Читать книгу GRONDBEGINSELEN KOUDETECHNIEK / In twee talen Nederlands/Engels - Volker Stamer - Страница 41

Оглавление

43

Koeltechnische specificaties // Refrigeration parameters

f) Oververhitting = koudemiddeltemperatuur aan de

compressorintrede – verdampingstemperatuur

Δto2h = tV1h – to = 8°C – (–2°C) = 10 K

3.3

Vloeistofonderkoeling

3.3.1

Oorzaken van onderkoeling, definitie

Het expansieorgaan verlaagt het drukniveau van het

koudemiddel na het vloeibaar maken (verdampings-

druk). Voor een optimale werking moet bij de intrede

van het ventiel zuivere vloeistof aanwezig zijn. Figuurlijk

gesproken moet het koudemiddel zich door een vernau-

wing (duse) ‚persen‘. Gasvormig koudemiddel neemt in

vergelijking met een vloeibaar koudemiddel aanzienlijk

meer volume in. Dientengevolge heeft het gasvormige

koudemiddel meer tijd nodig om zich door deze ‚duse‘ te

‚persen‘. Het gasvormige koudemiddel vóór het expan-

sieventiel vermindert de doorstroomsneleid, wat resul-

teert in een te lage toevoer van koudemiddel naar de

verdamper (verhoogde oververhitting). Dit kan gepaard

gaan met sissende geluiden.

Fig. 7 Gasbellen vóór de duse

Bubbles upstream of the throttle gap (orifice) [BITZER]

Wanneer het koelsysteem nu zo is ontworpen, dat

de "inlaat van het expansieorgaan" zich direct aan

het einde van het condensatieproces bevindt, dan

kunnen er bij de geringste fluctuaties in de bedrijfsom-

standigheden, of bij een drukval in de leiding, vóór het

expansieorgaan bellen ontstaan.

Maatregelen voor een gegarandeerde vloeistof-

toevoer bij het expansieventiel:

Een mogelijkheid om gasbelvorming te voorkomen is

het installeren van een vloeistofvat (zie fig. 8). De

gasbellen worden hierin door de zwaartekracht van de

vloeistof gescheiden. In het hier getoonde reservoir

verlaat de vloeistof via de onderzijde het vloeistofvat en

wordt via de vloeistofleiding naar het expansieventiel

gevoerd. Het peil kan worden gecontroleerd met behulp

van kijkglazen.

f) Superheat = refrigerant temperature at compressor

inlet – evaporation temperature

Δto2h = tV1h – to = 8°C – (–2°C) = 10 K

3.3

Liquid subcooling

3.3.1

Reasons for subcooling, definition

The expansion device has the task of reducing the

refrigerant to a lower pressure level (evaporation

pressure) following the condensation process. For

optimum function, pure liquid must be present at the

valve inlet. Figuratively speaking, the refrigerant must

‘force’ itself through a constriction (throttle gap). Com-

pared to the liquid state, gaseous refrigerant occupies

a much greater volume. Consequently, the gaseous

refrigerant requires more time to ‘force’ itself through

the constriction. Gaseous refrigerant upstream of the

expansion valve reduces the flow rate and leads to

refrigerant undersupply in the evaporator (increased

superheat). This can also lead to hissing noises.

If the refrigeration system is now operated such that

the ‘expansion device inlet’ status lies directly at the

end of the condensing process, bubbles upstream of

the expansion device may occur given the slightest

fluctuation in the operating conditions or a pressure

drop in the pipe.

Measures to ensure liquid at the expansion valve:

One option for preventing bubble formation is to install

a high pressure receiver (see Fig. 8). Here, gas

bubbles are separated from the liquid using gravity. In

the receiver shown here, the liquid is removed at the

bottom and transferred through the liquid line to the

expansion valve. It is possible to check the level using

sight glasses.

GRONDBEGINSELEN KOUDETECHNIEK / In twee talen Nederlands/Engels

Подняться наверх