Koning van den Manlijken Moed. (3) Salomo, als de Koning der Rechtvaardigheid en Wijsheid. (4) Hiskia, als de Koning der Vroomheid.
20. Theodelinda’s Kip en Kuikens, Monza 152
Zie aanteekening op blz. 226. Misschien stellen zij het Longobardische koninkrijk en zijn zeven provincies voor. Zij zijn van verguld zilver. De koperen plaat, waarop zij staan, is modern.
21. (I) S. Maria in Cosmedin, Rome 160
Dicht bij den Tiber en den ronden Tempel, die vroeger de Tempel van Vesta heette. Gebouwd c. 775. Niet groot, maar inwendig zeer mooi door haar verhoudingen. De klokketoren (uit de achtste eeuw) is een goed voorbeeld van een Romeinschen campanile. Zie den Index onder Campanile.
(II) De Phocas-zuil, Rome 160
Op het forum. Eeuwen lang was deze zuil bekend als “de naamlooze zuil met begraven voetstuk”.1 Na de uitgraving, die met hulp van Engelsch geld geschiedde, bleek uit de inscriptie, dat de zuil, die uit een antiek gebouw genomen is, in 608 door den Exarch Smaragdus was opgericht ter eere van den gehaten tyran Phocas, van Constantinopel, wiens verguld standbeeld op den top stond.
22. S. Clemente, Rome 168
De boven-kerk. Zie onder Kerken in den Index.
23. S. Vitale, Ravenna 176
Zie onder Kerken in den Index. Vgl. plaat 16.
24. Mozaïeken in de S. Pudenziana en S. Prassede, Rome 184
Zie de beschrijving op blz. 239 en blz. 487. De twee heiligen waren dochters van Pudens, die te Rome de gastheer van den Heiligen Petrus was, en de eerstgenoemde kerk is, naar men vertelt, gebouwd op de plaats van het huis, waar de apostel verblijf hield. Men ziet op het onderste gedeelte van de plaat, dat Paus Paschalis (817–824), die een model van zijn kerk in de hand draagt, een vierkanten nimbus heeft, een aanduiding, dat hij nog in leven was, toen het mozaïek werd gemaakt. Opmerking verdient ook de phoenix op den palmboom met een stralen-nimbus.
25. S. Pietro, Toscanella 192
Zie blz. 249 en onder Kerken in den Index.
26. S. Maria Maggiore, Toscanella 200
Zie blz. 250 en onder Kerken in den Index.
27. Kathedraal en S. Fosca, Torcello 208
Zie blz. 251 en onder Kerken in den Index. Wat den marmeren zetel op den voorgrond betreft (“de stoel van Attila”) zie blz. 254 n. noot.
28. Kathedraal van Grado 216
Zie blz. 89 en 253. Grado en Aquileia, beide oude Italiaansche steden, die in nauw verband staan met de geschiedenis van Italië, zijn meer dan een eeuw geleden in de macht van Oostenrijk gekomen. In 568, toen de Longobarden over de Venetiaansche Alpen kwamen, vluchtten de burgers van Aquileia (dat na de verwoesting door Attila in 452 weder opgebouwd was) voor de tweede maal naar Grado. De Patriarch, Paulinus, had alle reliquieën en schatten van de kerken van Aquileia meegenomen, en zijn opvolger, Elias, verwierf den titel van Patriarch van Grado. De Patriarch Elias (c. 578) bouwde de tegenwoordige Kathedraal van Grado, zonder twijfel op de plaats van een oudere kerk, terwijl hij als voorbeeld de basilieken van S. Apollinare te Ravenna nam. De zuilen en de mozaïekvloer zijn blijkbaar van de oude kerk (Byzantijnsch-Oost-Gotisch). Belangwekkend is de kansel met merkwaardige reliëfs (Oost-Gotisch? Lombardisch ?) van de evangelische dieren en een Venetiaanschen (Byzantijnschen) troonhemel. Opmerking verdient de zilveren pala (schopvormig schilderstuk) en de (dertiende-eeuwsche?) fresco’s in de apsis. Aan de kerk is een oud baptisterium gebouwd, dat steenen luiken heeft, evenals te Torcello. De kerk is dikwijls hersteld en waarschijnlijk zal men onder het pleister van het triforium wel mozaïeken of fresco’s kunnen vinden. In deze kerk wordt de oude middeleeuwsche liturgie van het patriarchaat van Grado gezongen, de Cantus patriarchinus.
