Читать книгу Keur van Nederlandsche Synoniemen - Teunis Pluim - Страница 3
VOORBERICHT
ОглавлениеBIJ DEN EERSTEN DRUK.
Er is geen betere „stijloefening” dan het bestudeeren van synoniemen; hierdoor toch raakt men intiemer bekend met den rijkdom van vormen, waarover onze taal beschikt, om allerlei schakeeringen van eenzelfde hoofdbegrip uit te drukken. Het is dus wel te verklaren, dat het behandelen van zinverwante woorden een veel voorkomende en hoogst practische examen-opgave vormt. Toch mag het zeker verwondering baren, dat het Nederlandsch slechts weinig werken over dit belangrijk onderdeel der levende taal bezit. Na het thans verouderde „Woordenboek” van Weiland en Landré (1821, 3 dln.) is slechts één werk verschenen, aan de studie der synoniemen gewijd. Dit gunstig bekende „Handboek van Ned. Synoniemen”, door J. V. Hendriks (D. Mijs, ƒ2.50), dat verre boven onzen lof verheven is, kan echter als eerste studieboek bezwaarlijk gebruikt worden: het geeft uit den aard der zaak te veel stof bij te weinig oefeningen. Het kwam mij daarom niet ondienstig voor, uit den rijken voorraad onzer synoniemen een keuze te doen, om zoo noodig een grondiger en uitvoeriger behandeling van dit onderwerp voor te bereiden.
Ik heb bij het schrijven van dit werkje een geleidelijke opklimming in het oog gehouden en zeer veel plaats aan oefeningen ter toepassing ingeruimd. Hierdoor vlei ik mij, dat dit boekje gebruikt kan worden op onze Normaal- en Hoogere Burgerscholen, op onze Gymnasia en misschien ook bij de studie voor de hoofdacte.
Welwillende opmerkingen, die de bruikbaarheid kunnen verhoogen, zullen mij steeds welkom zijn.
1904.
BIJ DEN TWEEDEN DRUK.
De tweede druk is zoo goed als ongewijzigd gebleven.
Van geachte zijde werd mij er op gewezen, dat ik van Hendriks een wel wat al te ruim gebruik zou gemaakt hebben. Waar deze schrijver niet schroomde dikwijls Landré en Weiland woordelijk te volgen, meende ook ik daartoe het recht te mogen hebben. Bovendien heb ik, evenals hij, van het Woordenboek der Ned. Taal een ijverig gebruik gemaakt, terwijl ik verder nog raadpleegde: Kuypers Woordenboek, dr. Nassau's Geschriften en een paar Duitsche werken. Ik heb dus, als zoo menig compilator, toegepast: „Je prends mon bien où je le trouve”, daarbij steeds voor oogen houdende, dat mijn werkje vóór alles practisch moest zijn. Uit de gunstige recensies en uit het vrij spoedig verschijnen van den 2en druk, meen ik te mogen besluiten, dat het bruikbaar bevonden wordt voor het doel, dat ik beoogde.
1907.
BIJ DEN DERDEN DRUK.
De derde druk is vermeerderd met een „Aanhangsel”, waarin nog een groot aantal (± 50 reeksen) der voornaamste synoniemen op meer beknopte wijze zijn behandeld. Aan den gebruiker is het—bij wijze van oefening—overgelaten zelf de voorbeelden ter toepassing te zoeken. Ik mag mij vleien, dat daardoor de bruikbaarheid van het werkje nog is toegenomen. (De prijs is niet verhoogd.)
1909.
BIJ DEN VIERDEN DRUK.
Baarn, Maart 1912.
T. PLUIM.