Читать книгу Oudewater en omtrek, Geologisch, Mythologisch en Geschiedkundig Geschetst - Willem Cornelis van Zijll - Страница 50
PLANTEN- EN BOOMENDIENST.
ОглавлениеDe Misteltein, waarmede naar Baldur werd geschoten; de Baldursbra, aan Baldur gewijd; de Elfrank (Solanum Dulcamarum), welligt aan de Alven herinnerende, en de Pinksterbloem (uit het geslacht der Iris) waren welligt allen planten die men vereerde.
Gaarne rangschikten wij hieronder nog: de kikkerbloem, (Chaerophyllum silvester) die men op Vuige Pinksteren aan de woningen hangt.
In het Christendom zelfs hield de gedachte aan deze vereering nog zóó stand onder het volk dat ook toen nog bijgeloof aan planten geschonken werd; zoo verhaalt men van eene plant met roode vlekken, dat deze onder het kruis zijnde van den Zaligmaker, met bloed bevlekt werd en sedert altijd met roode vlekken op de bladeren is.
Ook aan de klaverplant met meer dan gewone bladen, »waarvoor de boeren zooveel geld bieden” volgens de overlevering, is welligt bijgeloof verbonden. Bij laatstgenoemden bleef immers het langst het bijgeloof aanwezig, en dikwijls treft men nog een »klaver van vieren” in boeken bij hen aan.
Dat ook boomen vereerd werden, is ontegenzeggelijk. De heer van den Bergh zelfs1, die geenszins spoedig iets aanneemt, twijfelt hieraan niet, evenmin als andere schrijvers.
De vlier-, wilgen-, esch-, noten- en perenboomen gist men te zijn vereerd, eveneens als de hazelaren (asenlaar) waarvan van den Bergh zegt dat zij het hout leverden voor tooverroeden en wigchelstokken, vonderhouten genaamd.
Bijzonder echter waren de eik en de linde gewijde boomen. Van eerstgenoemde vindt men meer dan één voorbeeld aangehaald. Op ’s Grevehof in Zutphen werd het leengerigt gehouden onder een eik en linde. Nog meerdere worden vermeld in genoemd werk, o.a. deze uit Wolff’s Niederl. Sagen: Een man ging des avonds laat van Koekelenberg naar Molenbeek. Onder weg moest hij een overouden eik voorbij, waarvan de stam reeds geheel hol was. Daar komende zag hij eene vlam om den boom spelen, en toen hij wilde zien wat dat was, hoorde hij eene vreeselijke en holle stem die hem toeriep: »gaat aan; voor u is de dag, de nacht is voor mij!” en bij elk woord schoot eene vlam uit den boom.
Hier is, zoo leest men verder, duidelijk eene herinnering aan de heidensche godsdienst, die met den val van het heidendom van de menschen verlaten, alleen bij nacht spoken mag. Waarschijnlijk ziet het op Thunar of Wodan.
Aan den gewijden eik, zegt Buddingh, legden de eerste evangeliepredikers de bijl, zooals bijv. Willibrord en Bonifacius, die zich daardoor in hunnen geloofsijver wel eens moeijelijkheden berokkenden; doch hoezeer ook de gewijde eiken vielen, de vereering, de aanbidding hield zelfs hier en elders nog in de middeleeuwen stand.
Nog worden in onzen omtrek veelvuldig de sporen van eikenboomen onder het grondhout aangetroffen.
De lindeboom was als boom der liefde bekend. Ook hiervan konden wij voorbeelden aanhalen; alleen zeggen wij, dat die ook niet allen bij de prediking van het Christendom gevallen zullen zijn.
Onder meer andere groote lindenboomen noemt van den Bergh de lindenboomen die het heidensch altaar overschaduwen op de Lage Vuursche, doch deze zijn niet te vergelijken met de reusachtige linde in deze plaats staande en bij oud en jong bekend onder den naam