29. De schenking van Constantijn aan Silvester 224
In de Stanze van het Vaticaan. Geschilderd door Raffaello da Colle, en waarschijnlijk ontworpen door Raffael. Silvester heeft de gelaatstrekken van Clemens VII. Als toeschouwers zijn geschilderd Raffael’s vriend Castiglione en zijn leerling Giulio Romano. De behandeling heeft plaats in de oude basiliek van St. Pieter.
30. S. Miniato, Florence 232
Zie blz. 399 en Index.
31. Tombe van Beatrice, moeder van Gravin Mathilda, Campo Santo, Pisa 240
In de eerste plaats is deze graftombe merkwaardig in verband met de beroemde Gravin Mathilde, wier moeder, Beatrice, de gemalin was van Bonifacius, den Markies van Toskane (blz. 311, 315, 385; de voorganger van Bonifacius was de Markies of Markgraaf, Ugo, die door Dante il gran barone wordt genoemd en wiens graftombe wel bekend is bij de bezoekers van de Florentijnsche abdij en wiens moeder, Willa, de oprichtster is van de oorspronkelijke abdij). Bonifacius stierf in 1052 en Beatrice, die met Godfried van Lotharingen was gehuwd, werd gevangen genomen door Hendrik en met haar dochter Mathilde naar Duitschland gevoerd; maar zij werden in 1056 in vrijheid gesteld en Beatrice stierf, zoo op de tombe staat, eerst in 1076, een jaar voor de gebeurtenis te Canossa; Mathilde volgde haar op. Sommigen nemen aan, dat haar lichaam eerst in 1116 in deze oude (laat-Romeinsche) sarcophaag werd geplaatst. De hexameter beteekent: “Ofschoon ik een zondares was, heette ik toch Vrouwe Beatrix.” Men verwacht tevergeefs, dat de volgende woorden een pentameter zullen vormen, b.v. In tumulo jaceo quae comitissa fui. Het beteekent: “In een tombe geplaatst lig ik hier, die een gravin was”. De pentameter is misschien bedorven door een ongeletterden steenhouwer om een rijm te maken. Hij had het ook moeten veranderen in “In tumulum missa” .... Wat betreft het verband van dit relief met Niccolò, zie men blz. 497.
32. Ingang van het Baptisterium, Volterra 248
Het achtzijdige Baptisterium dagteekent oorspronkelijk misschien uit de zevende eeuw. Het eenvoudig versierde portaal met zijn mooie verhoudingen is een goed voorbeeld van Toskaansch-Romaansche bouworde, onafhankelijk van den Pisaanschen stijl; ook de rijkere façades van de kerken te Toscanella zijn goede voorbeelden daarvan (plaat 25 en 26).
33. Cappella Palatina, Palermo 256
“Kapel van het Paleis”, gebouwd aan het koninklijk paleis van de Noormannen te Palermo. Het is de stijl der Noormannen, waarbij men den Saraceenschen invloed zeer goed kan herkennen. Gebouwd in 1130 ongeveer door Koning Roger. De muren, bogen en apsis zijn rijk versierd met prachtige mozaïeken uit de Siciliaansche school der Noormannen (zie blz. 402 en 403). Merkwaardig zijn de flauw gespitste bogen, die (evenals te Monreale) eenigen Arabischen invloed vertoonen. Zie plaat 43.
34. Roger van Sicilië, door Christus gekroond 264
Mozaïek in La Martorana, Palermo. Zie blz. 362 en 405.
35. Graftombe van Koning Roger 272
In de Kathedraal van Palermo. In de andere porfieren sarcophagen zijn neergelegd Frederik II (plaat 47), zijn vader, Hendrik VI, zijn moeder, de Keizerin Constantia (de dochter van Roger) en in een oude Romeinsche sarcophaag ligt de gemalin van Frederik, Constantia van Arragon. Ongeveer 1780 werden deze sarcophagen uit een zijkapel gehaald, en, nadat zij waren geopend en onderzocht, onder deze baldachini geplaatst.
