Читать книгу Keur van Nederlandsche Synoniemen - Teunis Pluim - Страница 13
10. Ontrouw—trouweloos.
ОглавлениеZonder trouw.
Trouweloos handelt iemand, die van een vrijwillig aangegane verbintenis met voorbedachten rade afwijkt, om zich zelf te bevoordeelen en een ander nadeel te berokkenen; hij ontziet zich daartoe niet, valsch en laag te handelen. Trouweloos te zijn is dus min of meer een karaktertrek, d.w.z. de trouweloosheid blijft in den regel niet tot één geval beperkt. Op het gegeven woord van den trouwelooze, hoe plechtig bezworen, is geen staat te maken; hij is zelfs in staat zijn vriend te verraden of van diens geheimen misbruik te maken, als hij er voordeel in ziet. Hoewel hij mij plechtig beloofd had mijn plannen strikt geheim te houden, heeft hij ze toch aan mijn mededinger verraden; ik wist niet, dat hij zóó trouweloos was.
Ontrouw ziet meer op een bepaald geval. Het wijst óók wel aan, dat iemand een aangegane verbintenis niet nakomt, doch niet zoozeer, omdat dit in zijn karakter ligt, als wel tengevolge van veranderde inzichten; van eigenbelang behoeft niet eens sprake te zijn. Is de trouwelooze geheel en steeds zonder goede trouw, de ontrouwe is zulks slechts voor een bepaald geval. Hij is mij ontrouw geworden wil zeggen: hij heeft mijn partij verlaten—hoewel hij mij trouw beloofd had—maar hij kan daarom toch zijn nieuwe partij met de grootste trouw weer aanhangen.
Karel de Stoute werd door zijn gunsteling Campo Basso in den slag bij Nancy — verraden. Deze Italiaansche veldheer werd n.l. zijn vorst — en liep in 't beslissend oogenblik tot den vijand over.
De — dienstknecht leverde enkele brieven van zijn meester aan diens vijanden over.
Hij werd het oude geloof zijner vaderen —.
Zou hij zoo — zijn, dat hij zijn eigen broeder zou verraden?