36. Kathedraal te Palermo 280
Oorspronkelijk gebouwd door Aartsbisschop Offamilio (Walter of a Mill), in de plaats van een oude kerk, die in een moskee was veranderd. De zuid-zijde van de kathedraal en de oostzijde dateeren voornamelijk uit 1170–1200 en vertoonen vele merkwaardige aanwijzingen van Saraceenschen invloed. (De gevel boven het prachtige portaal aan de zuid-zijde is er in de vijftiende eeuw bijgevoegd en de minder fraaie koepel dagteekent van 1800). De west-zijde is uit later tijd (c. 1350); zij is door een boog, die de straat overspant, verbonden aan een grooten, ouden klokketoren, waarvan het bovenste gedeelte hersteld is.
37. S. Marco, Venetië 288
Zie onder Kerken in den Index.
38. Baptisterium, Florence 296
Zie blz. 69.
39. Kathedraal te Ferrara 304
Dit is een goed voorbeeld van den overgang van de Romaansche tot de Gotische bouworde. Het beneden-gedeelte dagteekent uit 1130 ongeveer, en niet alleen de onderste arcade en de deuren, maar ook de voornaamste eigenschappen van het geheele gebouw zijn Romaansch. Toch kan men een Gotischen invloed zeer duidelijk aanwijzen en het geheel voldoet niet, ofschoon het gebouw indrukwekkend is. Het vooruitspringende portaal is er later bijgevoegd, en is gedeeltelijk Romaansch van stijl, met leeuwen, en gedeeltelijk Venetiaansch-Gotisch.
40. Baptisterium, Kathedraal en Klokketoren te Pisa 312
Zie blz. 397–98 en onder Kerken in den Index.
41. Kathedraal S. Martino, Lucca 320
Zie blz. 249 en 398. Wat betreft het ruiterstandbeeld van den H. Martinus, een werk van Guidetto, en de Afneming van het Kruis van Pisani zie men blz. 495 en 499. De klokketoren is een mooi voorbeeld van een Lombardischen campanile. Opmerking verdienen de uitgetande Ghibellijnsche tinnen (merli). Zie plaat 64.
42. La Collegiata, S. Gimignano 328
Zie blz. 400. Vgl. ook plaat 54. De kerk is rijk versierd met fresco’s van Benozzo Gozzoli, een leerling van Fra Angelico, Ghirlandajo, en anderen, en bevat een altaar, dat gewijd is aan S. Fina, de beschermheilige van de stad, en gemaakt door Benedotto da Maiano.
43. Kathedraal van Monreale, bij Palermo 336
Gebouwd door Willem den Goede, c. 1175–89. De prachtige torens en andere eigenaardigheden schijnen op den invloed van den bouwstijl der Noordelijke, misschien Engelsche Noormannen te wijzen. Zie blz. 402. De mooie lijnen van de flauw gespitste bogen geven wellicht een aanduiding van Saraceenschen invloed. Schitterende mozaïeken bedekken de muren en de apsis. Zie blz. 405–06.
44. Kathedraal te Cefalu 344
Wat de overeenkomst tusschen deze kerk en de St. Etienne te Caen betreft, zie blz. 402 noot. Voor de prachtige mozaïeken zie blz. 405; opmerking verdienen de anti-pauselijke kanteelen van den toren.
45. Munten. Van Heraclius tot Hendrik vii (c. 650–1313) 352
Zie aanteekeningen, blz. 407–09.
46. Castel del Monte 360
In Apulië, ongeveer 24 K.M. landwaarts van Trani, dat aan de kust van de Adriatische zee ligt. Gebouwd door Frederik II en veel door hem gebruikt om te jagen. Men vertelt, dat hij in dit kasteel zijn boek over de valkenjacht heeft geschreven, waarvan het handschrift zich in het Vaticaan bevindt. Hij stierf op een ander Apulisch kasteel, van Fiorentino, dicht bij Lucera.
47. Graftombe van Frederik ii, Kathedraal te Palermo 368
Zie aanteekening bij plaat 35. Toen de sarcophaag werd geopend, vond men het lijk van den Keizer, gewikkeld in Saraceensche gewaden; op zijn hoofd was een kroon; zijn schepter en een zwaard lagen naast hem.
48. Karel van Anjou, Rome 376
In het Museum van het Capitool, (op een ongunstige plaats, wat de belichting betreft.) Waarschijnlijk opgericht door de Romeinen na de afschuwelijke terechtstelling van den jeugdigen Konradijn in 1268, toen Karel, die hier gekleed ia in een Romeinsche toga, en schepter en kroon draagt, herkozen werd als Senator van Rome. Het gezicht is terugstootend door de ruwe en wreede trekken; de neus is “zeer groot”, zooals Gregorovius opmerkt, zeer terecht, want ook Dante, die Karel van Anjou in het Anti-purgatorium (in plaats van de hel, waar hij toch zeker had moeten zijn) ontmoet, maakt melding van zijn maschio naso en noemt hem nasuto (Purgatorio VII, 113). Deze gelaatstrekken kan Dante juist bij dit standbeeld hebben opgemerkt, toen hij in 1300 en 1301 te Rome was; en misschien heeft ook Giovanni Villani dit in Dante’s gezelschap gezien, want hij beschrijft Karel als iemand “met een wreed uiterlijk, een olijfkleurig gezicht en een grooten neus”. Zie blz 435 noot. Den grooten neus kan men ook zien op de munten van Karel. Zie plaat 45, munt 10 (blz. 408), waar het gezicht een sterke gelijkenis vertoont met dit standbeeld.
49. S. Maria di Collemaggio, Aquila 384
Aquila ligt in de Abruzzen. Deze kerk verdient onze aandacht in verband met de geschiedenis van den ongelukkigen kluizenaar, Paus Celestinus V, wiens graftombe men hier kan zien, en ook fresco’s, die zijn lotgevallen voorstellen en geschilderd zijn door een leerling van Rubens. Zie blz. 440 noot. De architectuur is ook zeer merkwaardig, daar het een voorbeeld is van den zuidelijken, waarschijnlijk twaalfde-eeuwsche, Lombardisch-Romaanschen bouwstijl, met prachtige roosvensters, maar met een voorgevel van ingelegd marmer, die een duidelijke aanwijzing is van Saraceenschen invloed. De kerk heeft erg geleden door de verschrikkelijke aardbeving van Januari, 1915. Men zegt, dat zij nu zeer gevaarlijk is en men is bezig haar te steunen, om te voorkomen, dat zij instort.
50. (I). Bonifacius, die het jubileum van 1300 afkondigt 392
Een fragment van een fresco van Giotto, aan een pilaar van het schip in de Basiliek van het Lateraan, te Rome. Het bewijst, dat Giotto nog kort voor het jaar 1300 te Rome was. (Zie blz. 488). Het bewijst ook, dat in dezen tijd Bonifacius de tweede kroon, die men bij het standbeeld kan zien (en ook zichtbaar is bij de figuur in de Grotte van de St. Pieter), niet had aangenomen. De oorspronkelijke hoofdbedekking van den Paus (tiara) was een kegelvormige muts van goudlaken, waarschijnlijk een navolging van de Phrygische κυρβασία, of van de apices der Romeinsche priesters. De eerste kroon werd misschien aangenomen door Bisschop Silvester op grond van de schenking van Constantijn den Groote. (In de onechte “Donatie” wordt het woord frigium, d. i. Phrygische muts, gebruikt). Waarom Bonifacius de tweede kroon heeft aanvaard, weet men niet; maar ik vermoed, dat het de souvereiniteit over Sicilië en Apulië waarnaar hij streefde, (zie blz. 442) moest aanduiden. De derde kroon van den “driedubbelen tyran”, zooals Milton hem noemt, werd, naar men weet, door Paus Urbanus V (die Avignon trachtte te verlaten) aangenomen; waarom hij dit gedaan heeft, is onbekend.
(II) Het standbeeld van Bonifacius VIII 392
Vroeger versierde het den voorgevel, maar nu staat het in den Duomo te Florence, waar het langs een grooten pilaar toornig schijnt te kijken naar het portret van Dante, die geschilderd is te midden van tooneelen uit de Inferno, waartoe hij zijn grooten vijand veroordeelde.
51. Tombe van Hendrik van Luxemburg 400
In den Campo Santo, te Pisa. Vervaardigd door een beeldhouwer van Siena, c. 1315.
52. (I) Tombe van den H. Augustinus 408
In de S. Pietro in Ciel d’oro, te Pavia. Zie plaat 13 en blz. 204 en 248. Het lichaam werd gered uit de handen der Saracenen, en van Sardinië door Liutprand, c. 723, meegenomen; het werd geplaatst in de oude Longobardische kerk, die door Agilulf gebouwd is. De tegenwoordige tombe, kwistig versierd met reliëfs en beeldjes, werd ongeveer 1370 vervaardigd. Toen de kerk een tijdlang als pakhuis is gebruikt (1844–75), werd de tombe naar de kathedraal gebracht en het gebeente werd gelegd in een glazen kist.
(II) Tombe van den H. Dominicus 408
In de S. Domenico, Bologna. Vasari zegt; dat het een vroeg werk (1231!) van Niccolò Pisano is, en voltooid door zijn leerling, Fra Guglielmo; maar waarschijnlijk is het in zijn geheel uitgevoerd door dien leerling, omstreeks 1267. Daar hij geen loon had ontvangen, stal de broeder, naar men vertelt, een rib van den heilige. Een van de engelen wordt gehouden voor een vroeg werk van Michelangelo.
53. Assisi 416
Klooster en boven-kerk (c. 1250) van de westzijde gezien. Het klooster is geseculariseerd.
54. S. Gimignano 424
55. S. Zeno (Maggiore), Verona 432
Een prachtige Romaansche basiliek uit de elfde eeuw (het koor is van 1260 ongeveer). Het gebouw met den toren en de uitgetande tinnen (de Ghibellijnsche merli) werd soms, naar men vertelt, door de Keizers als verblijf gebruikt, wanneer zij Italië bezochten.
56. De Paleizen Loredan en Farsetti, Venetië. 440
Beide in Venetiaansch-Romaanschen stijl van ongeveer 1150 en buitengewoon mooi door hun verhoudingen. Het Loredan (aan de linkerzijde) noemt Ruskin het prachtigste van alle paleizen aan het groote kanaal.
57. (1) Mozaïek in de S. Maria in Trastevere 448
Voor het bovenste gedeelte (ongeveer 1140) zie men blz. 488 en voor het algemeen karakter van dergelijke mozaïeken blz. 239–40.
(2) La Navicella 448
In het voorportaal van de St. Pieter, te Rome. Geschilderd door Giotto, of naar zijn ontwerp, misschien door Cavallini. Zie blz. 488. Het bovenste gedeelte in het bijzonder heeft belangrijke veranderingen ondergaan om het voor zijn tegenwoordige plaats in orde te maken. Het was oorspronkelijk in het atrium van de oude basiliek.
58. Kansel in La Trinità della Cava, bij Salerno 456
Zoowel de kansel als de spiraal-zuil voor de Paaschkaars zijn zeer fraaie voorbeelden van Zuid-Italiaansch “Cosmati” werk (c. 1250). Zie blz. 489.
59. Cosmati-tombe in S. Maria sopra Minerva, Rome 464
Zie blz. 489.
60. S. Croce, Florence 472
Zie blz. 492–93.
61. De kansel van het Baptisterium, Pisa 480
Een werk van Niccolò Pisano. Zie blz. 496–99.
62. De kansel te Ravello 488
Zie blz. 498–99. Ravello ligt niet ver van Amalfi.
63. De kansel te Siena 496
Zie blz. 499.
64. Palazzo pubblico, Siena 498
Een van de mooiste Italiaansch-Gotische paleizen. Zie blz. 494. De klokketoren, ongeveer 100 meter hoog, heet La Torre del Mangio en werd c. 1330–40 gebouwd; het paleis zelf werd tusschen 1289 en 1305 opgericht. Siena werd Welfsch in 1270 (zie blz. 477); derhalve hebben wij hier de vierkante Welfsche tinnen, welke men moet onderscheiden van de uitgetande Ghibellijnsche tinnen (merli) op de platen 41 en 55. Bij den Florentijnschen Palazzo Vecchio heeft het hoofdgebouw (c. 1300) de vierkante, en de toren (c. 1460) de uitgetande tinnen.
65. Kathedraal te Siena 500
Zie blz. 492.
Italië in de Middeleeuwen: Gedurende duizend jaar (305-1313)

Подняться наверх